Hans Bonte is sinds 2013 burgemeester van Vilvoorde, voordien was hij er schepen en OCMW-voorzitter. Gert Vercauteren werkt sinds 2008 voor het OCAD (coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse), eerst als hoofd van het departement analyse en sinds oktober 2020 als directeur ad interim. Voor de foto poseren ze onder een schilderij van Vilvoordenaar Jan Portaels die in de 19de eeuw naar Syrië reisde en een belangrijk vertegenwoordiger van het oriëntalisme was. Bijna twee eeuwen later trokken weer jongeren uit Vilvoorde naar Syrië, met minder nobele bedoelingen.
Hoe belangrijk is de aandacht voor het jihadisme vandaag nog voor het OCAD?
Gert Vercauteren: ‘Van het aantal dreigingsmeldingen komt het grootste deel nog steeds uit die hoek. In de gemeenschappelijke gegevensbank – waarin alle betrokken diensten niet-geclassificeerde informatie uitwisselen over personen en organisaties die prioritair opgevolgd moeten worden – zijn intussen 700 extremisten en terroristen opgenomen, en mensen met een jihadistische inspiratie vormen nog altijd het grootste contingent. De problematiek stagneert wel wat, de zichtbaarheid vermindert. Jihadisten en salafisten werken meer clandestien. De propaganda gebeurt niet meer op Facebook of Twitter maar via afgesloten kanalen. Dat maakt dat ze minder makkelijk een groot publiek bereiken, maar het propagandamateriaal en de jihadisten zijn er nog. Als er een sterke trigger is, zoals het opnieuw publiceren van de Mohammed-cartoons in Frankrijk, kan dat nog altijd tot aanslagen leiden. In België hebben we onlangs enkele arrestaties gehad in het Antwerpse en in Limburg. We moeten waakzaam blijven.’
Hoe zit dat lokaal, in Vilvoorde?
Hans Bonte: ‘Je kunt in deze problematiek niet over lokaal spreken. Als je verantwoordelijkheid draagt in Vilvoorde, voel je meteen ook de Antwerpse en Brusselse nabijheid. Er zijn zeer duidelijk verbindingen tussen de verschillende groeperingen. In Vilvoorde volgen wij de radicalisering nog van zeer nabij op. We kunnen dat veel beter dan de politie- en de inlichtingendiensten van wie de informatiepositie toch zwak blijft. Dat heeft te maken met niet aanwezig zijn op het terrein en met een gebrek aan diversiteit bij die diensten. Vergeet niet dat de beste controle nog altijd gebeurt door de eigen omgeving. We hebben als stad een lange weg afgelegd in de bestrijding van radicalisering en dat is voor 95 procent te danken aan het gegeven dat we de moslimgemeenschap meehadden. We houden zeer nauwe contacten met de milieus waarin die mensen actief zijn, met sleutelfiguren, ook met terugkeerders uit Syrië. Zo houden we een goed zicht op de samenleving.
Een zeer acuut probleem dat tot spanningen leidt, heeft te maken met mensen die onterecht in allerlei databanken zijn terechtgekomen. Ik ken een brave vader die daardoor zijn werk op de luchthaven is kwijtgeraakt en een manager die werd opgepakt op vakantie in het buitenland. In België kunnen we nog zoveel inspanningen doen om die mensen van de lijsten te halen en hen te ontseinen, maar andere landen of luchtvaartmaatschappijen trekken zich daar niets van aan. Dat leidt tot veel onbegrip in de moslimgemeenschap. Correcte informatie die voortdurend wordt aangepast, is essentieel. Databanken moeten dynamisch zijn.’
Gert Vercauteren: ‘We delen die bezorgdheid. Er zijn mensen die ooit ten onrechte werden geseind door politie- of inlichtingendiensten en zo op internationale lijsten kwamen. Hen daar weer af krijgen, is zeer moeilijk. De gemeenschappelijke gegevensbank in België is gebaseerd op afgebakende wettelijke criteria, je komt er niet zomaar in terecht. Vroeger hadden we die niet, iedereen had zijn eigen lijsten. Die databank is de ruggengraat van de strategie TER tegen Terrorisme, Extremisme, Radicalisering. Een andere belangrijke pijler is de aanpak en coördinatie via de lokale structuren, zijnde de LIVC R’s en de Lokale Taskforces.’
Legt u eens uit hoe die twee structuren samenwerken.
