Hoe neem je ontslag als raadslid?

Het kan zijn dat een mandaat als raadslid toch niet is wat je op voorhand dacht dat het zou zijn, of dat er andere omstandigheden zijn die maken dat je ontslag wil nemen. Dat kan altijd, en dat betekent dat je tijdens de huidige bestuursperiode geen raadslid meer zal zijn.

Als raadslid kan je ontslag nemen door dat schriftelijk mee te delen aan de raadsvoorzitter. Het maakt daarbij niet uit of dit via een brief of e-mail gebeurt. Belangrijk is dat je vanaf dan het ontslag niet meer kan intrekken. Het is dus definitief.

Je blijft wel raadslid tot je opvolger de eed heeft afgelegd, behalve als je ontslag het gevolg is van een onverenigbaarheid.

Het volstaat om enkel als gemeenteraadslid ontslag te nemen. Sinds 2019 zijn de mandaten van gemeente- en OCMW-raadslid aan elkaar gekoppeld en impliceert het ontslag van gemeenteraadslid ook dat van OCMW-raadslid.

Kan een raadslid rechtstreeks een personeelslid aanspreken en die een opdracht geven?

Strikt gezien kan dat niet en moet een raadslid zich steeds eerst wenden tot de algemeen directeur.

Nochtans is het cruciaal dat politiek en administratie goed samenwerken. Een lokaal bestuur steunt immers op twee belangrijke pijlers: de politieke en de ambtelijke. De politieke component zorgt voor de beleidsbeslissingen. De lokale administratie bereidt het beleid voor en zorgt voor de uitvoering. Cruciaal daarbij is de rol van de algemeen directeur die de leiding heeft over de administratie en die samen met het managementteam de organisatie ambtelijk stuurt. Wanneer je als raadslid vragen of problemen hebt, dan kan je steeds de algemeen directeur contacteren. De algemeen directeur zal je dan verder helpen of doorsturen naar een personeelslid.

Hou er ook rekening mee dat er mogelijk bepalingen staan in het huishoudelijk reglement en de deontologische code over het contact met de administratie. Dienstbetoon waarbij dossierbehandelaars aangesproken worden, kan bijvoorbeeld niet.

Een individueel raadslid heeft uitgebreide rechten, maar kan geen opdrachten geven aan het personeel. Dat kan ook niet aan de algemeen directeur. Het geven van een opdracht kan enkel als de raad als orgaan daartoe zou beslissen.

Als politicus kan je niet aan dienstbetoon doen. Je kan daarvoor ook geen dossierbehandelaars contacteren. Als raadslid heb je immers geen individuele beslissingsbevoegdheid hierin en je mag de schijn niet doen ontstaan dat dit wel zo zou zijn. Ook mag je personeelsleden niet onder druk zetten. Het is dan ook belangrijk steeds te werken binnen de krijtlijnen van de deontologische code(s).

Kan een raadslid permante toegang vragen tot het hele intranet van gemeente of OCMW?

Dat is niet de bedoeling. Het DLB bevat twee verschillende soorten inzagerecht voor de raadsleden:

  1. Specifiek voor het voorbereiden van de raadsvergadering

    Art. 20 van het DLB regelt het specifieke inzagerecht voor de documenten die bij de volgende raadsvergadering horen. Deze zaken kan men dus via een intranet perfect ter beschikking stellen van de raadsleden ter voorbereiding van de vergadering. De finaliteit van dit specifieke inzagerecht is om de vergadering makkelijker voor te bereiden. Eens de vergadering gedaan is, eindigt deze (verregaande vorm) van inzagerecht. Voor niet-gevoelige dossiers is het uiteraard geen probleem toch langer inzage mogelijk te maken, maar het bestuur is daar zeker niet toe verplicht.
     
