Kris Peeters is politicoloog, antropoloog en mobiliteitsexpert. Hij is lector Verkeerskunde aan de PXL Hogeschool. Met Het voorruitperspectief, De file voorbij, Weg van mobiliteit en talrijke columns in onder meer Lokaal en De Standaard trok hij het maatschappelijke debat over mobiliteit de voorbije twintig jaar steeds meer open. Weg van het Systeem is zijn nieuwste boek, Uitgeverij Vrijdag, 2022.
‘We leven in onvoorspelbare en onvoorstelbare tijden, de onzekerheid neemt almaar toe. Meer dan ooit hebben mensen behoefte aan een houvast waarop ze kunnen rekenen en terugvallen. Daardoor wordt het lokale weer belangrijk, al deden we daar soms meewarig over, en vonden we het kneuterig en provinciaal. Maar we hebben grond onder onze voeten nodig om ons staande te houden in de snel veranderende maatschappij. Ik huiver bij de uitspraak dat al die veranderingen ons overkomen, veel kunnen we zelf veranderen, samen met anderen. Maar we hebben ook een plek nodig waar we ons niet hoeven te legitimeren over wie we zijn of hoe we zijn. We hebben een thuis nodig, een lokale verankering om de grote boze wereld aan te kunnen.’
‘Een goede publieke ruimte is een ruimte waar je mensen ontmoet, maar waar je ook kunt botsen op een vriendelijke en georganiseerde manier. Dit is geen zweverig praatje of een opeenstapeling van metaforen. Susan Pinker toonde wetenschappelijk aan dat je langer en gelukkiger leeft als je die grond voelt. Ze noemt dit het dorpseffect. Ze kwam het op het spoor in de zogenaamde blauwe zones van Sardinië waar er tien procent meer honderdjarigen zijn dan waar ook ter wereld. Deze mensen hebben onderling veel sociale contacten, zij zorgen voor mensen en er wordt voor hen gezorgd. Het maakt dat mensen niet alleen langer leven, maar ook langer willen leven.’
‘Ook in de overgang tussen publieke ruimte en privéruimte moet er een mogelijkheid zijn om elkaar tegen te komen. Als mobiliteitsexpert beschouw ik dat als de essentie van mobiliteit: het faciliteren van ontmoetingen. In mijn vakgebied veronderstelt dat een heuse paradigmashift. Verkeerskunde ontstond met de komst van de auto en zocht eerst uit hoe die auto minder hinder kon veroorzaken. Maar algauw veranderde dit in het uit de weg ruimen van hindernissen voor de auto. Zo werd de verkeerskunde de kunst van het ontwijken. De verkeerskunde 2.0 wordt de kunst van het ontmoeten.’
‘Op plaatsen met veel autoverkeer zie je meer barrières en kennen overburen elkaar minder. Het sociale weefsel is er minder fijn. De Amerikaan Appleyard documenteerde dat al in de jaren zestig. Susan Pinker stelde nu vast dat hoe fijner het sociale weefsel is, hoe meer relaties mensen hebben, hoe gelukkiger ze zijn en hoe langer ze leven. Dat moet ons doen nadenken over de rol van de auto in de publieke ruimte, en over politieke keuzes.’
‘De laatste vijftig jaar is de politiek almaar verder in de verdediging gedrongen. Hij heeft voortdurend terrein prijsgegeven aan de vrije markt en het privé-initiatief. Het algemeen belang werd gezien als de som van alle privébelangen. Ethische vragen stellen was dan overbodig, want de vrije markt zou vanzelf tot de best mogelijke uitkomst leiden. Corona leerde ons dat er toch zoiets nodig is als een behoeder van het algemeen belang, zeg maar een overheid. Maar iedereen lijkt dat alweer te vergeten. Het is cynisch dat sommigen de overheid alleen waarderen wanneer het hen goed uitkomt, om dan in crisistijd vast te stellen dat die overheid onvoldoende performant is. Logisch toch, de overheid werd eerst uitgekleed en ziek gesaneerd. Maar het is zonneklaar: er is nood aan een sturende en corrigerende overheid, al was het maar om voldoende en betaalbare vaccins te hebben als er een pandemie is. Ethische vragen stellen wordt nu vaak weggezet als “woke”. Maar het alternatief, géén ethische vragen stellen, is immoreel.’
‘We moeten die vragen stellen en het is normaal dat die veranderen met de tijd. Er is nog altijd racisme en seksisme en mensenrechten worden vreselijk geschonden, maar dat we nu verontwaardigd zijn over wat Rusland in Oekraïne doet, is een teken van vooruitgang. Ten tijde van de Napoleontische oorlogen was de internationale gemeenschap niet zo verontwaardigd.’
‘Dat danken we ook aan de media. Ook lokaal moet er een goede pers zijn, want mensen moeten goed geïnformeerd zijn om goede beslissingen te kunnen nemen. Als je het lokale belangrijk vindt, moet je over objectieve informatie beschikken en dus over journalisten die kritische vragen stellen. Maar door de verschraling in het perslandschap zijn er minder titels, minder opinies en minder invalshoeken. Dertig jaar geleden drukte de verzuiling op de kranten, nu zijn we door het spel van de zogenaamde vrije markt alle pluralisme kwijt. De sociale media compenseren dat niet. Ze versterken enkel de eigen visie op de werkelijkheid, dat is geen verbetering. Ik pleit ervoor dat als we het lokale willen koesteren, we de mensen goed informeren, zeker als we de opkomstplicht afschaffen.’
‘Het argument dat er geen geld is, is flauw. Tijdens corona was er opeens wel geld, op dit moment verdubbelt het militaire budget zonder een debat die naam waardig. We hebben wel keuzevrijheid, iets wat veel lokale politici systematisch onderschatten. Ze laten zich meedrijven met de stroom, soms tot het fatalistische toe. Terwijl ideeën kunnen evolueren van de perceptie dat ze “ondenkbaar” zijn naar “radicaal” en verder naar “acceptabel” en “verstandig”. Tot ze uiteindelijk populair zijn en geïntegreerd worden in het beleid. We hebben dus altijd een keuze. There is no alternative roepen smoort de democratie en fnuikt het debat nog voor het begonnen is.’
‘De lokale omgeving is de ideale omgeving om het gesprek te voeren: je ervaart er dat wie het niet met jou eens is geen bokkenpoten heeft, toch als de publieke ruimte zich ertoe leent. Door corona en het thuiswerken kregen we een andere relatie met het dorp of de wijk. We ontdekten dat de kwaliteit van onze leefomgeving de laatste decennia verschraald is: er is weinig te beleven, de ruimte is opgedeeld met hekjes, de trottoirs zijn te smal om elkaar te ontmoeten. De lat moet dus hoger. Tot nu toe moest vooral het historisch centrum mooi zijn, in de wijken rondom stak het niet zo nauw.’
‘Zeker als we meer blijven thuiswerken, wordt die eigen omgeving weer belangrijker en krijgt het dorp wellicht een tweede adem. Wie thuis werkt, loopt ’s middags even om boodschappen waardoor er weer contacten ontstaan. Dat is dus goed voor onze eigen gezondheid, maar ook voor die van de democratie.’ —
Marlies van Bouwel is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 05 | 2022