Gert Vercauteren: ‘De LIVC R is een multidisciplinair overlegplatform van burgemeester, gemeenteambtenaar, lokale politie en lokale sociale actoren waar informatie wordt uitgewisseld over concrete personen, met het oog op preventie en re-integratie via een op maat uitgewerkt begeleidingstraject. In de Lokale Taskforces zitten de veiligheids- en inlichtingendiensten samen op regionale schaal voor een meer repressieve en veiligheidsgerichte aanpak. Ook de information officer van de lokale politie maakt er deel van uit en vormt de link met de LIVC R’s als dat nodig is.
Per geval wordt beslist welk platform een dossier opvolgt. Ik kan de burgemeester alleen maar bijtreden over het grote belang van lokale besturen. Zij houden rechtstreeks contact met de burgers en weten wat er reilt en zeilt in hun gemeente. Voor de vorming van je identiteit blijkt de gemeente of stad waar je opgroeit veel belangrijker te zijn dan het land, steden en gemeenten kunnen een plek zijn van verbinding en erbij horen. Het OCAD is de beheerder van de gemeenschappelijke gegevensbank maar is zelf niet actief op het terrein. Op basis van alle informatie waarover we beschikken, maken wij per persoon een dreigingsevaluatie en motiveren we waarom die persoon in de gemeenschappelijke gegevensbank zit. Die evaluaties krijgen een continue update met de nieuwe informatie die we ontvangen van onze partneren steundiensten, die vertegenwoordigd zijn in de Lokale Taskforces. Idealiter krijgen we ook informatie van de LIVC R met betrekking tot de evolutie van de persoon in kwestie. Vanuit de LIVC R stroomt echter enkel informatie door naar de Lokale Taskforce als hierover consensus is tussen al haar leden.’
Hans Bonte: ‘In de LIVC R kunnen we informatie delen met de politiediensten. Van daar loopt dat naar de Lokale Taskforce en de gegevensbanken. Ik betrap mezelf er wel op dat ik afspraken maak met de korpschef over wat we doorgeven en wat niet, vanwege de zware prijs die kan vasthangen aan opname in een databank. Ik sta ook sceptisch tegenover het opnemen van het OCMW, het CAW, de sociaal werkers in de LIVC R. Die mensen hebben daar de tijd niet voor en ze zullen ook hun informatie niet willen delen, wat ik begrijp. Omgekeerd zullen politiediensten zeer terughoudend zijn om sociale diensten aan te zetten om iemand wat beter op te volgen. Op de LIVC R is er informatie-uitwisseling tussen de stad en de lokale politie. En als het nodig en nuttig is vanuit veiligheidsoogpunt, organiseren we daarnaast partnertafels met die sociale sleutelfiguren, vertrekkend van goede informatie.’
Gert Vercauteren: ‘De burgemeester kan het OCMW, het CAW, het CLB, het onderwijs en andere socio-preventieve actoren uitnodigen maar dat is geen verplichting. Wat werkt in één gemeente werkt niet altijd in een andere. In Vilvoorde werkt de LIVC R goed zonder er de sociale diensten bij te halen, elders kunnen andere keuzes beter werken. Het belangrijkste is dat er informatie kan doorstromen van die diensten naar de LIVC R, en dat er gewerkt wordt aan wederzijds vertrouwen en een cultuur van samenwerken.’
Hoe goed werken die structuren op dit moment?
Gert Vercauteren: ‘We staan ongetwijfeld sterker dan vroeger, er wordt veel meer informatie gedeeld.’
Hans Bonte: ‘Dat klopt, maar de dynamiek in een samenleving is zo groot dat er bij alle radertjes een ongelofelijke discipline moet zijn om alle informatie up-to-date te houden. Het is goed dat de structuren er zijn, maar de verwachtingen dat alles op die manier opgevolgd kan worden zijn niet realistisch. Ik weet als burgemeester vaak meer dan wat in allerlei databanken en statistieken staat. Toen twee terugkeerders uit Syrië vanuit Brussel naar hier verhuisden, heb ik uit Brussel niets gehoord. Hoe ben ik dat dan toch te weten gekomen? Omdat we informatie krijgen van mensen uit de gemeenschap zelf, omdat we zeer actief zijn in alle minderheidsgroepen in onze stad.