  2. Algemene inzagevragen

    Het specifieke inzagerecht betekent niet dat je als raadslid daarnaast geen inzage kan vragen in stukken die niet bij de agenda van de raad horen. Maar dat is juist het verschil: het gaat (buiten de context van het voorbereiden van een vergadering) om een inzagerecht op vraag, geen permanente terbeschikkingstelling van gegevens en zeker geen algemene toegang tot het intranet. Het is ook niet omdat iets één keer op de raad is gekomen, dat die gegevens of documenten permanent inzienbaar moeten zijn door de raadsleden op elk moment.

    Wil een raadslid bepaalde dossiers inzien los van de agenda van de raadsvergadering, dan kan dat, maar dan op basis van het algemene (en verder in het huishoudelijk reglement zelf te regelen) inzagerecht, dat geldt voor alle stukken (heel ruim) van zaken die niet bij de agenda voor de volgende vergadering horen.

    Dat inzagerecht is geregeld in art. 29 en art. 75 van DLB. Hier (voor het algemene inzagerecht dus) is door de decreetgever geen elektronische inzage geregeld, maar het kan wel als het huishoudelijk reglement dat bepaalt.

Geen permanente toegang tot het hele intranet
Het staat niet letterlijk bij het specifieke inzagerecht, maar als we dat samenleggen met de bepalingen van het algemeen inzagerecht, kunnen we niet anders dan concluderen dat het niet de bedoeling is dat raadsleden een permanente toegang hebben tot alle dossiers via een intranet. Dat kan enkel binnen een bepaald decretaal doel: in de periode voorafgaand aan en voor de nodige stukken voor de voorbereiding van de raadsvergadering. Voor niet-gevoelige dossiers is dat geen probleem, maar sommige dossiers gaan bijvoorbeeld over personen.  Stelt men die dossiers na de vergadering nog permanent ter beschikking, dan is dat niet alleen strijdig met het DLB, maar ook met de privacy- en algemene veiligheidsregels.  Dat is niet de bedoeling.

Kan je als raadslid beschermde gegevens delen met collega-raadsleden?

Of men gegevens kan delen, hangt in eerste instantie af van de aard van die gegevens.

Wanneer het om gewone openbare informatie gaat die iedere burger kan opvragen, dan is er juridisch geen probleem om deze te delen, en al zeker niet met collega-raadsleden. Maar opgelet, het is ook niet zo dat je zomaar alles intern kan delen. Toch is er veel mogelijk.

Zeker wanneer het gaat over het beroepsgeheim, moet een raadslid zeer voorzichtig blijven. Hoewel het beroepsgeheim door de wetgever als een persoonlijke verplichting wordt bestempeld, houden de rechtspraak en de rechtsleer binnen het hulpverleningskader ook rekening met gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim. Hiermee wordt hoofdzakelijk bedoeld het doorgeven van informatie binnen eenzelfde team, dienst of organisatie. Dit maakt meteen ook dat alle teamleden, leden van de dienst of van de organisatie die bij deze deling van vertrouwelijke informatie betrokken zijn, ook het beroepsgeheim moeten respecteren. Dit geldt ook voor informatie-uitwisseling tijdens informele gesprekken. Deze principes maken dat men meestal geen problemen moet verwachten als men onder gemeenteraadsleden van de eigen fractie dergelijke zaken bespreekt. Maar dan lijkt het alleen aangewezen als het noodzakelijk is. Vertrouwelijke gegevens moeten maximaal beschermd worden, en kunnen dus enkel gedeeld worden als dat nodig is en in verhouding is tot het doel.

Als raadslid kan je meer delen met collega-raadsleden dan met niet-gemeenteraadsleden (bijvoorbeeld op een lokaal partijbestuur), maar vraag je altijd af of delen echt nodig is. 

Kan je als raadslid beschermde gegevens delen met de lokale partijraad?

Het is heel moeilijk die vraag in het algemeen te beantwoorden.

