2021Lokaal12 - De toekomst Christel Geerts.png
Provider image

Het lokale beleid is de eerste en centrale pion voor goed ouderenbeleid. Dat staat voor VUB-professor gerontologie Christel Geerts buiten kijf. ‘Met ons schema bieden we steden en gemeenten bovendien een hulpmiddel aan om in dat ouderenbeleid de sterke en zwakke punten op te sporen. Het is een gids om lokaal een fijnmazige uitrol mogelijk te maken.’

Christel Geerts is professor gerontologie aan de VUB en politica van Vooruit. Tegelijkertijd is ze veel in de sector aanwezig als docent en consultant. Het boekje Ageing well in the city is een cocreatie tussen professor Geerts en haar studenten gerontologie: www.vub.be/gerontologie.

‘Het idee van Ageing Friendly Cities is vijftien jaar oud en ondertussen door de Wereldgezondheidsorganisatie met veel degelijk wetenschappelijk materiaal onderbouwd. Het duidt aan wat er beleidsmatig nodig is, en keer op keer heeft het lokale niveau bewezen hoezeer het ertoe doet. Het lokale niveau is niet het sluitstuk maar het beginpunt van de keten.’

‘De Wereldgezondheidsorganisatie noemt naast de drie fysieke dimensies huisvesting, transport en publieke ruimte ook vijf sociale dimensies: sociale participatie, respect en sociale inclusie, burgerparticipatie en werkgelegenheid, communicatie en informatie en ook gemeenschapsondersteuning en gezondheidsdiensten.’

‘Op basis van dit framework van de Wereldgezondheidsorganisatie bieden we steden en gemeenten een soort quick scan aan. Vooral voor gemeenten die met een ouderenbeleid van start gaan, is zo’n scan handig en gemakkelijk. In de grote hoeveelheid informatie die beschikbaar was, hebben we een beperkt aantal indicatoren gezocht om goed de leeftijdsvriendelijkheid te meten, met bondige vragen. Eind ’19 begonnen we met een pilot case in Bredene, met de gemeente lichtten we deze vragen toe, we bekeken ze met de lokale seniorenadviesraad en vertaalden ze als het ware naar de lokale situatie. Toch wijken we ook weer niet te veel af, want we willen gemeenten volgens deze quick scans kunnen vergelijken en het algemene overzicht rapporteren aan de Wereldgezondheidsorganisatie. Maar onze belangrijkste bijdrage is de omzetting in concrete vragen en behoeften per lokaal bestuur waaraan we dan ook de ruwe data teruggeven.’

‘Zo was het sociale huis duidelijk een sterkte in Bredene, 95 procent van de respondenten was zeer positief over de beschikbaarheid daarvan. Uiteraard heeft zo’n kustgemeente bepaalde uitdagingen, zo woont dertig procent van de senioren in Bredene er nog niet lang, wat kan wijzen op het risico van een beperkt netwerk. Op de vraag of mensen familie, zoals kinderen en broers of zussen, hadden in de gemeente bleek dat bij 47 procent in Bredene niet het geval. Dat kun je als overheid als een bijzonder aandachtspunt opvatten. Al wil dat ook niet zeggen dat die mensen per se eenzaam zijn. Het viel ons ook op dat zeventien procent niet aanwezig was op het internet.

‘In mijn leerboek gerontologie begin ik met Age Friendly Cities en eindig ik met het palliatieve dagcentrum. Vanuit de zorg zijn we geconditioneerd om de diensten vooral te bekijken voor de meest fragiele of kwetsbare ouderen, maar er moet veel meer aandacht komen voor preventie. Ik vrees dat nog niet iedereen van dat belang doordrongen is. Het is wetenschappelijk al ten overvloede bewezen dat de manier waarop mensen ouder worden een grote impact heeft op de kwaliteit van hun leven. Hoe actiever in het vrijwilligerswerk, de vrije tijd, in bewegen maar ook op het werk, hoe langer mensen gelukkig en gezond blijven, hoe langer ze zich geïntegreerd weten en gewaardeerd voelen, hoe productiever ze zijn, ook op het vlak van vrijwilligerswerk. Zulke mensen kosten de samenleving veel minder.’

‘De rol van de seniorenverenigingen is hierbij niet te onderschatten. Er is geen enkele reden om meewarig te doen over een kaart- en taartmiddag. Deze verenigingen slagen er beter dan enige andere entiteit in om mensen samen te brengen, ze zijn van onschatbare waarde.'

‘Toen we in 2016 samen met de VVSG het gemeentelijk seniorenbeleid in kaart brachten, waren de formele aspecten in orde, veelal was er een bevoegd schepen of ambtenaar en telde de gemeente een lokale seniorenadviesraad, maar de systematiek in het beleid kon beter, senioren vallen nog dikwijls onder de algemene planning. Binnenkort herhalen we die studie, op vijf jaar tijd is er veel gebeurd.’

‘In een gemeente met een goed ouderenbeleid zie je een ketting van voorzieningen, toch ontbreekt soms een lokaal dienstencentrum of dagopvang. Een groot hiaat, want wil je genoeg mantelzorg, dan moet er ook voldoende respijtzorg beschikbaar zijn. Als overheid moet je de vinger aan de pols houden. De toon is in elk geval positief. Zowel in het onderzoek van 2016 als in onze contacten zien we dat de meeste besturen goed bezig zijn, dat er een goede dynamiek is, ook met onze lerende netwerken vanuit de VVSG. Het is prettig te zien dat de praktijk ermee bezig is.’ —

 

Marlies van Bouwel is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 12 | 2021