Ik heb zeer veel vertrouwen in het zelfcontrolerende vermogen van de samenleving. De moslimgemeenschap engageert zich zeer sterk tegen het radicalisme, onderschat dat niet, ze treedt zeer efficiënt op tegen mensen die de foute kant opgaan. De kracht van medestanders in de moslimgemeenschap is veel sterker dan ons nog vaak zeer kleine en zeer witte politiekorps, alleen durft men hen daarin niet te erkennen. Ik hoop dat de minister erin slaagt om de goed werkende moskeeën te erkennen, zodat de kleine groep radicalen niet kan zeggen dat ze hier niet welkom zijn als moslims.’
Gert Vercauteren: ‘Inclusie is inderdaad zeer belangrijk. We zijn blij met de initiatieven om meer geloofsgemeenschappen te erkennen. Bij de meeste is er maar zelden sprake van een vorm van extremisme. Ook de meeste vrouwen en kinderen die terugkeren uit Syrië doen het goed en evolueren in de richting van een volledige re-integratie in onze maatschappij. Het klopt dat veel moslims actiever en sterker geworden zijn en vlugger stelling nemen tegen salafi-jihadisten.’
Hans Bonte: ‘De structuren op zich, hoe relatief die ook zijn in het bestrijden van het jihadisme, zijn wel belangrijk voor het veiligheidsbeleid, omdat ze ons naar een cultuur van samenwerking doen evolueren. De multidisciplinaire samenwerking kan ook voor andere veiligheidsissues een werkmethode zijn, zoals de grootstedelijke criminaliteit die in Vilvoorde binnensijpelt en de illegale economie die hele sectoren erodeert.’
Hoe kunnen politiediensten sterker worden in informatie-inzameling?
Hans Bonte: ‘In de hele regio zijn er grote problemen om het politiewezen op orde te houden en voldoende personeel te hebben. Vooral wijkagenten zijn essentieel. Zij zijn de sleutelfiguren voor de kwaliteit en de informatiepositie van de politie. Helaas willen de meeste jongeren liever bij de interventiediensten werken. Ook de wetgeving werkt soms tegen: een wijkagent mag tijdens de werkuren niet meer op café gaan, terwijl dat net een plek is waar veel informatie te rapen valt.’
Gert Vercauteren: ‘De Lokale Taskforces die echt goed draaien, hebben een sterke buurten wijkpolitie die aanklampend werkt en praat met de mensen.’
Welke groepen vragen er naast jihadisten nog bijzondere aandacht van het OCAD?
Gert Vercauteren: ‘Twee fenomenen maken sinds enkele jaren opgang. Het eerste is het anti-overheidsextremisme. Meestal is dat niet gestoeld op een breed ideologisch kader, maar gaat het over dreiging die voortkomt uit een single issue. Denk aan groepen die zich tegen de covid- en vaccinatieaanpak keerden en waar allerlei desinformatie en complottheorieën leidden tot radicalisering en dreigementen tegen politici, virologen, media. Qua aantal dreigingsmeldingen staan die ongeveer op hetzelfde niveau als jihadisten. Het tweede fenomeen is rechts extremisme dat verantwoordelijk is voor tien à twaalf procent van de dreigingsmeldingen. In de gemeenschappelijke gegevensbank staan een zestigtal personen uit die hoek. Rechts extremisme bleef tot voor enkele jaren beperkt tot een vrij gesloten publiek, nu is het meer mainstream geworden.
Het is op de grote fora veel meer aanwezig en bereikbaar dan jihadistische content, die fora doen veel minder inspanningen om die content te verwijderen. Net als bij het jihadisme zijn jongeren daar zeer vatbaar voor. Opvallend is dat het over jongeren uit alle maatschappelijke milieus gaat.’
Hans Bonte: ‘Het anti-establishment en anti-overheid zijn neemt soms ernstige vormen aan. Kijk maar naar de agressie tegen de politie of de brandweer, de grenzen worden telkens verlegd. Maar ik maak me vooral bijzonder grote zorgen over de toename van extreemrechts, racistisch geweld. In onze LIVC R-vergaderingen is de lijst van rechts-extremistische personen die we bespreken veel langer dan die van jihadisten. We onderschatten het probleem en we treden er veel te soft tegen op. Ik heb niet veel veroordelingen gezien in verband met Schild en Vrienden, we hebben nochtans antidiscriminatie- en antiracismewetten. Het heeft ermee te maken dat het probleem gepolitiseerd is. We zien die mensen als Vlaams-nationalisten, er zijn vaak banden met het Vlaams-nationalistische politieke establishment. We vergeten dat het over extremisten gaat, vaak lone wolves die door copycatgedrag in staat zijn om ellendige dingen te doen. We moeten veel alerter zijn.’