Raadsleden hebben een erg ruim inzagerecht om hun taak goed te kunnen uitoefenen, maar daartegenover staan er ook belangrijke plichten. Zo moeten vertrouwelijke gegevens beschermd worden. Er is dus wel degelijk een verschil tussen het delen van vertrouwelijke informatie met collega-raadsleden en het delen met niet-raadsleden, zoals bv. partijgenoten. Die laatsten zijn immers te beschouwen als derden die niet behoren tot het lokaal bestuur.

Of men gegevens kan delen met derden, hangt in eerste instantie af van de aard van die gegevens.

Wanneer het om gewone openbare informatie gaat die iedere burger kan opvragen, dan is er juridisch geen probleem om deze te delen. Die informatie kan juridisch dan ook probleemloos overgemaakt worden aan niet-gemeenteraadsleden. Hoogstens gaat men in tegen gemaakte interne afspraken, wat uiteraard niet hoffelijk is, maar men riskeert geen gerechtelijke problemen.

Dat verandert mogelijk wanneer het gaat om zaken die niet zomaar door elke burger in te kijken zijn. Zie daarvoor de uitzonderingen op de openbaarheid die ingeschreven zijn in het Bestuursdecreet (art. II.33 e.v.). Bepaalde informatie mág niet gedeeld worden.

De verantwoordelijkheid voor het delen van informatie ligt bij het raadslid zelf. Voorzichtigheid en het besef dat niet alle informatie gedeeld mag worden, zijn dan ook erg belangrijk. Het is immers niet altijd makkelijk om concreet in te schatten welke informatie gedeeld kan worden en welke niet.

Deelt men toch vertrouwelijke informatie, dan kan dat gevolgen hebben. We denken daarbij in eerste instantie aan:

  • een procedure die kan leiden tot een strafrechtelijke veroordeling voor schending van het beroepsgeheim;
  • een procedure die kan leiden tot een burgerrechtelijke veroordeling met schadevergoeding.

Wat zijn de mogelijke gevolgen voor een raadslid dat de deontologische code schendt?

De voornaamste bedoeling van een deontologische code is een omgeving scheppen waarbinnen mandatarissen veilig kunnen werken. Wanneer de code echter manifest geschonden wordt, moet dat duidelijk gemaakt worden.

Het grote probleem daarbij is dat de decreetgever geen sanctiemogelijkheden voorziet voor deontologische inbreuken op de code. Wanneer men lokaal een duidelijk signaal wil geven aan mandatarissen die een inbreuk begaan tegen de code, dan moet men dat duidelijk regelen. Enkele belangrijke zaken waarmee men rekening moet houden:

  • Tucht voor raadsleden bestaat niet. Tuchtstraffen zoals een schorsing of een blaam zijn dan ook niet mogelijk. Zelfs voor uitvoerende mandatarissen, waarvoor tucht wel bestaat, is het niet aan het lokale niveau, maar aan de Vlaamse regering om dergelijke sancties uit te spreken. 
  • Het DLB voorziet geen sancties tegen raadsleden, waardoor sommigen stellen dat zelfs een terechtwijzing van een raadslid niet mogelijk is. Dit omdat het dan een verdoken vorm zou zijn van een tuchtsanctie. We willen dat nuanceren. Het klopt dat  een blaam, schorsing, ontslag, e.d. juridisch inderdaad niet mogelijk zijn. Maar wij zijn van mening dat de raad wel altijd kan vaststellen dat bepaald gedrag van een raadslid niet in overeenstemming is met de deontologische code. En wanneer een dergelijke inbreuk vastgesteld wordt, kan de raad het raadslid daar ook op wijzen.
  • We adviseren wel om de vaststelling en beoordeling van inbreuken aan de gemeenteraad/OCMW-raad te laten, na advies van de deontologische commissie. De raad is immers juridisch het sterkste orgaan om daarover iets te zeggen.
  • Wanneer het gaat om mogelijk strafrechtelijke inbreuken, dan is een melding bij politie, parket of Audit Vlaanderen steeds nodig.
  • Een klacht bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur of de gouverneur kan ook, maar die kunnen niet optreden tegen een individueel raadslid. Het toezicht kan hoogstens een moreel advies geven, maar niet sanctioneren.

