200331debaere_k01 kennisnetwerk.jpg
Provider image

‘Het OCMW maatschappelijk werk staat voor een dubbel probleem. Aan de ene kant brokkelt het draagvlak voor armoedebestrijding af. Aan de andere kant nemen de uitdagingen voor het maatschappelijk werk toe.’ Dat zegt Guido De Baere, directeur van de afdeling Wonen en Activering van het OCMW Gent. Dat is echter geen reden om bij de pakken te blijven zitten. ‘Het OCMW maatschappelijk werk maakt het verschil in de samenleving, het heeft een unieke positie en specifieke troeven, maar het laat te weinig van zich horen.’

‘Het neoliberale gedachtegoed en de maatschappelijke tendens naar individualisering zijn voor mij de oorzaken van een krimpend draagvlak voor armoedebestrijding. Het idee dat armen zelf verantwoordelijk zijn voor hun situatie en dat het niet nodig is veel solidariteit op te brengen, krijgt steeds meer weerklank. Vooral de gekleurde armoede wordt in het verdomhoekje gezet. Dat heeft verschillende gevolgen voor het sociaal werk van het OCMW. Er zijn minder middelen voor armoedebestrijding en de druk voor meer efficiëntie wordt groter, terwijl de werklast van maatschappelijk werkers al zeer hoog ligt.’

‘Het kleiner wordende draagvlak zet niet alleen druk op de beschikbare middelen, het maakt de opdracht van maatschappelijk werkers ook complexer. Ze moeten verbindend werken, ervoor zorgen dat mensen die uit de boot vallen een plaats krijgen. Dat wordt hun in onze op het individu gerichte samenleving behoorlijk moeilijk gemaakt. Dat heeft ook een weerslag op het imago van het OCMW maatschappelijk werk. Ik hoorde zelfs dat sommige maatschappelijk werkers er op familiefeestjes niet happig op zijn te vertellen wat voor werk ze doen, uit vrees voor negatieve reacties.’

 

Uitdagingen

‘Tegenover het afbrokkelende draagvlak staan groter wordende uitdagingen. Een die direct in het oog springt, is de superdiversiteit. De taalproblematiek bemoeilijkt de communicatie in individuele dossiers en de behoefte aan interculturele bemiddeling wordt onderschat. Een tweede element is de klantenparticipatie. Terwijl de burgerparticipatie in de samenleving stilaan een plek krijgt, hinkt het OCMW wat achterop. Misschien is nog meer luisteren naar de echte behoeften van de cliënten wel een manier om efficiënter te werken en adequater hulpverlening op te zetten. In grotere steden worden groepen cliënten al uitgenodigd om mee te praten over het sociale beleid, maar het kan nog veel beter. In de meeste OCMW’s is er gewoon te weinig tijd om creatief na te denken en de klanten als groep bij de werking te betrekken.’

‘Een derde uitdaging is de digitalisering van de samenleving. De meest kwetsbaren missen de trein en raken nog verder achterop. Dat maakt de coronacrisis pijnlijk duidelijk op bijvoorbeeld het vlak van thuiswerk voor kinderen, vereenzaming. Een ander element is dat de arbeidsmarkt steeds minder laaggeschoolden nodig heeft, terwijl veel van onze cliënten jammer genoeg geen diploma hebben. Een laatste uitdaging die ik wil aanwijzen is de tijdsbesteding van de maatschappelijk werkers. Registratie en verantwoording zijn een steeds groter deel van hun werk. Natuurlijk wil ik als directeur mijn afdeling kunnen opvolgen aan de hand van doelstellingen, cijfers en indicatoren, maar ik heb de indruk dat de slinger nu te ver doorslaat. Daar hangt ook aan vast dat maatschappelijk werkers zich voortdurend moeten bijscholen op het vlak van software en allerlei programma’s die dan weer niet compatibel blijken te zijn met andere programma’s. De laptop zou het werk eigenlijk moeten verlichten, maar dat is lang niet altijd het geval.’

 

Unieke positie in de samenleving

‘OCMW maatschappelijk werkers maken wel degelijk het verschil in de samenleving. Ze nemen een unieke positie in. Individuele hulpverlening gaat namelijk niet enkel over het toekennen van een leefloon en andere rechten. Maatschappelijk werkers kunnen maatwerk leveren op verschillende levensdomeinen: wonen, werken, gezondheid… Ze beschikken daarvoor over verschillende instrumenten. Een methodiek die nog te weinig wordt gebruikt, is het groepswerk: lotgenoten samenbrengen is zeer krachtig om hen te ondersteunen om hun plek te vinden in de samenleving.’

‘Als er iemand expertise heeft in de problematiek van armoede en wat er allemaal bij komt, dan zijn het de maatschappelijk werkers van het OCMW wel. Ze kunnen tekorten en leemtes ter sprake brengen op lokaal en Vlaams niveau en bij het middenveld. Wat ik mis, is de gezamenlijke stem. In Vlaanderen zijn er drie-, vierduizend OCMW maatschappelijk werkers, ze staan allemaal met de voeten in de praktijk, ze weten wat er gaande is op het gebied van armoedebestrijding. Maar ze vinden elkaar te weinig, ze spreken te weinig uit één mond. Nu het maatschappelijk draagvlak afneemt en de uitdagingen voor de armoedebestrijding toenemen, moeten we heel hard pleiten voor een sterker OCMW maatschappelijk werk. De conferentie Sterk Sociaal Werk in 2018 was een goede aanzet, al kwam het OCMW daar iets te weinig aan bod. De website van het Centrum voor Sociaal Beleid en de VVSG met OCMW-verhalen uit de praktijk kan inspirerend werken. De Federatie van OCMW maatschappelijk werkers moet een nieuw elan krijgen. Zelf wil ik na mijn pensioen graag in een boek twintig, dertig maatschappelijk werkers interviewen om de meerwaarde en de sterkte van hun werk beter in beeld te brengen. Het is belangrijk met veel energie en enthousiasme te blijven timmeren aan de versterking van het OCMW sociaal werk.’ •

 

Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 05 | 2020