lokaal_20230701_38_detoekomst.png
Provider image

Volgens onderzoeker Josefine Vanhille is het mogelijk én noodzakelijk om sociaal en ecologisch beleid te verzoenen. Meer nog, als we de klimaatverandering willen tegengaan, moeten we de sociale ongelijkheid structureel verminderen. ‘Je kunt geen samenlevingsbrede klimaattransitie nastreven en tegelijk mensen in armoede achterlaten op het perron van de klimaattransitietrein.’

Josefine Vanhille werkt als onderzoeker bij het Centrum voor Sociaal Beleid (Universiteit Antwerpen). Deze maand verdedigt ze haar doctoraatsonderzoek over de rol van sociale ongelijkheid in de klimaattransitie. Als wetenschappelijk medewerker ondersteunt ze het voorzitterschap door Bea Cantillon en Marek Hudon van het Hoog Comité voor een Rechtvaardige Transitie, in opdracht van minister Zakia Khattabi.

‘Een klimaatbestendige toekomst is er een waar het beter leven is voor iedereen. Waar we de levenskwaliteit verhogen op veel verschillende domeinen. Niet alleen zullen we allemaal beter, slimmer en efficiënter wonen. Onze gezondheid gaat erop vooruit: zuivere lucht leidt tot minder aandoeningen aan de luchtwegen bij kinderen en minder ziektes die verband houden met luchtverontreiniging. Natuur kan weer dichter bij en in de woongebieden komen, met een hele reeks sociale en klimaatvoordelen erbij.

‘Klimaatbeleid moet ons op dat pad zetten. De transitie geeft de kans om onze samenleving te heroriënteren, de beweging weg van fossiele brandstoffen te koppelen aan een beter toekomstbeeld. Klimaatrisico’s zullen toenemen, extreem weer zal nog intenser worden dan vandaag al het geval is. Toch hoeft het niet puur kommer en kwel te zijn, want we hebben nog veel onderbenutte instrumenten om ons beter te wapenen. Wel is het nodig de systeemfouten te identificeren die vandaag armoede, ongelijkheid, klimaatverandering, vervuiling en ongezondheid in de hand werken. Er is veel ruimte om maatschappelijke structuren beter te richten op wat echte levenskwaliteit geeft. Dat debat ten gronde voeren is niet de makkelijkste weg, maar het is wel een denkoefening die helpt om beleid vorm te geven dat de typische kortetermijntrade-offs tussen sociale en ecologische doelstellingen overstijgt.’

‘Mijn onderzoek documenteert dat klimaatverandering en sociale ongelijkheid heel nauw verweven zijn. Die verwevenheid uit zich in verschillende dimensies. Zo heerst er zowel een ongelijke verantwoordelijkheid als een ongelijke kwetsbaarheid voor klimaatverandering. De analyses die dit aantonen, zijn heel feitelijk: de consumptiepatronen van de rijkste groepen in de wereld, maar ook in België, zijn verantwoordelijk voor een veelvoud van de emissies van armere groepen.’

‘Daarnaast kun je ook vaststellen dat de tastbare gezondheidsimpact van klimaat en milieuvervuiling ongelijk verdeeld is. Hotspots van luchtverontreiniging situeren zich vaker in gemiddeld armere buurten met slecht geïsoleerde huizen, minder groen en relatief laag autobezit. Door hitte-eilandeffecten nemen de gezondheidsrisico’s er significant toe, met hogere sterfte tijdens hittegolven tot gevolg. Dit hoort hoog op de agenda te staan. Want als je financieel kwetsbaar bent, heb je minder mogelijkheden om je te beschermen tegen de effecten van klimaatverandering. En het gaat hier over een significant grotere groep dan de mensen die echt in armoede leven.’

‘Milieubeleidsmakers houden vandaag onvoldoende rekening met het feit dat maatregelen inwerken op een grote diversiteit aan gezinnen, naar leeftijd, gezinssamenstelling, inkomen, wooncontext. Naast de Mattheüseffecten die hierdoor ontstaan, heeft het ook effect op de doelmatigheid van het beleid. Gentse onderzoekers berekenen dat ongeveer de helft van de Vlaamse huiseigenaars geen toegang tot subsidies voor energie-efficiëntie krijgt, omdat ze deze investeringen niet kunnen financieren. Een subsidie mag dan een maatregel lijken om al een stap in de goede richting te zetten, je sluit wel een grote groep mensen uit om er gebruik van te maken. Dat vloekt met de gedachte dat de klimaattransitie een maatschappijbrede onderneming is. Er zijn talrijke voorbeelden die aantonen dat effectieve milieubeleidsmaatregelen niet automatisch regressief hoeven uit te pakken. Verdelingseffecten zitten vervat in de concrete keuzes die tijdens het beleidsontwerp worden gemaakt. De sociale impact van een koolstofbelasting hangt bijvoorbeeld af van hoe je de inkomsten opnieuw in de maatschappij inzet en bij wie ze terechtkomen.’

