kris snijkers sdg's
Provider image

Nu in al onze parlementen de volksvertegenwoordigers hun eed hebben afgelegd en klaar staan om aan de nieuwe legislatuur te beginnen, lijkt het een goed moment om voor minder regels te pleiten. Laten we starten met een concreet voorbeeld dat het probleem waarmee we in Vlaanderen worstelen mooi illustreert.

Volgende maand vinden er lokale verkiezingen plaats. Na elke verkiezing moet er ook een burgemeester worden aangeduid. De benoeming van de burgemeester wordt geregeld in art. 58 van het decreet over het lokaal bestuur. Dat artikel telt vandaag 444 woorden.

Op 13 oktober treedt er nu een nieuwe versie van dat artikel in werking. Het decreet ter versterking van de lokale democratie wijzigt immers de manier waarop de burgemeester wordt aangeduid. Het nieuwe artikel 58 telt maar liefst 1716 woorden. Dat is bijna vier keer zoveel als het oorspronkelijke! Bovendien roept het allerlei toepassingsvragen op, waarbij de conclusie vaak is dat er tal van potentiële situaties ‘nog niet geregeld zijn’. Dat op zich al is een merkwaardige vaststelling: hoe langer onze regelgevende teksten worden, hoe meer zaken er opduiken die we niet geregeld hebben. Nochtans worden in Vlaanderen al decennialang burgemeesters benoemd na verkiezingen. Dat heeft – op enkele specifieke situaties in de randgemeenten na – nooit onoverkomelijke problemen opgeleverd. En toch blijken we de noodzaak te voelen om de regelgeving op dit vlak in omvang te verviervoudigen.

Dat we in Vlaanderen te veel regels hebben, is niet noodzakelijk de schuld van de juristen onder ons. Ten gronde is dit een politiek probleem met meerdere oorzaken. Ten eerste de neiging van vele politici om voor elk mogelijk probleem een (overheids)oplossing te presenteren. Die oplossingen blijken meestal te bestaan uit het aanstellen van ambtenaren, het voorzien in subsidies of – jawel – het uitvaardigen van nieuwe regels. Op dit vlak zou het verfrissend zijn mochten er in het parlement zo nu en dan eens politici opstaan die zich verzetten tegen dit soort van steekvlampolitiek. Een tweede fundamentele oorzaak ligt in de terughoudendheid om mensen het vertrouwen en een mandaat te geven om bepaalde beslissingen te nemen.

 

Dat we in Vlaanderen te veel regels hebben, is niet noodzakelijk de schuld van de juristen onder ons. Ten gronde is dit een politiek probleem.

Zo wordt er bijvoorbeeld al eens zenuwachtig gereageerd op art. 134 van de Nieuwe Gemeentewet. Dit artikel legt de algemene bevoegdheid om bij veiligheidsproblemen op te treden bij de burgemeester, al moet hij wel verantwoording afleggen aan een democratisch verkozen gemeenteraad. Toch ontstaat al eens de neiging om, in plaats van een algemene bevoegdheid toe te kennen, specifieke en gedetailleerde algoritmes en procedures in regelgeving te verankeren die dan in de praktijk moeilijk toepasbaar blijken.

Een derde oorzaak van het teveel aan regelgeving is de druk vanuit allerlei organisaties om belangen in regelgeving te betonneren. Specifiek voor de lokale besturen speelt daarbij ook een wantrouwen jegens de lokale autonomie. De regelgeving over buitenschoolse opvang en activiteiten is daarvan een mooi voorbeeld. Het budget voor buitenschoolse opvang wordt volledig gedecentraliseerd. De lokale besturen zijn aan zet! Vervolgens wordt – in een uitvoeringsbesluit – geregeld dat die lokale besturen minstens de helft van de middelen moeten besteden aan ‘kleuteropvang met een kwaliteitslabel’. Het is de Vlaamse overheid die die labels toekent, of wat dacht u?

Beste parlementsleden, in de komende legislatuur kunnen jullie hierin grootse dingen verwezenlijken. Daag jullie regeringen uit om minder regelgeving te maken. Maar wees ook voldoende zelfkritisch wanneer jullie ministers bevragen of eigen initiatieven nemen.

 

Kris Snijkers, algemeen directeur van de VVSG
Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal septembe | 2024