Francis Vaningelgem is ruimtelijk planner en werkt als stafmedewerker bij Kind & Samenleving. Aan de hand van onderzoek en inspraaktrajecten met kinderen en jongeren werkt hij studies en advies uit voor meer kindgerichte publieke ruimte. Het stimuleren van bewegen, ontmoeten en natuurlijk zich verplaatsen zijn hierin de belangrijke doelstellingen. Als ruimtelijk planner wil hij ook een verbinding maken tussen verschillende diensten, want kindvriendelijke publieke ruimte heeft te maken met mobiliteit, ontmoeting, groene ruimte, maar ook met sport en jeugdruimte. Met www.LoslopendKind. org wordt het perspectief van kinderen in het mobiliteitsbeleid geïntegreerd, zodat kinderen zich autonoom kunnen verplaatsen.
‘Volwassenen beslissen al te dikwijls over de mobiliteit, zij denken bij een verplaatsing aan zo snel mogelijk van A naar B geraken, maar voor kinderen gebeurt er veel meer. Voor kinderen is een verplaatsing een als het ware doorlopende recreatieve ervaring van afspreken, samenkomen, apart gaan, een ijsje eten, rond een boom lopen, de trappen op springen. De eerste keer naar de bakker of de supermarkt gaan is een vorm van uitzoeken en ontmoeten, het is spelgedrag.’
‘Bij Kind & Samenleving tellen we om de vijf jaar de buitenspelende kinderen, elke keer zien we dat aantal verminderen. Daarnaast stellen we vast dat het voor kinderen niet vanzelfsprekend is om ergens alleen naartoe te gaan. Hun vrijheid hangt in grote mate af van complexe verkeerssituaties. Via onze inspraakacties met kinderen en jongeren horen we vaak dat de zwakste schakel in het verkeerssysteem beslissend is voor of kinderen en jongeren alleen op pad mogen gaan of niet. Verkeersregels en onduidelijke inrichtingen beknotten hen om in alle veiligheid en vrijheid rond te lopen.’
‘Onderweg zijn is voor kinderen hun vorm van mobiliteit, maar het is zoveel dynamischer dan voor volwassenen. Hun verplaatsing is een leerproces dat stapsgewijs gebeurt. Elke dag leggen ze als het ware een stukje van de puzzel. Want of kinderen zelfstandig ergens naartoe kunnen gaan is een complex samenspel: kunnen ze die verplaatsing al aan, mogen ze op weg gaan, durven ze dat zelf en willen ze het graag? Tijdens hun leerproces in het verkeer verandert dit bovendien doorlopend tot ze op hun veertiende zelfstandig kunnen bewegen. We krijgen van mobiliteitsdeskundigen dikwijls de vraag vanaf wanneer kinderen wat kunnen, maar daar is geen algemeen geldend antwoord op te geven omdat het afhangt van een samenspel van factoren. De tweede vraag van mobiliteitsdeskundigen en beleidsmakers is er een naar concrete richtlijnen. Met ons project www.LoslopendKind.org willen we aan de hand van een visietekst, verhalen van kinderen en richtlijnen de automobiliteit van kinderen versterken. We willen overheden ertoe aanzetten zich telkens de vraag te stellen: bevordert deze ingreep of maatregel de autonome mobiliteit van kinderen? Krijgen ze hun vrijheid terug?’
‘In veel situaties zie je voor de voordeur een smal trottoir, daarnaast een smal fietspad en daarachter de weg waarop auto’s dikwijls te snel rijden. Voor een kind dat daar woont is dat de eerste ruimte om te ontdekken en het eerste wat hij of zij te horen krijgt is dat dit niet mag of dat niet. Dit belemmert kinderen in hun ontwikkeling. Voor kinderen zijn woonerven en autovrije straten het ideaal, ze kunnen er de buurt ontdekken, ze kunnen er met vrienden afspreken, ze kunnen er spelen en zo stilaan verder op ontdekking gaan.’
‘Kinderen leren door onderweg te zijn en tegelijk leren ze alle verkeersprincipes kennen. Dit vraagt tijd en ruimte. Hoe eenduidiger de inrichting is, hoe logischer voor hen. Zo zijn shared spaces voor kinderen dikwijls niet duidelijk genoeg. Het is niet evident om er je plaats op te eisen en te weten waar je mag en kunt lopen. Kinderen hebben houvast nodig en duidelijkheid, meer dan volwassenen. Voor hen betekent een geschilderd fietsje op de weg een fietspad, terwijl je daar volgens de wegcode rekening moet houden met veel andere weggebruikers.
Het is niet evident om een lijstje op te stellen van wat al dan niet fietsvriendelijk is voor kinderen. Maar het is wel van belang om een kind-reflex te integreren in mobiliteitsplanning en ruimtelijke inrichting. Dat heeft dan niet met kleurtjes en plezante ingrepen te maken, maar wel met meer ruimte geven aan kinderen in de publieke ruimte, meer fysieke vierkante meters, met netwerken tussen parken, schoolomgevingen, speeltuinen, de academie en de sportaccommodatie. Dat netwerk moet je vooral verbeteren door meer gebieden te maken zonder gemotoriseerd of met maar zeer traag verkeer.
Ook is het van belang om conflictsituaties tussen gemotoriseerd verkeer en kinderen die te voet of met de fiets onderweg zijn op te lossen. En terwijl trottoirs voor volwassenen dienen om zich te voet te verplaatsen, vormen ze voor kinderen een van de belangrijkste schakels in hun onderweg zijn én de ruimte om te steppen, te fietsen en te skaten. Daar heb je veel plaats voor nodig.’
‘Het is onze grote boodschap om kinderen meer bewegingsvrijheid en ruimte te geven. In Vlaanderen bestaan er al veel goede voorbeelden. We hebben ze zoveel mogelijk gebundeld op www. LoslopendKind.org, zodat steden en gemeenten inspiratie en advies vinden om de ruimte beter in te richten. Wie dat wil doen met een goede kind-reflex luistert in de eerste plaats naar de kinderen en hun ouders: hoe bewegen ze, hoe beleven ze de omgeving?’
‘De komende jaren willen we de actieradius van kinderen nog meer onderzoeken. Hoever mag zo’n kind van huis gaan? Wat zijn de drempels bij de ouders en de kinderen om op pad te kunnen gaan? Hierover is in Vlaanderen meer kennis nodig. ’ —
Marlies van Bouwel is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 11 | 2021