De toekomst: Vlaanderen zal morgen superdiverser zijn dan vandaag
Bij de oudere bevolkingsgroepen zijn er maar weinig
mensen met een migratieachtergrond, bij de kinderen
vormen ze in alle centrumsteden de meerderheid. En
dus staat het vast dat Vlaanderen morgen diverser zal
zijn dan vandaag. En niet alleen in de centrumsteden,
ook in de kleinere steden en in nog overwegend witte
gemeenten. ‘Superdiversiteit wordt het nieuwe normaal,
lokale besturen kunnen zich daar maar beter goed op
voorbereiden,’ zegt hoogleraar Dirk Geldof.
Dirk Geldof is socioloog en werkt voor het Kenniscentrum Gezinswetenschappen van de Odisee Hogeschool campus Schaarbeek. Hij doet er onderzoek naar migratie, vluchtelingen en het superdivers worden van de samenleving. Als hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen faculteit Ontwerpwetenschappen doceert hij stadssociologie aan studenten architectuur. Hij is coauteur van het boek Superdivers Vlaanderen: geografie van een nieuwe realiteit dat op 11 oktober werd voorgesteld.
‘Het concept superdiversiteit is vijftien jaar geleden voor het eerst gebruikt door Steve Vertovec om de bevolkingsverandering in Londen te omschrijven. Superdiversiteit is geen synoniem van de multiculturele samenleving omdat die nog uitgaat van het naast elkaar leven van verschillende culturen. Het is ook niet hetzelfde als de bredere term diversiteit die over afkomst kan gaan maar evengoed over leeftijd, gender, beperking enzovoort. Superdiversiteit duidt het steeds diverser én complexer worden van de bevolkingssamenstelling aan, als gevolg van migratieprocessen. De bevolkingssamenstelling is nog nooit zo complex geweest als vandaag.’
‘Superdiversiteit kun je definiëren langs drie assen. De eerste is de aangroei van het aandeel mensen met een migratieachtergrond, puur kwantitatief. De tweede en belangrijkste as is de toename van de diversiteit in de diversiteit: steeds meer landen van herkomst, meertaligheid, religieuze achtergronden, socio-economische verschillen, verschillen in verblijfsstatus, werkend/niet werkend, gelovig/niet gelovig enzovoort. Zelfs binnen een gemeenschap of familie. Het heeft geen zin meer om te spreken over dé Marokkanen, dé Turken, dé moslims, dé Nederlanders, dé Walen, dé Vlamingen. Die zogenaamd homogene groepen worden steeds diverser. Tegelijkertijd delen we veel met mensen van een andere origine. De studenten in de aula hebben over de etnische grenzen heen veel meer met elkaar gemeen dan met hun grootouders. Ten slotte wijst superdiversiteit ook op het langzame en moeizame proces van normalisering. Op steeds meer plekken wordt superdiversiteit het nieuwe normaal.’
‘Als we kijken naar de bevolkingsgegevens van 1990 tot 2020, neemt de superdiversiteit overal in Vlaanderen toe, maar de schaal en de snelheid verschillen sterk van gemeente tot gemeente. Globaal is Vlaanderen nog nooit zo divers geweest als vandaag. Het zal ook nooit meer zo wit zijn als vandaag. Morgen is Vlaanderen superdiverser dan vandaag, overmorgen superdiverser dan morgen. Dat zal niet zozeer het gevolg zijn van het migratiebeleid, maar vooral van de demografische structuur van de bevolking.
Kijk je naar de oudste inwoners van Vlaanderen, dan vind je amper mensen met een migratieachtergrond. Bij de -25-jarigen daarentegen heeft één op de drie een migratieachtergrond. In Brussel of Antwerpen loopt dat op tot 70, 80 procent, in alle centrumsteden minstens de helft van de kinderen. Sluit je vandaag alle grenzen af, dan zullen de komende twintig jaar vooral blanke, autochtone inwoners sterven op hun oude dag. De kinderen van vandaag zullen dan aan de schoolpoort staan om hun kinderen af te halen. De superdiversiteit zal dus onvermijdelijk toenemen.’
