Auteur:

Gepubliceerd op: 22-09-2022

Zonder bijkomende maatregelen zakt de autofinancieringsmarge van de Vlaamse gemeenten en OCMW's in 2023 naar 263 miljoen euro. Deze belangrijke graadmeter voor de financiële gezondheid van de lokale besturen stond eind 2021 nog op 1.090 miljoen euro.

De VVSG maakte op basis van de lokale jaarrekeningen 2021 een simulatie van wat de galopperende inflatie betekent voor de uitgaven voor o.a. personeel, energie en dotaties aan politie en brandweer en de ontvangsten uit belastingen en subsidies in 2022 en 2023. Op basis daarvan kan de autofinancieringsmarge (AFM) worden berekend. Sinds de invoering van de beleids- en beheerscyclus is die AFM de belangrijkste maatstaf om te kijken of een bestuur financieel gezond is. Hij geeft immers aan of er uit de exploitatie en na betaling van de recurrente leningaflossingen nog middelen overblijven voor nieuwe investeringen of het aangaan van bijkomende leningen. De AFM moet ten minste nul zijn in het laatste jaar van de meerjarenplanning (2025), maar de meeste besturen proberen de AFM op jaarbasis positief te houden.

In 2022 zouden de lokale exploitatie-uitgaven met bijna 1 miljard euro of 7,9% stijgen in vergelijking met 2021, vooral door de opeenvolgende indexeringen van de lonen. Die factor speelt ook bij wat gemeenten moeten betalen aan politie- en hulpverleningszones. Daarnaast zijn er natuurlijk de sterk oplopende energiekosten en de voortdurend groeiende pensioenfactuur.

Aan ontvangstenzijde blijft de verwachte groei in 2022 beperkt tot 414 miljoen euro (2,9%). Dat komt omdat de belastingontvangsten met vertraging reageren op de hogere inflatie. Daarnaast is er wel de stijging van het Gemeentefonds met 3,5%, maar tegelijk blijven tal van andere Vlaamse financieringsstromen richting lokale besturen (bv. voor de vroegere gesubsidieerde contractanten of voor de afgeschafte sectorale subsidies) gewoon gelijk, waardoor ze in koopkracht elk jaar kleiner worden.

Op basis van deze berekeningen zou de AFM dit jaar uitkomen op 538 miljoen euro, wat tegenover 2021 ongeveer een halvering betekent.

In 2023 ramen we een uitgavenstijging met 7,4% of opnieuw 1 miljard euro, terwijl de ontvangsten met ca. 700 miljoen of 4,8% zouden groeien. Vanaf 2023 zien we inderdaad ook het effect van de inflatie op de gemeentelijke belastinginkomsten, maar dat is te klein om de verder stijgende uitgaven helemaal op te vangen. Het gevolg is een AFM die verder zakt naar 263 miljoen euro, het laagste peil in vele jaren.

Om de financiën min of meer uit de gevarenzone te houden, zullen besturen moeten ingrijpen. Die oefeningen zijn ter plaatse volop bezig, maar hebben hun grenzen. Niemand is immers gebaat bij stilvallende investeringen of oplopende lokale belastingen. De VVSG herhaalt dan ook haar vraag aan de Vlaamse overheid om de groei van het Gemeentefonds op te trekken tot het niveau van de inflatie in die jaren dat de prijsstijgingen boven de 3,5% uitkomen. Daarnaast moeten de andere financieringsstromen eindelijk volwaardig worden geïndexeerd.

De federale overheid kan bijspringen door werk te maken van een structurele financiering van de lokale politie en brandweer, en eindelijk mee een deel van de sterk oplopende pensioenfactuur te dragen. 

 

Lokale besturen hebben de afgelopen jaren al grote inspanningen gedaan om hun financiën gezond te houden, onder meer door schuldafbouw. Zonder deze inspanning zou de huidige situatie ronduit dramatisch zijn. Het VVSG-magazine Lokaal brengt de evolutie van de lokale schulden in kaart. 

Voor de lokale financiën is dit echter de crisis te veel. De huidige inflatie en energiecrisis heeft echter dermate impact op de lokale financiën dat steden en gemeenten moeten ingrijpen door investeringen te schrappen en uitgaven te minderen. Lees het opiniestuk van VVSG-directeur Kris Snijkers.
 

Jan Leroy