Kinderopvang: Inclusie. je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen
De ‘eerste duizend dagen van het kind’ is een wetenschappelijk gefundeerd
begrip dat vandaag al brede ingang vindt en dat ook is opgepikt door het
beleid. Een goede start vermindert de kans op lichamelijke en geestelijke
problemen op latere leeftijd en zet zich door in de sociale en emotionele
ontwikkeling. Dit geldt misschien nog meer voor kinderen die extra zorg of
ondersteuning nodig hebben vanwege een kwetsbare thuiscontext of een
specifieke aandoening of beperking. Hoe kan inclusieve kinderopvang, met
name op lokaal niveau, daar een antwoord op bieden?
Ouders van pasgeborenen met een beperking worden altijd geconfronteerd met een rollercoaster aan gevoelens: liefde en trots voor het nieuwe leven, rouw over het verlies aan toekomst en mogelijkheden van hun kind, angst en bezorgdheid voor de zorg en de impact op hun leven. Afhankelijk van de zorgbehoeften van het kind is er een weerslag op het gezinsbudget, het professionele leven, de omgang met broers en zussen, het sociale netwerk, relaties met familie enzovoort. Sommige gezinnen geraken al snel geïsoleerd, quality time gaat op aan therapieën en medische zorg, en nog te vaak botsen mensen op onbegrip en onvermogen van de omgeving.
Anno 2023 staat Vlaanderen nog veraf van een positieve beeldvorming op ‘handicap’ en een beleid en zorgsysteem dat een inclusieve levensloop vooropstelt en ondersteunt. Het inclusieve leven van jonge kinderen begint in het gezin waarin ze geboren worden en waarvan ze de identiteit en ontwikkeling mee bepalen. Maar de inclusie stopt vaak abrupt bij de voordeur. Daarbuiten begint voor de ouders een zoektocht naar waar hun kind met een beperking welkom is. Niet opgeleid, niet de juiste noden, geen financiering voor, niet bij de juiste dienst, dat durven we niet: het zijn vaak gehoorde bezwaren die duidelijk maken dat een kind met een beperking een last vormt. Het zijn ‘excluses’: excuses die volwaardige deelname in de weg staan en tot uitsluiting leiden. Het is voor ouders echt zoeken naar positieve ervaringen en omgevingen waar hun kind wordt geaccepteerd in de eerste nabije omgeving.
Enter kinderopvang?
Een lokale, inclusieve kinderopvang kan een eerste positieve ervaring bieden voor de ouders: als welgekomen rustpunt na een reeks stresserende afwijzingen, als eerste professionele partner in de zoektocht naar een inclusief leven voor hun kind, die in praktijk toont dat inclusie geen utopie hoeft te zijn. Een partner die samen met hen zoekt naar wat hun baby of peuter nu nodig heeft, waar ouders niet meer hoeven te strijden of kilometers om te rijden om hun recht op inclusie te laten gelden. Als plek waar ze gewoon ouders kunnen zijn tussen en met de andere ouders.
Tim Maenhout: ‘Voor kinderen worden verschillen normaal. Iedereen is anders en dat is normaal. De kinderopvang als weerspiegeling van de wereld erbuiten, voor ons is dat een vanzelfsprekend gegeven.’
Vandaag bestaan er zestien centra voor inclusieve kinderopvang (CIK’s) in Vlaanderen en Brussel. Uiteraard is dat veel te weinig. Tot welke omweg zijn ouders bereid of in staat om gepaste kinderopvang te vinden? Daarnaast staat het elke kinderopvang vrij zich als inclusief te profileren. Maar er heersen vrees, bezorgdheden, twijfels en onzekerheden bij de opvangvoorzieningen. Waarom zou je je daarop toeleggen als er toch ‘gespecialiseerde’ inclusieve centra bestaan? Nochtans bestaan er al goede praktijken die richtinggevend kunnen zijn voor de toekomst.
