- Michelle Ferket
- Straattherapeut bij de dienst Preventie en Veiligheid van de stad Mechelen
- Helpt inwoners met een dubbeldiagnose, die verslavings- én psychische problemen hebben
- Werkt daarvoor samen met partners uit het hele lokale hulpverleningslandschap
- Hanteert kwetsbaarheid en nabijheid als hulpmiddelen in doeltreffende therapie
‘Voor het overige lagen de inhoud en de methodiek van de nieuwe functie grotendeels open,’ vertelt Michelle Ferket. ‘Samen met mijn diensthoofd heb ik er invulling aan gegeven. Dat deed ik eerst en vooral door mezelf bekend te maken, door op zoek te gaan naar de precieze noden van de doelgroep, en te kijken waar de hiaten zitten: welke soort hulpverlening is er al, welke bestaat er nog niet? Ik probeer goed aan te vullen, de hulp aan te bieden die nog nodig is.’
Michelle Ferket rolde allerminst onvoorbereid in de functie. Ze werkt al een twintigtal jaar in de hulpverlening, met onder meer ervaring in de psychiatrie en de bijzondere jeugdzorg. Verslaving en dubbeldiagnose werden door de jaren haar specialiteit. ‘Wat ik precies doe, is moeilijk uit te leggen, omdat het maatwerk is,’ zegt ze. ‘Bij sommige cliënten ga ik wekelijks langs. Dan praten we. Anderen begeleid ik bij de zoektocht voor een opname, wanneer dat nodig blijkt: in de psychiatrie, in een ontwenningscentrum, bij een gespecialiseerde therapeut. We bekijken samen wat het meest aansluit bij de noden en situatie van de persoon in kwestie.’
De Mechelse straattherapeut is geen eiland op zich, maar werkt nauw samen met verschillende diensten en collega’s. In haar afdeling zitten ook andere outreachers die in de eerste lijn werken: het straathoekwerk, een collega die veelal met scholen aan de vroege detectie van verslaving en drugsproblemen werkt, een projectmedewerker die criminaliteit bij jongeren preventief opvolgt, een team dat bezig is met vervreemding en radicalisering enzovoort. ‘Bij mijn cliënten is bijna altijd een maatschappelijk werker betrokken, geregeld ook een justitieassistent, en andere hulpverlening,’ vult Michelle Ferket aan. ‘Met al die mensen is er dan ook overleg over de cliënt.
Mijn functie heeft wel wat raakpunten met die van straathoekwerker, maar een van de verschillen is dat andere hulpverleners, sociaal werkers, politiemensen personen waarbij zij dubbeldiagnose vermoeden, aan mij kunnen signaleren. Ik contacteer die mensen dan, en zet met hen een traject op als ze dat wensen. Ik schat dat ik ruim zeventig procent van mijn tijd besteed aan gesprekken met de cliënten. De overige dertig procent kruipt in administratie, opnames regelen, dossiers in orde brengen, telefoontjes.’
Sinds ze aan de slag ging als straattherapeut, volgt Michelle Ferket zo’n 35 mensen met dubbeldiagnose op. Dat ze een chronische problematiek hebben, daar windt ze geen doekjes om. ‘Van bij het begin wist ik dat het opzet om met kortdurende therapieën te werken, zeer moeilijk houdbaar zou zijn,’ legt ze uit. ‘De realiteit is dat mensen die bij mij komen, soms al twintig jaar verslaafd zijn én psychische problemen hebben, ze hebben verblijven in meerdere instellingen waaronder gevangenissen achter de rug. Dat los je niet zomaar op met een standaardreeks van acht gesprekken. Dikwijls ben je vooral schade aan het beperken. De intensiteit van de begeleiding schommelt ook. Wanneer cliënten in opname zijn, staat die op een lager pitje, maar ik hou wel contact, ook met de psychiatrie. Daarmee werk ik altijd samen om de cliënt op te volgen.’
Het therapeutische werk levert resultaten op met betere en mindere periodes, net omdat een dossier nooit is afgerond. ‘Bij mijn cliënten gaat het met ups en downs, een beetje zoals bij iedereen,’ glimlacht Michelle Ferket. ‘Er zijn positieve verhalen, dat zeker. De cliënt die na een tijd op straat te hebben geleefd nu weer aan het werken is, een partner vond en gaat samenwonen, bijvoorbeeld. Maar of zijn problemen nu opgelost zijn en hij clean zal blijven…? Uit die tijdelijke successen haal ik in elk geval voldoening, en ook uit de dankbaarheid van de mensen, in het algemeen uit het feit dat je iets kunt betekenen in iemands leven. Vergeet daarbij trouwens de mensen in de omgeving van de cliënt niet: ook die hebben het vaak moeilijk gehad. Wanneer de vraag er is, heb ik ook ondersteunende gesprekken met de familieleden.’
Als voornaamste begrenzende factor in haar werk noemt Michelle Ferket zonder veel aarzeling het hulpverleningslandschap zelf. ‘Je botst op de wachtlijsten overal, en op het tekort aan aanbod of alternatieve opvangmogelijkheden aangepast aan mijn doelgroep,’ merkt ze op. ‘Ik wou zelf altijd zonder wachtlijsten werken, maar de realiteit haalt me nu in. En één gesprek in de week is niet altijd voldoende voor iemand die veel hulp nodig heeft.’
Gesteld dat ze er een collega bij kon krijgen, welk profiel zou die dan moeten hebben? ‘Naast ervaring in de hulpverlening moet je voor dit werk toch in staat zijn om de gebaande wegen te verlaten, ver van de gebruikelijke maatschappelijke en hulpverleningskaders,’ vindt Michelle Ferket. ‘En in tegenstelling tot het advies om voldoende afstand te bewaren dat we altijd in onze opleidingen krijgen, moeten we volgens mij net op zoek naar nabijheid, naar de band met de cliënten. Het is daarom belangrijk dat je je kwetsbaar kunt opstellen, zodat de afstand wegvalt en je dicht bij de cliënt kunt komen. Dat vergt wel een specifiek profiel. Dat het werk me dan ook persoonlijk raakt, vind ik net belangrijk, dat zorgt voor gedrevenheid. Anderzijds blijft het wel werk, ik laat het mijn nachtrust niet verstoren. Die balans moet er wel zijn.’ —
Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal
Voor Lokaal 07-08 | 2022