‘Ook op het vlak van betaalbare klimaatbestendigheid kunnen we meer kijken naar integrale oplossingen. We weten dat het belang van een behoorlijke woning heel zwaar doorweegt in een mensenleven. Het verhoogt het gevoel van maatschappelijke participatie, welzijn en stabiliteit. Sociale huisvesting is dus een hoeksteen van elk woonbeleid, en er vallen belangrijke klimaatwinsten te halen door ze energiezuiniger te maken. Maar niet alle kwetsbare gezinnen wonen in een sociale woning. Er blijven nog andere maatregelen nodig. Zo kun je kleine verhuurders ontzorgen bij de renovatie van een woning die ze verhuren aan kwetsbare groepen. Projecten die bijvoorbeeld voorzien in overgangswoningen voor huurders of oplossingen bieden voor andere praktische hindernissen, nemen zo een belangrijke drempel weg bij de verhuurder. Ook constructies om te renoveren via sociale verhuurkantoren en vervolgens sociaal te verhuren, bieden waardevolle mogelijkheden.’

‘Van ingrepen voor betere luchtkwaliteit en veilige fiets- en wandelinfrastructuur is geweten dat ze zichzelf terugbetalen in verminderde gezondheidskosten voor de overheid, baten die een veelvoud zijn van de investeringskosten.’

‘Dat het belang van klimaatbeleid niet gedragen zou zijn, is een groot misverstand. Uit enquêtes blijkt dat in België meer dan 80% van de bevolking bezorgd is over de klimaatverandering. De weerstand richt zich eerder tegen hoe dit probleem vervolgens wordt behandeld, vaak met maatregelen waarvan het gevoel leeft dat ze bestaande patronen van sociale uitsluiting nog versterken. Het meest zichtbare voorbeeld waren de “gele hesjes” in Frankrijk. De brandstoftaks trof mensen op het platteland, typisch sociaal-economisch kwetsbaardere groepen, het hardst. Doordat veel essentiële diensten (winkel, werk, school, ziekenhuis) geleidelijk uit hun buurt verdwenen, werden ze afhankelijk van een auto om hun basisbehoeften te vervullen. En die zou plots vele tientallen euro’s per maand duurder worden. Dat is beleid dat blind bleef voor de noodzaak om het sociale weefsel op het platteland te versterken en de ruimtelijke ongelijkheden te bestrijden.’

‘Europese studies tonen intussen aan dat de gepercipieerde “eerlijkheid” de belangrijkste parameter is die de publieke steun voor klimaatmaatregelen bepaalt. Het is dan ook een goede zaak dat de uitbreiding van het Europese emissiehandelsysteem gekoppeld is aan het Europees sociaal klimaatfonds, ook al bevat het nog te weinig budget. Om aanspraak te maken op de middelen moeten lidstaten sociale klimaatplannen opmaken. Het geeft beleidsmakers de verantwoordelijkheid om goed na te denken over het ontwerp van een sociale klimaatstrategie. Op lokaal niveau zijn er al inspirerende pilots die dat effect nastreven. Zo werd het Vlaams Noodkoopfonds gemodelleerd naar een project dat ooit startte met tien woningen in de Gentse Dampoortwijk. Er is ook het verfrissende voorbeeld van de stad Eeklo waar de aandelen van lokale hernieuwbare energiecapaciteit toegankelijk werden gemaakt voor mensen in armoede. Hun elektriciteitsverbruik kon zo tijdens de crisis veel betaalbaarder blijven. In Denemarken zijn windmolens trouwens al decennia mee in handen van buurtbewoners. Dit neemt meteen een stuk weerstand weg, want ze kunnen mee genieten van de dividenden.’

‘De knoop van hoe de hele klimaattransitie gefinancierd kan worden, overstijgt natuurlijk het lokale niveau; die moet op een hoger niveau worden ontward. Dat kan, het vergt natuurlijk wel beleid. Economisch bekeken is het overduidelijk dat de noodzakelijke investeringen het best zo snel mogelijk gebeuren. Niets doen is wat echt onbetaalbaar is.

‘Er bestaan geen algemeen geldige wondermiddelen voor een rechtvaardige transitie. De lokale context doet ertoe, en net daar ligt een grote taak voor steden en gemeenten. Ze staan het dichtst bij de burger, gaan in dialoog met inwoners en streven naar een zo groot mogelijk draagvlak. Lokale besturen kunnen die geïntegreerde benadering van een sociaal klimaatbeleid tastbaar maken door te vertrekken van de veelzijdige blik op hun gemeente die ze vaak al hebben.’—

 

Katrien Gordts is redacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal zomer 2023