lokaal_20230901_22_toekomst1.png
Provider image

Dirk Van Nuffel maakte zowel de Bende van Nijvel mee als het Heizeldrama en het Octopusakkoord. Vanuit de gemeentepolitie stond hij mee aan de wieg van de grote politiehervorming (1999-2001), en de geïntegreerde politie op twee niveaus is welhaast zijn geesteskind. Dat hij zijn carrière mocht afronden als korpschef in zijn eigen thuisstad Brugge, beschouwt hij zonder meer als een luxe. Hoe kijkt hij naar de lokale politie van de toekomst?

Dirk Van Nuffel startte zijn loopbaan in 1984 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken als adviseur politie en veiligheidsbeleid. Vanaf 1992 was hij korpschef van achtereenvolgens gemeentepolitie Knokke-Heist, politiezone Damme-Knokke-Heist en politiezone Brugge, waar hij op 30 juni 2023 met pensioen ging. In de periode 1999 tot 2001 was hij lid van de ambtelijke werkgroep die de grote politiehervorming in België moest uitvoeren. Tussen 2001 en 2011 was hij voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie.

 

‘Het unieke Belgische model van de geïntegreerde politie staat vandaag onder spanning. De federale politie slaagt er niet meer in het principe van subsidiariteit en ondersteuning ten overstaan van de lokale politie in te vullen, omdat ze kapot is bespaard. Besparingen zijn niet per se slecht, ze zetten je op scherp. Maar nu wegen ze zelfs op de arbeidsethiek van de federale politie, wat jammer is, want daar zitten veel geëngageerde mensen. Steden en gemeenten hebben budgettair soelaas gebracht voor de politiezones en hebben dynamiek op gang gebracht, zeker op het vlak van digitalisering. Dat is positief.

 

Welk politiemodel willen we dan voor de toekomst? Een decentraal model zoals nu? Een heruitgave van een gedeconcentreerd nationaal model zoals de toenmalige rijkswacht? Hoe dan ook zal er een tweesporenbeleid nodig zijn, met nieuwe budgettaire injecties aan de federale kant, en de nodige samenwerkingsovereenkomsten. Schaalverandering wordt een discussie. De politiezones zullen qua schaal naar elkaar toe moeten groeien. De Referentieregio’s van de Vlaamse overheid zijn daarbij een interessant gegeven, ze vallen ook samen met of zijn afgestemd op andere regio’s en realiteiten, zoals de eerstelijnszones voor gezondheidszorg en de vervoerregio’s. Je hebt een holistisch model nodig, anders krijg je meer bestuurlijke verrommeling. Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan.’

 

‘De kracht van het lokale perspectief moet blijven, dat moeten we bewaken en stimuleren: politiewerk bestaat ook binnen een lokaal veiligheidsbeleid als breed, integraal gegeven. De gemeenteraden moeten hierin hun rol blijven spelen. Anderzijds is daar ook vernieuwde beleidsmatige aandacht voor politiewerk welkom. De uitdagingen zijn talrijk en evolueren snel. We moeten nadenken over capaciteit. Nu hebben we voor een incident standaard twee ploegen inzetbaar, en dat is ook dikwijls echt nodig, maar blijft het houdbaar?

 

De aard van de interventies is ondertussen veranderd. Cybercriminaliteit heeft haar intrede gedaan in diverse vormen, een lokale politie zonder computer crime unit is ondenkbaar geworden. Dat brengt aanpassingen aan organisatie, uitrusting en ook opleidingen met zich mee. De problematiek van de opleidingen is prioritair, en hangt nauw samen met die van de rekrutering. We hebben bekwame politiemensen nodig, maar elke politietaak vraagt tegenwoordig zoveel kennis en expertise, die je idealiter onmiddellijk beschikbaar wilt hebben. Ik geloof daarom sterk in de mogelijkheden en knowhow die zij-instromers kunnen inbrengen. Generalisten bestaan niet meer in het politiewerk, het is onmogelijk geworden om nieuwe kandidaten zomaar klaar te stomen voor het hele gamma van politietaken. Dat vraagt een andere manier van werken voor de politieopleiding: een waar we meer modulair gaan werken, ons richten op levenslang leren, de politieopleiding inrichten in samenwerking met het reguliere onderwijs. Jammer genoeg zijn opleidingen een post waarop al snel wordt bespaard.’

