2022Lokaal0708 - De toekomst.png
Provider image

Professor Eric Lancksweerdt promoveerde op een proefschrift over burgerparticipatie op het lokale bestuursniveau. In zijn boek Sterk Burgerschap is hij verder op zoek gegaan naar manieren om burgers en lokale besturen dichter bij elkaar te brengen. ‘Ik legde me vooral toe op de kracht van burgers en hoe zij invloed kunnen hebben op onze huidige democratie.’

Eric Lancksweerdt is hoofddocent aan de faculteit Rechten van de universiteiten van Hasselt en Gent. Eerder was hij jarenlang actief als eerste auditeur-afdelingshoofd bij de Raad van State. Zijn onderzoek spitst zich toe op burgerparticipatie, alsook op vernieuwingen in de rechtspraktijk, toegepaste ethiek, en onderhandelen en bemiddelen. Zijn boek Sterk burgerschap verscheen onlangs bij uitgeverij Gompel & Svacina.

‘Burgers hebben een enorm potentieel aan kwaliteiten. Zij hebben de neiging en het vermogen om rechtvaardig, solidair en redelijk te zijn. Mensen zijn in wezen goed, hoewel we natuurlijk niet blind mogen zijn voor al het leed dat ze veroorzaken. Psychologisch onderzoek heeft bijvoorbeeld al uitgewezen dat mensen dienstbaar willen zijn voor de samenleving. Bij burgerparticipatie komt het er dan op aan om die kwaliteiten aan te wakkeren en ten dienste te stellen van de samenleving. Dat is wat ik sterk burgerschap noem en dat is voor mij de grondslag van een bloeiende democratie. Inbreng van burgers is voedsel voor de democratie, voor de democratische groei en ontwikkeling.’

‘De ontwikkelingsgerichte democratie – dat is een democratie die gericht is op het ontwikkelen van burgerschapskwaliteiten – zal vooral vorm krijgen via burgerparticipatie, omdat daar de mogelijkheid ligt om mensen rechtstreeks met elkaar in interactie te laten gaan. Daar liggen de kansen om te groeien, om te leren van elkaar, om tolerant en solidair te worden enzovoort. Deze democratie komt uiteraard niet in de plaats van de representatieve democratie. Dat blijft de ruggengraat van ons systeem. Zo blijven alle meningen vertegenwoordigd via de verkiezingen. Ik zie daarnaast wel ruimte voor de ontwikkelingsgerichte democratie die gekoppeld kan worden aan de besluitvormingsprocessen van de representatieve democratie. Daarbij kunnen de lokale besturen hun burgers betrekken en zo hun burgerschapskwaliteiten versterken.’

‘Ik moedig daarom de lokale besturen aan een heldere visie te ontwikkelen over burgerparticipatie. Zij behandelen de thema’s die burgers rechtstreeks aanbelangen, zoals een verkeersprobleem op een paar honderd meter van hun voordeur. Ze kunnen zeer concreet aan het werk gaan met de burgers. Het gaat vaak over beslissingen die het algemeen belang raken.’

Volgens het ‘groot gemeentelijk communicatieonderzoek’ van de Thomas More-hogeschool, onder leiding van onderzoekers Eric Goubin en Michelle Lenaerts, staan inspraak en participatie sinds 2017 hoger op de lokale agenda. Zo voorzien bijna alle gemeenten in variërende vormen en frequenties bewonersparticipatie. ‘Dat is natuurlijk een zeer mooie trend, die hopelijk voortgezet kan worden.

De lokale besturen zetten al verschillende methoden in bij participatieprocessen en dat moeten ze zeker blijven doen. Ik moedig ze vooral graag aan om ook participatiemethodes in te zetten die het mogelijk maken burgerschapskwaliteiten te ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld aan werkwijzen die gebaseerd zijn op bemiddeling, waarin men een gesprek voert onder gelijken met een neutrale derde. Zo zijn cirkelgesprekken veelbelovend: deelnemers nemen letterlijk plaats in een cirkel om in een diepgaande vorm van communicatie te treden.

Deep democracy kan ook veel inspiratie bieden. Daarbij worden mensen ertoe aangezet te luisteren naar de stem van de minderheid en de stem van mensen waarmee ze het helemaal niet eens zijn. Daar valt natuurlijk veel uit te leren. De uitdaging voor de lokale besturen ligt er vooral in om deze processen goed te omkaderen en te begeleiden. Zij moeten optreden als facilitator, maar tegelijk zeer duidelijk kaderen wat mogelijk is, wat de doelstelling is en wat het budget is.’

‘Ik denk bijvoorbeeld aan het Ostbelgien-model, waar een heel systeem decretaal verankerd is waarin burgers structureel hun mening over allerlei dingen kunnen geven. Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap is verplicht om er iets mee te doen. Het moet het resultaat in zijn besluitvorming betrekken. Het moet het daarom niet per se uitvoeren, maar het moet wel grondig verantwoorden wat ermee gebeurt. Methodes als cirkelgesprekken en deep democracy worden al vaker toegepast in langdurige en ietwat hoogdrempelige deliberatieve processen zoals burgerpanels en het Ostbelgien-model, maar kunnen zeker ook in kleinschaliger processen ingezet worden, bijvoorbeeld op een wijkgesprek of een infoavond.

Natuurlijk moeten we onder ogen zien dat de lokale besturen niet over oneindig veel middelen beschikken om talloze participatietrajecten op te zetten. Er is echter veel mogelijk zonder al te grote inspanningen, bijvoorbeeld via redelijk bescheiden wijkbudgetten. Het kan interessant zijn om je als lokaal bestuur open te stellen voor spontane burgerinitiatieven. Blijf de vinger aan de pols houden! Zo kun je je ook vooral faciliterend en ondersteunend opstellen, wat niet al te veel personeel, middelen of inspanningen hoeft te vragen.’

‘Als ik mag dromen van 2050, dan krijgt de democratie meer en meer vorm rond kleine, tijdelijke polissen. Polissen zijn politieke gemeenschappen waar publieke aangelegenheden worden besproken. Die polissen kunnen zich vormen rond zeer concrete projecten. Als er bijvoorbeeld ergens nieuwe windmolens komen en er is wat contestatie over, dan kun je daar een gesprek over opzetten met buurtbewoners, de projectontwikkelaar, het lokale bestuur…

Dat is dan een kleine polis, waarin gepraat kan worden over zaken van algemeen belang. Zo zullen we naar netwerken of verbanden van kleine polissen evolueren waarin burgerschap op een concrete en directe manier vorm kan krijgen. Daarin worden mensen ondersteund om het beste van zichzelf te geven en om hun burgerschapskwaliteiten te ontplooien. Op die manier kunnen we onszelf overstijgen en van het “ik” naar het “ik en wij” gaan. Vergrijzing, klimaat, migratie, de kloof tussen arm en rijk, het zijn allemaal stevige uitdagingen die niet in een puur geïndividualiseerde samenleving opgelost kunnen worden. Daarvoor hebben we elkaar, de gemeenschap, nodig. Ik gebruik graag het beeld van een tapijt: we kunnen mensen zien als allemaal draden in verschillende kleuren. Als we die met elkaar verweven, krijgen we een tapijt. Iedere draad blijft zoals hij is, maar samen vormen we een groter geheel.’ —

 

Eliene Rijcken is VVSG-projectmedewerker communicatie en kennisdeling
Voor Lokaal 07-08 | 2022