‘Dat de lokale besturen de pensioenen van hun gewezen ambtenaren volledig zelf moeten financieren, blijft alle verbeelding tarten. Dat is ongezien in de sociale zekerheid.’ Neen, dit is geen quote van onze VVSG-woordvoerster. Aan het woord is professor Ria Janvier (Universiteit Antwerpen), die in deze editie naar aanleiding van haar emeritaat dieper ingaat op de pensioenen van de lokale besturen. 

De financiering van de pensioenen voor gewezen statutairen wordt de komende jaren voor de lokale besturen echt onhoudbaar. In 2012 betaalde het Gesolidariseerd Pensioenfonds 901,5 miljoen euro aan pensioenen uit aan ex-statutairen van Vlaamse lokale besturen. In 2021 ging het al om 1474,6 miljoen euro. Ramingen voor 2027 gaan uit van 2321,5 miljoen euro. Geld dat volledig door de besturen zelf wordt opgehoest. Naast een basisbijdrage op de statutaire loonmassa die vanaf 2024 oploopt tot 45%, betalen steeds meer lokale besturen een responsabiliseringsbijdrage. Dat is een extra factuur voor het lokale bestuur waarvan de basispensioenbijdrage niet volstaat om de pensioenlasten van dat bestuur te dragen. Tegen 2027 zal de responsabiliseringscoëfficiënt, die de mate van responsabilisering uitdrukt en tot vorig jaar nog op 50% lag, wellicht oplopen tot ruim 84%. Er zijn in dit land geen andere werkgevers die zelf zoveel bijdragen aan de financiering van de pensioenen van hun medewerkers.

De afgelopen jaren werden er enkele initiatieven genomen om de financiële last voor de lokale besturen te verminderen. Zo betaalt de Vlaamse overheid sinds enkele jaren – in de vorm van een subsidie – de helft van de responsabiliseringsbijdrage aan de lokale besturen terug. Eerder introduceerde op federaal niveau de “wet Bacquelaine” een ietwat eigenaardige mechaniek. Lokale besturen die in een voldoende hoge tweede pensioenpijler voor hun contractuele medewerkers voorzien, kunnen 50% van de kosten van dat aanvullende pensioen aftrekken van de responsabiliseringsbijdrage voor hun statutairen. Markant detail: deze korting wordt niet betaald door de federale overheid, maar door een penalisatie van die lokale besturen die een responsabiliseringsbijdrage voor hun statutairen betalen, maar zelf in een onvoldoende hoge tweede pensioenpijler voor hun contractuele medewerkers voorzien. Tegelijk werd voor deze besturen een veiligheid ingebouwd zodanig dat ze nooit een responsabiliseringscoëfficiënt moeten betalen van meer dan 100%.

Wie al deze elementen bij elkaar legt, ziet al snel een probleem aan de horizon opdoemen. Wie zal immers de korting betalen wanneer alle – of de meeste – lokale besturen een voldoende hoge tweede pensioenpijler voor hun contractuele medewerkers opzetten? Welnu, we zijn in 2023 – voor sommigen misschien sneller dan gedacht, gehoopt of gevreesd – bij dat moment aanbeland. Het Gesolidariseerd Pensioenfonds is niet meer in staat om alle kortingen toe te kennen waarop besturen op grond van de “Wet Bacquelaine” recht hebben. Ramingen leren ons dat er van de responsabiliseringsbijdragen voor het jaar 2022 – te betalen in 2023 – geen korting van 50%, maar slechts van 18% van de kosten van de aanvullende pensioenen zal kunnen worden afgetrokken. De komende jaren wordt dat nog minder. Vanuit het beheer van het Gesolidariseerd Pensioenfonds is de problematiek in de afgelopen maanden herhaaldelijk en duidelijk bij de federale regering ter kennis gebracht. In afwachting van een oplossing worden we nu met een instelling geconfronteerd die niet aan haar wettelijke verplichtingen kan voldoen. Voor de VVSG is het alvast duidelijk dat een federale dotatie om de korting op de responsabiliseringsbijdrage veilig te stellen, noodzakelijk is.

Professor Janvier geeft aan dat het beheren van pensioenen een visie op lange termijn vergt en ingrepen die we vandaag doen, pas over twintig tot veertig jaar effect hebben. Het debacle met de “Wet Bacquelaine” maakt dit pijnlijk duidelijk. —

 

Kris Snijkers is algemeen directeur van de VVSG | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 06 | 2023