Sinds 2014 beslissen de inwoners van district Antwerpen elk jaar over 10% van het districtsbudget, momenteel 1,4 miljoen euro. Bewoners bepalen samen wat ze belangrijk vinden voor hun district en stellen zelf projecten voor. Een belangrijk pijnpunt dat uit de in 2021 uitgevoerde evaluatie van de Antwerpse burgerbegroting naar boven kwam, was dat niet elke wijk even actief deelnam aan het traject. Via buurtcoaches zal het district de wijk Luchtbal actiever proberen te betrekken bij de burgerbegroting. Het is illustratief voor een uitdaging waar lokale besturen mee geconfronteerd worden: hoe voorkom je dat de ene wijk meer betrokken is dan de andere? Hoe voorzie je in (evenwichtige of evenwaardige) geografische nabijheid tussen bestuur en burger? De lopende trajecten voor vrijwillige gemeentefusies en de regiovorming maken deze uitdaging des te meer relevant. Hoewel schaalvergroting niet per se leidt tot minder betrokkenheid van burgers, is het wenselijk om stimulerende methodieken aan te bieden aan de lokale besturen. Daarom brengt de VVSG in samenwerking met Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Bart Somers en het Agentschap Binnenlands Bestuur een aantal instrumenten in kaart om geografische nabijheid te bevorderen.
Nabijheid wijst op een verbondenheid met de lokale gemeenschap, wat bevorderd wordt door burgers actief te betrekken en zich te laten engageren voor hun lokale gemeenschap. Deze nota focust daarom op de vraag hoe lokale besturen een zeker geografische evenwicht kunnen garanderen op vlak van burgerbetrokkenheid. Onze werkwijze verliep als volgt: eerst inventariseerden we praktijken die geografische betrokkenheid bevorderen. De inventaris van het labo lokale burgerparticipatie was hier de voornaamste bron van. Vervolgens poogden we praktijken te clusteren en theoretisch af te bakenen. Dat resulteerde in deze inspiratienota, waarin we telkens de theoretische methodieken koppelen aan enkele praktijkvoorbeelden.
Enkele kanttekeningen bij deze nota:
- We beogen instrumenten die mikken op geografische nabijheid in het nieuwe (dus grotere) bestuur. De werkzaamheden gaan expliciet niet over burgerbetrokkenheid in de fase voorafgaand aan gemeentefusies.
- Zoals vermeld gaan we er niet van uit dat schaalvergroting leidt tot minder nabijheid. De SERV merkte bijvoorbeeld al op dat “nabijheid ook een andere invulling krijgt in het digitale tijdperk. Die evolutie maakt dat de traditionele, fysieke dienstverlening van een kleiner bestuur in de praktijk soms verder kan afstaan van de burger dan de gedigitaliseerde dienstverlening van een groter bestuur”. De impact van digitalisering op de geografische nabijheid wordt daarom ook verder besproken in deze nota.
- Niet elk lokaal bestuur heeft dezelfde financiële- en HR-capaciteit om geografische betrokkenheid van burgers te vergroten. Daarom proberen we in deze nota een brede waaier aan methodieken aan bod te brengen, rekening houdend met de verschillende capaciteiten van de lokale besturen.
- De instrumenten in deze nota kunnen meestal naast elkaar bestaan. Het ene sluit het andere dus niet per se uit. Integendeel: vaak vullen ze elkaar goed aan.
Instrumenten ter bevordering van evenwichtige geografische burgerbetrokkenheid
In wat volgt bespreken we veertien instrumenten die een evenwichtige geografische burgerbetrokkenheid bevorderen. We kozen hierbij voor een volgorde gaande van laagdrempelig en kleinschalig tot meer verregaande instrumenten.
Conclusie
Een ‘slapende’ wijk wakker schudden, of een connectie maken met een nieuwe deelgemeente na een fusie, het is niet altijd evident. De tools in deze inspiratienota zijn geen zaligmakende middelen, maar kunnen wel helpen. De lijst in deze nota is bovendien niet exhaustief. Enkele slotbeschouwingen.
- Ten eerste is op te merken dat schaalvergroting via bijvoorbeeld een gemeentefusie, niet per se de kloof tussen burgers en het lokaal bestuur vergroot. Zoals de SERV terecht al opmerkte, hoeft lokale verbondenheid niet samen te vallen met de geografische grenzen van een lokaal bestuur. Zeker in grotere gemeenten voelen burgers zich immers nauwer verbonden met een wijk, buurt of deelgemeente dan met de gemeente. Voor elk lokaal bestuur blijft het dan ook van belang om geografisch overal even aanwezig te zijn, hetgeen deze nota tracht te benadrukken.
- Een gemeentefusie brengt soms verschillende politieke culturen samen in één lokaal bestuur. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een gemeente, die absoluut geen participatieve cultuur heeft, fuseert met een gemeente die wel een participatieve cultuur heeft. De logische verwachting is dan dat de (nieuwe) deelgemeente zonder participatieve cultuur heel veel inspanning vraagt om een culturele omslag te realiseren. De ervaring uit Deinze leert echter dat die nieuwe cultuur al redelijk snel ingang kan vinden: deelgemeente Nevele bleek er bij het eerste participatietraject sinds de fusie bijvoorbeeld een enorm actieve deelgemeente, hoewel er voordien nog geen participatiecultuur aanwezig was.
- Er wordt vaak gezegd dat het betrekken van burgers zorgt voor meer vertrouwen van burgers in de (lokale) politiek. Het kan ook omgekeerd zijn: als bepaalde verwachtingen niet ingelost worden, gaat participatie net het vertrouwen doen dalen. Vandaar ook dat vaak geadviseerd wordt om kleinschalig te beginnen, om een basisvertrouwen tussen de inwoners van een (nieuwe) deelgemeente en het lokaal bestuur te creëren.
- Ten slotte willen we benadrukken dat elke wijk, buurt of deelgemeente een eigenheid heeft waarmee je rekening kunt houden bij het vormgeven van samenwerkingen. Burgerparticipatie is maatwerk. Copy-paste kan dus gevaarlijk zijn. ‘Bezint eer je begint’ is dan ook een belangrijke leuze in de burgerparticipatiewereld. De VVSG reikte al enkele handvaten aan om je te bezinnen voor je aan participatie begint. De randvoorwaarden om aan burgerparticipatie te doen kan je hier raadplegen.