Generalisten bestaan niet meer in het politiewerk, het is onmogelijk geworden om nieuwe kandidaten zomaar klaar te stomen voor het hele gamma van politietaken. Dat vraagt een andere manier van werken voor de politieopleiding.

‘Een groot deel van de politiecapaciteit gaat bij wijze van spreken naar het beheer van de waan van de dag. Je moet ook in handhaving kunnen voorzien voor alle decreten. Is dat houdbaar? De Vlaamse overheid zal de lokale politie mee moeten financieren, als zij het politiewerk mee wil sturen. En dan is er het spanningsveld tussen de bestuurlijke en gerechtelijke overheden. De uitvoering van de gezamenlijke veiligheidsplannen en de afspraken daarover laten vaak te wensen over. Met de opkomst van de bestuurlijke handhaving gaat justitie nu schuchter mee, maar van goed overleg is nog niet echt sprake. Het wordt steeds moeilijker om de zonale veiligheidsraden op een zinvolle manier samen te krijgen. Het is uiteindelijk toch de burgemeester die de polsslag van de lokale samenleving aanvoelt. Het bilaterale overleg tussen de korpschef en de burgemeester is daarom essentieel. Het is inhoudelijk ook veel rijker en doeltreffender dan wat er in een zonale veiligheidsraad wordt gezegd.’

 

‘De korpschef van de toekomst? Die moet kunnen netwerken, communiceren en anderen doen communiceren. Hij of zij moet zich beschikbaar opstellen tegenover zowel de burger als de medewerkers. Dat helpt automatisch de organisatie vooruit. Empathie is ook een heel belangrijke eigenschap. En medewerkers voldoende kansen geven voor ontplooiing. “Laat honderd bloemen bloeien” is een motto dat ik voorsta. Een korpschef die een maoïstische uitspraak doet, wie had dat nu verwacht? (lacht) Interne communicatie blijft de achilleshiel van elke politieorganisatie vandaag. Dat heeft te maken met de cultuur die lange tijd eigen is geweest aan de politie.

 

Die culturele component hebben we bij de politiehervorming verwaarloosd. De korpscultuur van de rijkswachter van vroeger bijvoorbeeld, om maar iets te noemen, was diepgeworteld en werkt nog steeds door, we hebben dat onderschat. De sfeer van “bevel is bevel” verschuift nu naar een overlegcultuur. In de algemene werkorganisatie van vandaag staan bovendien principes van work-life balance en flexibele werkomstandigheden hoog aangeschreven, ze behoren tot de normale verwachtingen van werknemers. Dat kan wel wat wringen voor politiewerk en de arbeidsethiek die er tot nog toe mee gepaard ging, voor ons ligt dat wat moeilijker, vooral omdat je verondersteld wordt de continue beschikbaarheid van de dienst te garanderen.’

De burgemeester voelt de polsslag van de lokale samenleving, daarom is het bilaterale overleg tussen de korpschef en de burgemeester essentieel.

‘Het maatschappelijke engagement van de politie is een element waarop ik altijd heb gehamerd. Ik blijf het credo uitdragen dat de politie evenzeer een dienstverlenende als een misdaadbestrijdende organisatie is en moet zijn. Ik ben een voorstander van community-based, gemeenschapsgericht politiewerk. We moeten die cultuur van dienstbaarheid blijven voeden en ons niet louter terugplooien op de zogenaamde crime fighting component. De maatschappij is veranderd, de burger is mondiger geworden, maar de mate waarin burgers een beroep doen op de politie, is dezelfde gebleven. Het individualisme neemt toe, veel interacties in de samenleving verdwijnen en het verenigingsleven kalft af.

 

Waar vroeger klassieke figuren als de pastoor, de notaris en de leerkracht hun rol opnamen in conflicthantering, wordt nu voor bemiddeling en regulering meer naar de politie gekeken – ook al zijn er nog straathoekwerkers en maatschappelijk werkers. Maar ook die diensten gaan gebukt onder besparingen. De nood aan middelen en financiering voor de uitvoering van die maatschappelijke taken is natuurlijk een terugkerend verhaal. Dit gezegd zijn vind ik de benaming van civil servant het grootste compliment dat je mij of andere politiemensen kunt geven.’—

Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal 09 | 2023