lokaal_20230501_5_opinie.png
Provider image

De kinderopvang krijgt het al een hele tijd zwaar te verduren. De discussie gaat veelal over de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop, de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers en de begeleider-kindratio.

Een recente VIONA-studie, uitgevoerd door Idea Consult en het HIVA (KULeuven), bekeek de sector vanuit een ander perspectief en ging dieper in op de relatie tussen de kinderopvang voor baby’s en peuters en de tewerkstelling in Vlaanderen. Niet geheel onverwacht stellen de onderzoekers een sterk verband vast tussen het gebruik van formele kinderopvang en het arbeidsleven van de ouders.

   

De gebruikers geven aan dat ze dankzij de formele kinderopvang kunnen gaan werken, hun carrière beter kunnen uitbouwen of meer uren kunnen werken. Gebruikers van formele kinderopvang verminderen minder vaak hun werkuren na de geboorte van een kind, waardoor ze ook minder met een daling van hun gezinsinkomen worden geconfronteerd. De kinderopvang heeft wat dat betreft ook een belangrijk effect op de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Werkende moeders die gebruik maken van de kinderopvang, werken vaker voltijds dan diegenen die niet of minder intensief van formele kinderopvang gebruikmaken. Zij geven aan dat ze net dankzij de formele kinderopvang kunnen blijven werken. De VIONA-studie bevestigt daarmee wat het buikgevoel al aangeeft: een voldoende aantal betaalbare plaatsen in een kinderopvang van goede kwaliteit is onmisbaar om een werkzaamheidsgraad van 80% te behalen.

   

Net hier staan we echter voor een uitdaging. Van alle lokale besturen die vandaag kinderopvang organiseren, geeft 96% aan problemen te hebben om kinderbegeleiders te vinden. In de helft van de gevallen heeft dat een effect op het aanbod: openingsuren die verminderd moeten worden, een daling van het aantal kinderen die opgevangen kunnen worden, en dus wachtlijsten. Vorig jaar formuleerde de VVSG negen concrete beleidsvoorstellen om de problemen in de kinderopvang weg te werken. Een aantal daarvan heeft de Vlaamse regering ondertussen al opgepikt. Zo investeerde ze 100 miljoen euro extra voor de opvang van baby’s en peuters en krijgt de publieke sector nu eindelijk ook een gelijke subsidie voor de organisatie van kinderopvang. Er is echter nog een weg af te leggen, en daarvoor blijven we vanuit de VVSG in constructief overleg.

   

De VIONA-studie bevestigt wat het buikgevoel al aangeeft: een voldoende aantal betaalbare opvangplaatsen is onmisbaar
om een werkzaamheidsgraad van 80% te behalen.

 

De decentralisatie van de buitenschoolse opvang is een tweede dossier dat voor de lokale besturen op dit vlak enorm belangrijk is. Het BOA-decreet geeft de lokale besturen de regie in handen om samen met alle lokale spelers een aanbod aan buitenschoolse opvang en activiteiten te ontwikkelen. Met de verschuiving van de verantwoordelijkheid verschuiven ook financiële middelen naar het lokale niveau.

   

We stellen daarbij echter vast dat een derde van de lokale besturen hierdoor meer dan 40% van het huidige gesubsidieerde budget op het grondgebied van de gemeente verliest. De financiële middelen waarin de Vlaamse overheid voorziet, zijn onvoldoende om de ambities van het decreet waar te kunnen maken. Daarbij is het ook belangrijk om aan te stippen dat deze ambities verder reiken dan louter ‘kinderopvang’. Het BOA-decreet gaat uit van samenwerking tussen initiatiefnemers van het onderwijs, jeugd, sport en cultuur om aan de kinderen een degelijk en aantrekkelijk aanbod te kunnen geven. Een (financieel) engagement vanuit alle betrokken beleidsdomeinen is noodzakelijk om dit decreet uit te kunnen voeren. —

Kris Snijkers is algemeen directeur van de VVSG | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 09 | 2023