lokaal_20230101_62_nora.png
Provider image

Precies op de dag dat ik mijn bijdrage over de kinderopvang in Noorwegen naar de redactie van Lokaal opstuurde, verscheen er op de website van de nationale omroep NRK een groot artikel over het beroep van kleuterleider, kindertuinleerkracht, zoals ze hier zeggen, maar dan in het Noors.

En toen het nummer al in productie was, las ik op de VRT-site dat er in Vlaanderen ook experimenten lopen om opvang en kleuterklas in elkaar te laten overvloeien. Ze vermeldden het inspirerende voorbeeld van Zweden. Als u het meinummer van Lokaal hebt gelezen, weet u dat dat systeem ook hier in Noorwegen algemeen is. Daar was het dus weer, het Scandinavische Model. Als ik de interviews in Lokaal lees, en niet alleen in Lokaal, dan kom ik voortdurend het Scandinavische model tegen. En dan denk ik wel eens: dat Scandinavische model is alleen nog een uitloper van wat het vroeger, vóór de eeuwwisseling, was. Als ze hier nu olie zouden ontdekken, of iets wat meer in de tijdsgeest past en ook sloten geld kan opleveren, dan ging het bedrijfsleven met de winst aan de haal in plaats van de hele maatschappij mee te laten genieten. En de moderne Noorse miljardairs trekken ook naar Zwitserland, of sturen hun dochter er naartoe, echt of schijnbaar, om niets te hoeven bijdragen aan het Scandinavische model. Ik schreef hier al spontaan ‘Schandinavisch’! Maar ik had het niet over miljardairs die zich te goed voelen om bij te dragen aan het Scandinavische model, maar over de opvang van kinderen tot het jaar waarin ze zes worden.

Omdat ik in het meinummer maar voor één zinnetje over het personeel plaats had, omdat de zaak belangrijk is en er ook bij jullie veel aandacht voor is, vond ik dat ik er nog wel even over door kon gaan.

Volgens de statistieken gingen er in 2022 een kleine 220.000 kinderen naar de opvang. Ze konden terecht in 5419 opvanginitiatieven in het hele land, 106 minder dan in 2021. Dat is al enkele jaren een tendens: de kindertuinen worden almaar groter en er zijn er almaar minder.

Er werken mensen met verschillende opleidingen, maar vooral pedagogen, kleuter- en andere leerkrachten, kinderbegeleiders en assistenten. Voor de opleiding tot wat ik hier gemakshalve kinderbegeleider noem, moet je naar de videregående skole, zeg maar het voortgezet onderwijs, waar jongeren vanaf hun zestiende naartoe gaan. Je kunt er een getuigschrift (een fagbrev, ‘vakbrief’) behalen of je voorbereiden op hoger onderwijs. De kleuterleerkrachten hebben een bacheloropleiding en eventueel een master. Assistenten hebben geen formele opleiding, maar ze krijgen wel alle mogelijkheden om bijscholing en vorming te volgen, terwijl ze werken. Zij moeten net als iedereen die in de kinderopvang begint te werken, een bewijs van goed zedelijk gedrag voorleggen. Wie geen school gelopen heeft in het Noors of Sami (de taal van de Sami of ‘Lappen’), moet een getuigschrift Noors van minimaal niveau B1 hebben. Voor Zweeds- of Deenstaligen is dat niet nodig.

Vorige keer vertelde ik al wat kinderen in de opvang doen. Echt activiteiten ter voorbereiding van schoolse vaardigheden horen daar niet bij, maar de gemeente, die ook het lager onderwijs organiseert, mag wel overleg tussen beide niveaus opleggen om een veilige en prettige overgang voor de kinderen te garanderen. In de kindertuin krijgen de kinderen de basiswaarden voor een gezonde, creatieve, solidaire en democratische toekomst mee, met respect voor de verschillen tussen mensen en ieders vrije meningsuiting.

Mij lijkt werken in een Noorse kindertuin wel aantrekkelijk. Ik schrok dus toch wel wat van dat artikel op de website van NRK, waarin twee jonge vrouwen die dit semester afstuderen, vertellen dat ze zich zorgen maken over de slechte reputatie van hun beroep. Daarom willen ze hun enthousiasme delen en op de vele positieve kanten van het vak wijzen. Hopelijk werkt het bij de jongeren die het komende jaar over hun studiekeuze moeten beslissen. Want er zijn meer professionele handen nodig in de kinderopvang: in het programma van de regering voor de kindertuin van de toekomst staat dat het aantal bachelors moet toenemen tot zestig procent van de werknemers (nu 44 procent), en het aantal kinderbegeleiders tot minstens 25 procent.

Maar het aantal nieuwe kandidaten voor de opleiding daalt nu al voor het vierde jaar, voor de hele onderwijssector, maar vooral voor de bachelor kleuterleraar. Daar zijn er minder kandidaten dan open plaatsen in de opleiding. Waarom? Het is zwaar en verantwoordelijk werk, en goed betaald is het ook al niet: een bachelor verdient zo’n tien procent minder dan het gemiddelde loon in Noorwegen. En het is erg moeilijk vervanging voor afwezigen te vinden. Dat merkt uiteraard ook het vakverbond voor werknemers in de kinderopvang op. ‘Voldoende personeel is een belangrijk element,’ schrijven ze op hun website. ‘Beroepstrots en een goed arbeidsmilieu maken het makkelijker stress en onveiligheid aan te kunnen.’ Onveiligheid? Eén zinnetje valt me daarover op in hun verklaring: Het vakverbond wil het goede werk ter preventie van gehoorschade onder personeel van de kinderopvang voortzetten. Logisch, al die kinderen die oefenen in vrije meningsuiting, dat loopt zonder goede akoestiek in de opvang slecht af.—

 

Nora Van Meeuwen | Beeld Freepik
Voor Lokaal 06 | 2023