kris snijkers.jpg
Provider image

In de afgelopen maanden werden verschillende lokale besturen geconfronteerd met de plotse sluiting van een woonzorgvoorziening. In Beersel en Antwerpen sloten enkele erkende woonzorgcentra van de Franse rusthuisgroep Orpea. Door het faillissement van een kluwen aan vennootschappen rond de Triamant-groep kregen ook Wervik, Sint-Truiden en Bree te maken met een plotse sluiting van een aantal uitbatingen waar bewoners collectief woonden en zorg kregen.

In dit nummer van Lokaal kunt u de getuigenissen van deze laatste drie besturen lezen. Ze schetsen een ontluisterend beeld van de situatie op het terrein, de impact op de bewoners en de druk op de betrokken lokale besturen. Geen woord uit die getuigenissen is overdreven, integendeel. Tijdens een plaatsbezoek van de VVSG samen met het departement Zorg en de betrokken lokale besturen in de periode van het faillissement op de drie sites, stelden we een ronduit hallucinante situatie vast die amper onder woorden te brengen is.

Er is een belangrijk verschil tussen de sluiting bij Orpea en die bij Triamant. In het geval van Orpea ging het om erkende woonzorgcentra; daarvoor staat het proces van sluiting en de verantwoordelijkheid van het lokale bestuur in regelgeving en handreikingen omschreven. Bij Triamant was dat absoluut niet het geval. Het overgrote deel van de uitbatingen was, kennelijk vanuit een bewuste keuze door de initiatiefnemer, niet erkend noch aangemeld. Mensen woonden er collectief en kregen er zorg. Maar juridisch waren dit geen erkende woonzorgcentra of assistentiewoningen. Het departement Zorg heeft de juiste beslissing genomen door ze aan te merken als een illegale uitbating van assistentiewoningen. Een toepassing van de befaamde ‘duck test’ kon ook moeilijk tot een andere conclusie leiden: ‘Als iets eruitziet als een eend, zwemt als een eend en kwaakt als een eend, dan is het waarschijnlijk een eend.’

Hoe is deze situatie kunnen ontstaan? Zonder vergunning iets uitbaten dat lijkt op een kinderopvang voor baby’s en peuters is in Vlaanderen, waar de handhaving de laatste maanden sterk verstrengd is, zo goed als onmogelijk. Wanneer je aan toeristen een kamer verhuurt via Airbnb, ben je verplicht die aan te melden en moet je voldoen aan minimale normen voor brandveiligheid en kwaliteit. Ook daarop is er in Vlaanderen een actieve handhaving. De uitbating van een faciliteit waar 65-plussers collectief wonen en zorg krijgen, kan echter behoorlijk lang onder de radar blijven. Als we de impact van het faillissement van dit soort uitbatingen op de bewoners en de lokale besturen willen vermijden, is het dan niet nodig om op Vlaams niveau in een beter handhavingsbeleid te voorzien? Moet de Vlaamse overheid hier geen rol spelen om signalen over potentiële problemen goed te capteren en er acties aan te koppelen? Deze signalen opvangen hoeft overigens geen taak te zijn die exclusief bij de Vlaamse overheid ligt. Huisartsen, thuisverpleegkundigen en lokale besturen kunnen hierbij ook als ogen en oren op het terrein fungeren. Ze moeten dan wel ergens terechtkunnen met de signalen die ze opvangen.

Behalve over het preventieve luik zijn er uit het Triamant-dossier ook lessen te trekken over de curatieve aanpak. Wie doet wat wanneer het fout afloopt met een uitbating? Het is essentieel dat de Vlaamse overheid de capaciteit van de lokale besturen versterkt met een duidelijke rolverdeling. Het is voor lokale besturen immers niet evident om gedurende een langere periode de zorg – in een private context – over te nemen. In het Triamant-dossier is dit nog enigszins gelukt, omdat de betrokken besturen zelf als zorgactor een goed uitgebouwde publieke dienstverlening hebben. Het uitwerken van draaiboeken en financiële en juridische ondersteuning vormen daarbij ook cruciale succesfactoren.-

 

Kris Snijkers is algemeen directeur van de VVSG | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 11 | 2023