lokaal_20230101_62_nora.png
Provider image

Een jonge vrouw uit mijn kennissenkring verwacht haar eerste kindje. ‘En heb je al opvang gevonden?’ vraag je dan bijna automatisch, Belg zijnde. Ze kijkt verwonderd. Nu al? No stress! Dit is Noorwegen, met mammaperm en pappaperm, tijd genoeg om een opvangplaats te kiezen.

Perm staat voor permisjon, ofte permissie. De permissie om betaald thuis te blijven en voor je baby te zorgen. Voor één kind duurt die 49 weken, voor een tweeling 59 en voor een drie- of nog-meerling 95. Dezelfde regeling geldt als je een kind adopteert. De eerste drie weken neemt de moeder in spe vóór de uitgerekende bevallingsdatum. De 46 weken met de pasgeborene – ik laat de meerlingen buiten beschouwing, het principe is hetzelfde – zijn netjes verdeeld: moeder en vader/meemoeder hebben elk vijftien weken. De overige zestien weken mogen ze verdelen zoals ze willen.

Hoe je de weken opneemt, in één keer of in schuifjes, apart of ook een beetje samen, dat bepaal je ook zelf, maar je moet ze nemen voordat je kind drie jaar is. Is er intussen nog een kind op komst, dan moet je de weken opgebruiken voordat het nieuwe kind geboren wordt. Vroeger kon je op die manier met een beetje planning en geluk je kinderwens vervullen en intussen een paar jaar thuisblijven. Maar nu de vijftien weken van de partner verloren gaan als die ze niet opneemt, is dat niet meer mogelijk.

Ze gunnen je hier dus ruim tijd met je kleintje, maar op een dag moet of mag het toch onder ouders’ vleugels uit. Naar de barnehagen, letterlijk de kindertuin. Daar blijft het tot het naar de lagere school moet. Omdat Pernille duidelijk nog niet met haar hoofd bij de opvang is, vraag ik maar niet hoe dat hier eigenlijk zit met gemeentelijke en privéopvang. Waarom zou ik? De wetten, de taken van het lokale bestuur, zelfs de vraag of groepsopvang beter is dan familiale en privéopvang beter is dan gemeentelijke, je vindt het allemaal op het internet.

Eén ding is simpel. De wet legt de verantwoordelijkheid voor de kinderopvang bij de gemeente. Die kan zelf kindertuinen openen of privé-initiatieven financieren. Het is haar plicht in voldoende aanbod te voorzien voor alle rechthebbende kinderen op het grondgebied, en ze moet er ook op toezien dat alle gemeentelijke en privékindertuinen volgens de wettelijke regels werken en over voldoende middelen beschikken. Ouders betalen een bijdrage op basis van hun inkomen. Kinderen uit financieel kwetsbare gezinnen hebben recht op twintig gratis uren per week.

De schoolplicht begint pas na de zomervakantie van het jaar waarin een kind zes wordt. Kleuters hoeven dus helemaal niet naar de opvang, maar de meesten gaan wel. Volgens het Bureau voor Statistiek gaat 87,7 procent van de een- en tweejarigen, en 97,1 procent van de drie- tot vijfjarigen. De kinderen krijgen dus ook geen beginnend onderricht in lezen, schrijven of rekenen. De wet schrijft voor dat de kindertuin samen met het thuismilieu de basis moet leggen voor een veelzijdige ontwikkeling, gebaseerd op waarden en tradities zoals respect voor mens en natuur, naastenliefde, vergeving, gelijkwaardigheid en solidariteit, waarden die tot uitdrukking komen in verschillende religies en filosofieën en die verankerd zijn in de mensenrechten. Kinderen moeten hun creativiteit, verwondering en onderzoeksdrang kunnen ontwikkelen en voor zichzelf, elkaar en de natuur leren zorgen, in een sfeer van respect en veiligheid. Een hele mondvol, maar ook een mooi programma waar me dunkt geen mens tegen kan zijn. En het personeel, hoor ik u al vragen, wie moet dat mooie programma mogelijk maken? Er is minimaal één begeleider per drie kinderen onder de drie jaar, en één per zes boven de drie jaar. En veel opvangvoorzieningen beschikken ook over vrijwilligers.

Wat mij altijd opvalt, is dat de ukken zoveel buiten zijn, en niet alleen in de buitenruimte van de kindertuin zelf. Zodra je even in de stad rondloopt, zie je wel groepen kindertjes en kinderbegeleiders met kinderwagens. Kom ik aan de bibliotheek, dan staan daar dikwijls een zevental wagentjes naast de ingang bij elkaar. De kleintjes zitten allemaal in de jeugdafdeling op de vloer en op bankjes, luisterend naar verhalen of bezig met boekjes. Heerlijk toch.

Buiten slapen doen ze trouwens ook, in hun kinderwagen. Lekker ingeduffeld, met een doek over de kap zodat ze geen prikkels krijgen, en hup, oogjes dicht. Ik vind het nog altijd verbazend. Zo’n rijtje kinderwagens onder een afdak, waar hier en daar wat gebrabbel uit komt, maar het werkt dus wel. En niet alleen op de boerenbuiten. Ook in de stad. Wie wel eens naar Euronews kijkt, heeft de reportage over de bouwwerven in Oslo misschien ook gezien. Ze ging niet over kinderopvang maar over milieuvriendelijk bouwen. Op werven van overheidsgebouwen in Oslo mogen alleen bouwmachines met elektrische motor gebruikt worden. Een van de grote voordelen, vermeldde de werfleidster, is dat de werven ook stil zijn. ‘Er zijn hier twee kinderopvangen in de buurt, tweehonderd kinderen slapen hier allemaal buiten, en ze hebben nergens last van.’

En wat is nu het best: gemeentelijke opvang of privé? Uiteraard roepen de organisatoren en gebruikers van de privéopvang dat het daar het best is, maar bewezen is dat nooit. —

 

Nora Van Meeuwen is columnist van Lokaal | Beeld Freepik
Voor Lokaal 05 | 2023