Matthias Vaes is afdelingshoofd Sociale Zaken in Mechelen sinds 1 januari 2012. Van opleiding is hij jurist en criminoloog.
Zijn blik op de toekomst lees je hieronder en in het VVSG-magazine Lokaal van de maand oktober.
Matthias Vaes is afdelingshoofd Sociale Zaken in Mechelen sinds 1 januari 2012. Van opleiding is hij jurist en criminoloog.
Zijn blik op de toekomst lees je hieronder en in het VVSG-magazine Lokaal van de maand oktober.
‘Hoe zwaar ook de job, ik vind het een eer om de kans te krijgen iets aan armoede te doen', zegt Mathias Vaes. 'Ik probeer de maatschappelijke en wetenschappelijke evoluties op de voet te volgen. De laatste jaren zie ik verschillende positieve tendensen. Een heel belangrijke is voor mij de vermaatschappelijking van de zorg waarbij afstand wordt genomen van het institutionele denken. In plaats van de vroegere focus op instellingen, zoals de woon-zorgcentra, psychiatrische voorzieningen of jeugdzorg, kijken we nu meer en meer naar hoe we mensen in de samenleving kunnen houden en hen in hun context ondersteunen. En als er nog instellingen aan de orde zijn, dan komt het transitie-denken meer op de voorgrond.
Zo zijn we in Mechelen momenteel een transitiehuis aan het oprichten met vijftien detentiekamers waar gedetineerden de laatste zes tot acht maanden van hun gevangenschap zullen doorbrengen en concreet voorbereid worden op het leven in de vrije samenleving, in samenwerking met onze sociale dienst. Dat is een andere manier van samenwerken. Op alle vlakken is dat volgens mij een goede zaak. Maar dit heeft ons werkveld wel overhoop gegooid.
‘Daarnaast is er de voorbije jaren een aantal zeer relevante wetenschappelijke studies en doctoraten verschenen. ‘Schaarste’ van Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir was voor mij een absolute game changer. Dichter bij huis is er het werk van Bérénice Storms over referentiebudgetten, Marjolijn De Wilde over discretionaire ruimte, Lode Godderis over arbeidsre-integratie, Peter Adriaenssens over kinderarmoede… Deze nieuwe inzichten en instrumenten ontketenen een ongeziene evolutie. Daar moeten we mee aan de slag gaan.’
‘Daarbij moeten we de stem van de burger, van de cliënt in rekening brengen. De klantgerichtheid stelt de cliënt veel centraler. In de psychiatrie staat de familie voorop in het herstelverhaal. Bij Cachet, de zelforganisatie van jongeren die in een jeugdzorgvoorziening zijn opgegroeid, weten ze wat ze nodig hebben en ze willen je dat ook kunnen vertellen.
Dat is de manier waarop we moeten werken. We moeten onze eigen ideologie loslaten en de stem van de doelgroep capteren. Je hoort nog te vaak dat armoede een keuze is. Maar geen mens wil toch arm zijn? Geen enkel kind wil toch later arm worden als het groot is? Iedereen wil het beste voor zijn kinderen, iedereen wil deelnemen aan de samenleving.
De grootste partner om iemand uit de armoede te halen is de persoon zelf.’ ‘Al deze evoluties worstelen momenteel wel met veel kinderziekten. We staan nog maar in het begin. We moeten volgens mij vooral het verkokeringsdenken loslaten, het beheersingsdiscours.
De lokale overheid speelt daarbij een cruciale rol. Wij werken vanuit het veld, dicht tegen de burger. Wij zien wat er gebeurt in onze steden, waar het fout loopt en waar de uitdagingen zitten. Ik ben daarom ook altijd een voorstander geweest van de integratie van OCMW en stad. Dit geeft ons meer slagkracht en vergemakkelijkt de samenwerking. Ook de regionale rol van de grotere steden groeit meer en meer. Centrumsteden moeten een aanbod creëren voor iedereen, dat is hun taak. Dankzij hun schaal kunnen ze de expertise in huis hebben.’
‘We moeten vol gaan voor de innovatieve arbeidsorganisatie, weg van het bureaucratische denken. Ik geloof heel hard in hulpverlening. Natuurlijk moeten de uitkeringen voldoende hoog zijn en moeten er genoeg sociale woningen zijn. Maar wie in armoede zit en gebukt gaat onder zijn miserie heeft ook een extra paar schouders nodig. Een hulpverlener is een professional, geen ambtelijke uitvoerder.
We moeten maatschappelijk werk dan ook organiseren als volwaardige hulpverlening met een focus op integrale en generalistische begeleiding. Niet op een manier waarop mensen iedere keer opnieuw hun verhaal aan iemand anders moeten doen en ze door de bomen het bos niet meer zien. Niemand vindt het leuk om in het ziekenhuis tegen elke arts hetzelfde verhaal te moeten vertellen. Mensen in armoede worden daar wel toe verplicht en dat terwijl hun situatie nog zoveel moeilijker is.
Ons Go-team was daar een belangrijke stap in en ondertussen hebben we dit ook doorgevoerd in onze volledige sociale dienst. Van specialisten zijn onze maatschappelijk werkers generalisten geworden, echte eerstelijnshulpverleners.’
‘We moeten inzetten op hulpverleningsrelaties die werken. We gaan op pad met de hulpvragers en we vertrekken van vertrouwen en kansen geven. Hulpverlening betekent luisteren, niet mensen in een hokje duwen. Wie maatschappelijk werk begint te studeren, wil het verschil maken. We moeten hen daarbij ondersteunen als ze bij ons aan de slag gaan, want hulpverlening is zwaar en het wordt zo enorm onderschat.
Mijn maatschappelijk assistenten zien in een week meer menselijke miserie dan de meeste mensen op een heel jaar. Dat doet iets met een mens. Ik heb er een enorm respect voor. Ze zijn mijn helden. Wij vragen van onze maatschappelijk assistenten mildheid naar onze hulpvragers. Dan moeten wij op onze beurt ook mild zijn naar hen toe en respect voor hun professionaliteit tonen. En niet het engagement eruit slaan met hopen regeltjes en registratiesystemen.’
‘Wat we moeten doen is quasi nooit het gemakkelijkste voor onszelf. De vinger aan de pols houden is moeilijk. Maar voor mij is dat de opdracht, samen met het beleid en de politiek. Ik vind het een zware job, soms is het uitputtend. Maar voor mij is het ook een eer. Ik vind armoede een heel belangrijk probleem en ik vind het een eer de kans te krijgen hier iets aan te doen.’ •
Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal
Voor Lokaal 10 | 2019
Het boek over de werking van het Go-team vind je op de website van de stad Mechelen.