‘Twee factoren spelen een belangrijke rol bij de snelheid, schaal en spreiding van superdiversiteit: de demografie van de huidige bevolking en de woningmarkt. Die bepalen op welke plekken welke mensen komen wonen. Een gemeente heeft geen invloed op wanneer mensen overlijden en zeer weinig invloed op wanneer ze beslissen te verhuizen. Maar ze kan wel inschatten wanneer welke huizen zullen vrijkomen. In een wijk met veel oudere bewoners zullen veel woningen op vrij korte termijn van eigenaar of huurder wisselen.
De prijs en de uitrustingsgraad van die woningen zullen dan bepalen wie er komt wonen. Op een dure, alleenstaande villa komen er mensen uit de hogere inkomenscategorie of expats af. Zie de oostkant van Brussel, met vooral een instroom van mensen uit andere EU-landen en OESOlanden. Is het een oude, bescheiden woning aan een gewestweg, dan is de kans groot dat je processen van diversifiëring krijgt met mensen uit Afrika en andere nietEU-regio’s. Kijk naar de westkant van Brussel en de Denderstreek. Een tweede vorm van gekleurde stadsvlucht is die naar kleinere steden met een industrieel verleden, waar de kleine arbeiderswoningen vrijkomen. Denk aan Boom, Temse, Ronse, Ninove. De superdiversiteit vind je dus ook steeds meer buiten de centrumsteden. Tegelijkertijd woont nog zestig procent van de Vlamingen in relatief homogeen witte wijken. Maar de diversifiëring zal zich – weliswaar trager en op kleinere schaal – ook daar doorzetten.’
‘Lokale besturen reageren grosso modo op drie manieren op de groeiende superdiversiteit. De eerste reactie is negatief: we willen geen diversifiëring, we proberen ze tegen te houden. Maar ook in die gemeenten komen er woningen vrij en is er diversifiëring, terwijl je als bestuur wel de polarisatie en het wij-zij-denken versterkt. Een tweede soort reactie is de kleurenblinde aanpak: het gemeentebestuur erkent de diversifiëring maar neemt enkel generieke maatregelen en doet niets specifiek gericht op nieuwkomers. Dat is verdedigbaar, maar je mist kansen om tot ontmoeting en verbinding te komen. Mijn collega’s en ik bepleiten een derde handelwijze: actief inspelen op superdiversifiëring op een divers-sensitieve manier. Dat wil zeggen dat er ook specifiek beleid nodig is. Wijken die diversifiëren, zijn wijken die verjongen.
Dus zijn er meer speelvoorzieningen, sportinfrastructuur en kinderopvangplaatsen nodig. Dat heeft niets te maken met etniciteit, maar met verjonging. Voor alle duidelijkheid, het gaat over de ruimtelijke en sociale behoeften van zowel nieuwe als bestaande bewoners. De gemeente moet bemiddelen, ontmoeting organiseren, ontmijnen waar nodig. Ontmoeting organiseren kan onder meer door een goed ontwerp van de publieke en semipublieke ruimte. Dat vraagt ook management: de gemeente moet zorgen dat een plek proper blijft, dat iedereen er welkom is en zich veilig voelt. Ze moet aanwezig zijn, met maatschappelijk werkers, groenarbeiders, politieagenten. Park Spoor Noord in Antwerpen werkt omdat er een zichtbaar en onzichtbaar management van die plek is. Dus, je hoeft superdiversiteit niet te omarmen, maar erken ze en ga er op een actieve, verbindende, positieve manier mee om.’
‘Onderzoek van diversifiëring op wijkniveau toont aan dat de leefkwaliteit in superdiverse wijken, met uitzondering van de expatwijken, aanzienlijk lager ligt dan in witte wijken. Ze hebben veel minder privé- en publiek groen hoewel het de jongste en meest kinderrijke wijken zijn. En dus groeien steeds meer kinderen op in wijken met een hoger armoederisico en weinig speelruimte. Een deel van het antwoord over omgaan met superdiversiteit heeft vooral te maken met kwaliteit van wonen, in het huis en de wijk. Een lokaal bestuur heeft daar grip op via het eigen patrimonium, grond- en pandenbeleid, onderhandelingen met verkavelaars. Dat vraagt een visie op langere termijn.’
‘Hoe dan ook ontbreekt het veel lokale besturen aan slagkracht om met superdiversiteit om te gaan. Het Denderfonds bijvoorbeeld zou een goede hefboom zijn, als er een nul achter het bedrag zou staan. Het Gemeentefonds zou meer rekening moeten houden met gemeenten waar de superdiversiteit snel toeneemt.’ —
Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 11 | 2023