Voor deontologische standpunten vanuit de VVSG hebben we een reflectiekamer die binnen de VVSG opgericht is om deontologische vragen te bekijken. Bij deze reflectiekamer kunnen lokale besturen terecht voor morele dilemma’s. Dit adviesorgaan bestaat uit experts vanuit de steden en gemeenten, geschoold in de methodiek van het moreel beraad. Voor meer info kan je altijd contact opnemen via reflectiekamer.integriteit@vvsg.be.

Hoe blijft een raadslid op de hoogte van wat er op financieel vlak gebeurt binnen het bestuur?

Raadsleden beslissen in de schoot van de gemeente- en OCMW-raad over de belangrijkste financiële zaken binnen het bestuur, waaronder het vaststellen van het (aangepaste) meerjarenplan en de jaarrekening, het vaststellen van de plaatsingsprocedure en het vaststellen van de voorwaarden van overheidsopdrachten (tenzij dit doorgedelegeerd werd) of het vaststellen van gemeentebelastingen. De raad wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van het in het (aangepaste) meerjarenplan vastgelegde beleid via de opvolgingsrapportering. Deze verplichte rapportering aan de raad over het eerste semester moet vóór eind september gebeuren en biedt minstens een overzicht van de voortgang van de prioritaire acties/actieplannen en van de geraamde en de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven voor het lopende jaar. Daarnaast rapporteert de financieel directeur jaarlijks over de visumcontrole, het debiteurenbeheer, de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole, de evolutie van de budgetten en de financiële risico's. Extra informatie kan een raadslid bekomen via zijn vraag- en inzagerecht.

Hoe interpreteer je of er een rechtstreeks belang is?

Het is in de eerste plaats aan het raadslid zelf om uit te maken of hij/zij aanwezig kan zijn tijdens de bespreking van een punt. Dat is altijd een afweging, zowel op juridisch als deontologisch vlak. 

Deontologisch 
Deontologisch is het van belang te kijken wat de eigen deontologische code daarover zegt. Voor deontologische standpunten van de VVSG is er de reflectiekamer integriteit


Juridisch 
Juridisch moet een afweging gemaakt worden of er een rechtstreeks belang is. De rechtsleer en rechtspraak geven volgende elementen aan: 

1.Het raadslid (of de verwant) moet een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. 
Dat is in principe een materieel of financieel belang en heeft dus een invloed op de inkomsten van het raadslid (of de verwant). 

  • Rechtstreeks betekent dat het belang het raadslid (of de verwant) zelf ten goede komt, of juist niet. 
  • Persoonlijk betekent dat het niet gaat om een collectief belang, waarbij het agendapunt voor een grotere groep mensen van belang is. Een voorbeeld van een collectief belang is de wijziging aan een ruimtelijk structuurplan waarbij een hele wijk betrokken is. 

Aanvullend, maar zeker niet onbelangrijk is de uitspraak van de Raad van State (nr. 143.663 van 26 april 2005) waarin een rechtstreeks belang wordt omschreven als: “alle belangen waarvan het gemeenteraadslid niet met redelijke zekerheid kan worden geacht voldoende afstand te kunnen nemen om de belangen van zijn gemeentebestuur voorrang te verlenen boven zijn persoonlijke belangen (…) Het volstaat dat de gegevens van de zaak aannemelijk maken dat bij beraadslaging in de schoot van de gemeenteraad een belangenvermenging in de persoon van een gemeenteraadslid mogelijk was en dat deze aldus in de verleiding kan komen om zijn belangen op die van de gemeente te laten prevaleren”. 
Een moreel belang speelt dus ook een rol.  