Inclusie in de praktijk: Brugge
Een inclusieve werking voor alle kinderen staat bij lokale welzijnsvereniging De Blauwe Lelie in Brugge in de missie van de organisatie, en dat wordt door alle betrokkenen als een sterkte ervaren. ‘Iedereen leert van elkaar,’ zegt directeur Tim Maen hout. ‘Voor kinderen worden verschillen normaal. Zij heeft een blauwe broek, ik een rode. Hij eet via een buisje, ik uit een bord met een lepel. Zij speelt heel luid, ik heel rustig. Iedereen is anders en dat is normaal. De kinderopvang als weerspiegeling van de wereld erbuiten, voor ons is dat een vanzelfsprekend gegeven.’ Uiteraard is het niet altijd rozengeur en maneschijn. ‘Sommige kinderen met extra zorgnoden stellen ons voor uitdagingen waar we niet meteen een pasklaar antwoord op hebben,’ gaat Tim Maenhout voort.
Kathleen Goovaerts: ‘Als we de sector kunnen ondersteunen door het netwerk en de expertise te vergroten, heeft dat positieve gevolgen voor alle kinderen in de opvang. Zo bereiken we dat inclusieve kinderopvang niet uitzonderlijk is.’
‘Wanneer het moeilijker loopt, overleggen we altijd met de ouders. Hoe doen ze het thuis? We vertrekken steeds van wat het kind wel kan en van zijn sterktes en interesses. We werken ook in nauw partnerschap met CIK Brugge en krijgen ondersteuning van onze pedagogische coaches. Zoals voor elk kind geldt hier: It takes a village to raise a child. Zeker voor de ouders van kinderen met extra zorgnoden is dit een verademing. Wij kunnen zo met de kinderopvang een eerste positieve ervaring bieden door het aanreiken van en zoeken naar een omgeving waar iedereen geaccepteerd wordt en die het best past bij wat het specifieke kind nodig heeft.’ De motor van een inclusieve werking zijn de kinderbegeleiders. ‘We zetten meer begeleiders in dan het strikt noodzakelijke aantal en investeren in een inclusiecoach,’ aldus nog Tim Maenhout.
‘Binnen het onthaalbeleid van nieuwe medewerkers besteden we een volledige module aan inclusief werken. Anderzijds zijn er bij aanvang van de opvang bij een baby vaak nog geen aanwijzingen dat het kind zich anders zal ontwikkelen of extra zorgnoden zal hebben, in die situaties rollen kinderbegeleiders gaandeweg vanzelf in een inclusief verhaal.’
Het lerend netwerk van Zemst
De ervaringen in Zemst sluiten daarbij aan. Kinderopvangvoorzieningen kunnen er in het kader van een project van de gemeente terugvallen op een lerend netwerk waarin ze samen met andere opvangorganisaties dieper ingaan op bezorgdheden over ontwikkeling, en ze worden ook ondersteund door een inclusiecoach. ‘We willen daarmee een proactief beleid voeren naar opvangvoorzieningen om drempels te verlagen in hun inclusieve werking, samenwerking met partners te versterken en indien nodig te begeleiden naar een CIK-traject,’ legt schepen en BCSD-voorzitter Kathleen Goovaerts uit.
‘Als we de sector kunnen ondersteunen door het netwerk en de expertise te vergroten, heeft dat positieve gevolgen voor alle kinderen in de opvang. Zo bereiken we dat inclusieve kinderopvang niet uitzonderlijk is.’ Hoewel het traject nog pril is en de eerste tussentijdse evaluatie nog moet gebeuren, is het voor de gemeente al duidelijk dat iedere opvang inclusief hoort te werken. ‘De eerste voorwaarde is wel luisteren,’ weet Kathleen Goovaerts.
‘Door effectief te luisteren naar de bezorgdheden, twijfels of onzekerheden bij de opvangvoorzieningen leer je drempels kennen en kun je samen bekijken hoe je die wegwerkt.’ Belangrijke factoren voor succesvol inclusief werken vindt Zemst een gezamenlijke en gedeelde visie die de kinderopvangvoorzieningen verbindt, en inzetten op de juiste samenwerking. ‘De Vlaamse overheid zou gerust nog meer mogen investeren in de werking van de CIK’s,’ wil Kathleen Goovaerts nog kwijt. ‘Met een kleiner werkingsgebied zouden de centra meer kansen krijgen om proactief te werken, wat onze inclusieve werking in het algemeen ten goede zou komen.’