Gert Vercauteren: ‘Rechts-extremisten hebben een ander profiel dan jihadisten en zijn vaak goed ingebed in de lokale samenleving. Voor gemeente en politie is het complex daar mee om te gaan. Hoe pak je een extreemrechtse, radicaliserende jongere uit een hoog aangeschreven familie aan?’
Hans Bonte: ‘Dat debat is indertijd nooit gevoerd met de moslimjongeren die vertrokken naar Syrië. Dan werd niet naar de familie of de context gekeken, of naar de effecten van ons optreden voor de omgeving van de vertrekkers. Dat we die fout niet nog eens moeten maken, spreekt voor zich. Maar hoe we rechts-extremisten dan wel moeten behandelen, is nog niet duidelijk. Feit is dat we nu veel te laks zijn als er wetten overtreden worden op racisme, negationisme. We moeten grenzen trekken. Indertijd zijn hier jongeren op lijsten gezet omdat ze in de klas een vlag tekenden van IS. Wat is er gebeurd met alle sympathisanten van Jürgen Conings?’
Gert Vercauteren: ‘We moeten het aanzetten tot haat en geweld op sociale media en het internet inperken, dat geldt voor uitingen van rechts en soms ook links extremisme. Met jihadistische propaganda waren we daar te laat mee, die fout mogen we nu niet maken. En voor alle duidelijkheid, je mag extreem en radicaal zijn. Dat is geen probleem zolang je je houdt aan de democratische krijtlijnen. Als je structureel aanzet tot haat en geweld of dat legitimeert, dan kom je bij ons op de radar. Het maakt niet uit of het over jihadisme of rechts of links extremisme gaat.’
Zijn die twee recentere fenomenen vooral een stedelijk probleem?
Gert Vercauteren: ‘Extremisme is in al zijn vormen overwegend een grootstedelijk probleem. Rechts-extremisme is meer verspreid over het hele grondgebied, ook op het platteland. Burgemeesters die zeggen dat er geen probleem is en dat ze geen LIVC R nodig hebben, kijken misschien niet goed genoeg naar de problemen. Ik zou hen in elk geval aanraden om met enkele buurgemeenten samen een LIVC R op te richten en te anticiperen op mogelijke problemen. Dat is verstandig, goed bestuur. Grootstedelijke problemen vinden ook hun weg naar meer landelijke gebieden.’
Hans Bonte: ‘Vilvoorde is de snelst groeiende stad in Vlaanderen, de stad met de jongste bevolking en de meest diverse stad. Hier is geen enkele groep nog in de meerderheid, ook de Vlamingen niet. Dat is het lot van Vlaanderen, alle gemeenten zullen verkleuren. Vilvoorde geraakt stilaan voorbij het wij-zij-denken, dat proces zal overal moeten gebeuren. Overal zal gewerkt moeten worden aan de kwaliteit van samenleven, met regels waaraan iedereen zich moet houden.’ —
Bart Van Moerkerke is redacteur Lokaal en Katrien Van Mele is coördinator EMMA & begeleidings- en coachingstraject LIVC R
Voor Lokaal 07-08 | 2022
Twee publicaties en een ondersteunend traject
De VVSG werkte met de Vlaamse overheid en in opdracht van de Vlaamse regering twee publicaties uit. Een eerste richt zich op personen die nog niet vertrouwd zijn met de LIVC R en die meer te weten willen komen over het opzet, de werking en de bedoeling ervan. Voor hen werd een vraag-en-antwoordfiche LIVC R ontwikkeld. Als het antwoord daarin niet te vinden is, dan is er nog het uitgebreide draaiboek LIVC R. Dat biedt naast meer duiding over het juridische kader ook inzicht in een praktijkgericht stappenplan.
Heb je nog vragen of nood aan (bijkomende) ondersteuning bij de opstart of werking van de LIVC R in jouw gemeente? In het begeleidings- en coachingtraject LIVC R (vvsg.be) biedt de VVSG ondersteuning op maat van jouw lokaal bestuur. Neem contact op via katrien.vanmele@vvsg.be voor meer info. www.vvsg.be/livc-r