2. Het belang moet actueel zijn bij de bespreking en de beslissing van het agendapunt. 

Wat zijn mogelijke gevolgen voor een raadslid dat onafhankelijk geworden is?

Het is erg moeilijk om in de algemeenheid weer te geven wat de mogelijke gevolgen zijn voor iemand die onafhankelijk geworden is. Duidelijk is dat een raadslid dat niet meer tot de fractie behoort wel een volwaardig lid van de raad blijft met alle rechten en plichten die raadsleden hebben. Toch zijn er ook mogelijke gevolgen voor het raadslid. Hieronder bespreken we enkele situaties:

1. Raadscommissies
Bij de gemeenteraadscommissies zijn er rechtstreekse gevolgen voor wie onafhankelijk wordt: onafhankelijke leden kunnen immers niet meer als lid zetelen in de raadscommissies. Dat kan niet meer als vertegenwoordiger van de fractie (waartoe het raadslid niet meer behoort), maar dat kan ook niet namens een andere fractie. Een onafhankelijk raadslid kan ook geen lid zijn met raadgevende stem. Het betreffende lid mag wel de commissievergaderingen nog bijwonen en heeft er ook spreekrecht. Maar een onafhankelijke heeft geen recht op presentiegeld voor het bijwonen van de commissievergaderingen.

Opgelet: Het bovenstaande geldt niet voor raadscommissies waarvan alle gemeenteraadsleden lid zijn. De commissieleden zetelen daar immers niet als vertegenwoordigers van een fractie, maar omdat ze raadslid zijn. Het al dan niet zetelen als onafhankelijke speelt dan geen rol.

2. Deontologische commissie
Of er gevolgen zijn, moet lokaal bekeken worden. Het decreet lokaal bestuur voorziet enkel dat elke fractie een vertegenwoordiger moet hebben in de deontologische commissie. Die vertegenwoordiger hoeft echter geen raadslid te zijn en hoeft dus ook geen lid van de fractie te zijn. Stel dat de vertegenwoordiger van de fractie echter als onafhankelijke zou gaan zetelen, dan kan dat wel leiden tot een beslissing van de fractie om toch een nieuwe vertegenwoordiger aan te duiden (ipv de onafhankelijke). Dat is de eigen keuze van de fractie.

Behalve dat elke fractie minstens één vertegenwoordiger moet hebben, kan de raad voor de rest helemaal zelf kiezen wie in de deontologische commissie zetelt. Het is dus niet verboden voor de raad om ook onafhankelijke raadsleden expliciet op te nemen. Dat moet dan ingeschreven worden in de lokale deontologische code.

3. Adviesraden 
Raadsleden (dus ook onafhankelijke raadsleden) kunnen niet eisen om als niet-stemgerechtigd lid aan een adviesraad te worden toegevoegd. De gemeenteraad (niet: de fractie) beslist autonoom over de samenstelling van de adviesraden en hoe de adviesraden worden georganiseerd. Het is dus ook de gemeenteraad die beslist of er niet-stemgerechtigde leden kunnen zijn en, indien wel, onder welke voorwaarden dit gebeurt. 

4. politieraad en BCSD
Hier zijn er geen gevolgen voor wie als onafhankelijk raadslid gaat zetelen. In de politieraad en in het BCSD kunnen raadsleden immers niet ontslagen worden. Het betrokken raadslid is er persoonlijk verkozen en kan daar enkel vervangen worden wanneer het zelf vrijwillig ontslag neemt (of eventueel als de einddatum op de akte bereikt wordt). De fractie noch de raad kunnen dat ontslag afdwingen, ook niet als een raadslid onafhankelijk wordt.

5. Raad van bestuur AGB
Hier gaat het om fractievoordrachten waarbij er geen persoonlijke verkiezing is tot het einde van de bestuursperiode. De fractie kan hier dus steeds iemand anders voordragen.
De gemeenteraad moet dit dan wel bevestigen. Het is immers de gemeenteraad die beslist over de benoeming en het ontslag van de bestuurders. 
We raden ook aan de statuten van het AGB te bekijken, om te weten of er iets meer gezegd wordt over het einde van het mandaat van de bestuurders.

6. Gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm
Raad van bestuur:
Het is de gemeenteraad (niet: de fractie) die de vertegenwoordigers van de gemeente voordraagt voor de raad van bestuur. Elke fractie moet echter vertegenwoordigd zijn. Het bevoegde orgaan van het agentschap (voor een vzw: de algemene vergadering) stelt op basis van die voordracht de bestuurders aan. Wordt een raadslid onafhankelijk en is een fractie niet meer vertegenwoordigd, dan zal de fractie een nieuwe kandidaat kunnen voordragen.

Algemene vergadering:
De vertegenwoordigers van de gemeente in de algemene vergadering worden rechtstreeks door en onder de gemeenteraadsleden verkozen. Hier is geen fractievereiste voorzien. Maar ook hier is het niet uitgesloten dat de aanduiding herroepen wordt. De raad (niet: de fractie) beslist daarover.

7. Rechtspersonen op basis van art. 386 DLB
Het gaat hier om deelname van de gemeente in bepaalde vennootschappen, verenigingen en stichtingen die niet vallen onder de vormen van intergemeentelijke samenwerking.
We adviseren om de statuten te bekijken over de aanstelling van de vertegenwoordigers. Is er nog twijfel, dan kan men best de notulen bekijken om na te gaan hoe het betrokken raadslid aangesteld werd. Het zal hier hoogstwaarschijnlijk steeds gaan om een vertegenwoordiger van de raad (niet: de fractie). Het zal dus de raad zijn die beslist om al dan niet (conform de statuten) iemand nieuw aan te duiden. Het veranderen van fractie kan gevolgen hebben, maar enkel als de raad dat wenst.

8. Projectvereniging 
Iedere gemeente wijst een afgevaardigde aan die deelneemt aan de vergaderingen van de raad van bestuur als lid met raadgevende stem. Die afgevaardigden zijn altijd raadsleden in de betrokken gemeenten, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen. Of het betrokken raadslid nu al dan niet uit een fractie stapt, maakt op zich niet uit. Het raadslid is en blijft verkozen op een lijst die geen deel uitmaakt van de meerderheid. Al kan de raad natuurlijk conform de statuten steeds beslissen een ander raadslid aan te duiden. 

9. Dienstverlenende en opdrachthoudende vereniging
De vertegenwoordigers in de algemene vergadering worden rechtstreeks aangewezen door en onder de gemeenteraadsleden. Wenst de raad een nieuwe vertegenwoordiger aan te duiden, dan kan dat (conform de statuten). Voor de raad van bestuur doen de gemeenten een voordracht, waarna de algemene vergadering de bestuurders benoemt.  Een fractie heeft hier dus geen formele rol. Het is de raad die beslist over de vertegenwoordiging in de algemene vergadering of de voordracht voor de raad van bestuur. Het veranderen van fractie kan gevolgen hebben, maar enkel als de raad dat wenst.

10. Welzijnsvereniging
Het is de OCMW-raad die de vertegenwoordigers van het OCMW aanduidt in de organen van de welzijnsvereniging. Enkel de OCMW-raad (en dus niet de fractie) kan beslissen om die vertegenwoordiging stop te zetten. Beslist de raad een vertegenwoordiger terug te trekken, dan is het aan de raadsleden die verkozen zijn op dezelfde lijst als de betrokkene om een nieuwe vertegenwoordiger aan te duiden. Dat is enkel niet het geval als de teruggetrokken vertegenwoordiger aangesteld was als jongste na staking van stemmen. In dat laatste geval kiest de raad een nieuwe vertegenwoordiger.

Meer info over fracties en onafhankelijke raadsleden op deze pagina.