Inclusie: lokaal en wel onmiddellijk
Jonge kinderen groeien en ontwikkelen zich snel, en de invloed van de omgeving op de hersenontwikkeling in de eerste duizend dagen is immens. Baby’s en peuters met een beperking hebben niet alleen baat bij gepaste zorg maar ook bij een maximaal stimulerende omgeving, samen met de leeftijdsgenootjes die zich zonder belemmeringen ontwikkelen: die zorgen voor natuurlijke interactie, bewegingen, aanrakingen, geluidjes, mimiek, gebrabbel, eerste woordjes... die de spiegelneuronen aan het werk zetten. Baby’s en peuters spiegelen zich immers makkelijk aan elkaar, al zeker in hun basale vorm van communiceren. Via een inclusieve werking leert iedereen van elkaar, zo leren we uit de getuigenissen. Niet alleen voor kinderen worden verschillen normaal, ook voor de andere ouders en alle andere betrokkenen wordt inclusie een natuurlijk gegeven. Wanneer een professionele omgeving zo vroeg in de ontwikkeling van kinderen inclusief werkt, zet dat ook de toon voor de lokale school en de vrijetijds- of jeugdwerkingen, kortom voor een inclusief leven verbonden met al wat de lokale gemeenschap te bieden heeft. Zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van kinderen lokaal inclusief werken, is met andere woorden investeren in mensen, de gemeenschap en de toekomst.
Praktijkvoorbeelden als Brugge en Zemst tonen dat lokaal – en met name binnen het lokale netwerk van relevante partners – inzetten op inclusie een gezamenlijke verantwoordelijkheid creëert, betere kwaliteit voortbrengt en de kinderopvang professioneler maakt. Binnen een dergelijke context profiteren alle kinderen van de multidisciplinaire omkadering voor de begeleiders. Passende expertise inschakelen wordt zo gemakkelijker, ook voor de andere kinderen die dit onderweg nodig zouden hebben. Een lokaal netwerk rond de kinderopvang helpt ook de nabije dienstverlening voor ouders ontsluiten, wat de zoektocht naar gepaste hulp buiten of na de kinderopvang vereenvoudigt en laagdrempeliger maakt. Meer kinderopvanginitiatieven stimuleren om door te groeien naar inclusieve kinderopvang lijkt daarom een waardevolle optie voor de overheid. —
Beno Schraepen is orthopedagoog en onderzoekscoördinator Mens en Maatschappij AP Hogeschool, Leen Walravens en Maartje Vanhaverbeke zijn VVSG-stafmedewerkers Opgroeien en Ontwikkelen - team kinderopvang | Beelden GF
Voor Lokaal 11 | 2023
Pure winst
Investeren in inclusieve opvang levert lokale besturen volgende winsten op:
Ouders, vooral moeders, kunnen sneller aan het werk of terugkeren naar de arbeidsmarkt. Dit kan leiden tot een hoger gezinsinkomen en minder financiële druk als gevolg van de beperking van hun kind. Een lokale inclusieve opvang creëert werkgelegenheid op lokaal niveau. Het werkt kostenbesparend, want er is minder aparte gespecialiseerde opvang nodig.
Het is een investering in de toekomst van kinderen en het versterkt de lokale gemeenschap: meer betrokkenheid en respect, empathie voor verschillen, installeert netwerken en verhoogt het sociale kapitaal in de regio.
Het verhoogt het vertrouwen in het lokale bestuur. Dat stelt zich in regel met artikel 22ter van de Belgische grondwet en draagt zo bij tot het verminderen van de discriminatie van mensen met een beperking.
De voordelen van inclusieve dagopvang worden nog duidelijker op de lange termijn. De educatieve en sociale voordelen voor kinderen blijven zich opstapelen gedurende hun eerste jaren, en het kan jaren duren voordat de vermindering van toekomstige kosten voor sociale voorzieningen zichtbaar wordt. Lokale overheden moeten rekening houden met zowel de korte- als de langetermijnresultaten bij het evalueren van de impact van hun investeringen in inclusieve opvang.