2021Lokaal11 - Regiovorming.png
Provider image

In maart 2021 nam de Vlaamse regering een beslissing over de afbakening van de referentieregio’s. Nu ligt er heel wat werk op tafel. De VVSG ging praten met twee algemeen directeurs: Geert Sintobin van Roeselare en Jeroen Peeters van Olen. Roeselare maakt deel uit van de referentieregio Midwest, Olen vormt samen met vier andere gemeenten de subregio Neteland, binnen de referentieregio Kempen. Beide directeurs gaven hun persoonlijke visie op de regiovorming weer.

Het beeld bestaat dat de opvolging van intergemeentelijke en interbestuurlijke samenwerking tot nog toe vooral een zaak van de politiek is geweest en niet zozeer een administratieve aangelegenheid. Dat wil Geert Sintobin nuanceren: ‘Lang voordat er van regiovorming sprake was, bestonden er heus al wel samenwerkingsverbanden. Vele daarvan zijn niet gereguleerd en blijven onder de radar van de politiek. Denk aan Whatsapp-groepen tussen algemeen directeurs of kennisdelingsplatformen waar ambtenaren projecten met elkaar delen.’

In Midwest bestaat bijvoorbeeld al meerdere jaren een feitelijke samenwerking tussen verschillende OCMW’s inzake tewerkstelling en schuldbemiddeling, waar geen juridische structuur achter zit. Geert Sintobin benadrukt daarom: ‘Laten we niet de fout maken om te veel te structureren en te formaliseren: keep it simple! Afhankelijk van de soort samenwerking ligt het accent soms politiek, soms ambtelijk.’ Jeroen Peeters sluit zich daarbij aan. Ook volgens hem is het niet puur een zaak van de politiek: ‘Wanneer er een gemeenschappelijk probleem is, vinden mensen elkaar spontaan. Zij willen de krachten bundelen om tot een oplossing te komen.’

In het regeerakkoord worden de burgemeesters als spil aangewezen voor de regiovorming, maar de algemeen directeurs worden momenteel ook betrokken bij regionaal overleg en samenwerking binnen hun regio’s. Voor Jeroen Peeters staat de algemeen directeur idealiter als volwaardige partner naast de burgemeester: ‘Binnen de stuurgroep van Neteland functioneren de vijf burgemeesters en de vijf algemeen directeurs als een perfecte tandem. De ene keer lanceren de burgemeesters hun ideeën, de andere keer geven de algemeen directeurs de voorzet.’ Een vaste groep die elkaar regelmatig ziet en elkaar kan vinden op meerdere thema’s, creëert een basis om moeilijkere zaken door te spreken en grotere projecten op te zetten. Dat ziet Jeroen Peeters als een van de voordelen van regionale samenwerking. In de regio Kempen, waarbinnen Neteland een subregio is, werkt het op een andere manier. ‘Daar is de Conferentie van Kempense burgemeesters de drijvende kracht. Elk samenwerkingsniveau heeft zijn sterkten, maar niets is zaligmakend.

Voor bepaalde thema’s is de schaal van de Kempen te groot om een bepaalde dynamiek, voldoende vertrouwen en slagkracht te genereren.’ Bij Midwest vormen de algemeen directeurs de brug tussen politici en ambtenaren, vertelt Geert Sintobin. ‘Zij zetelen mee in thematisch ingedeelde clusters en intervisiegroepen. In die laatste schenken de ambtenaren meer aandacht aan het operationele aspect en aan kennisdeling. Binnen de clusters spitsen burgemeesters en schepenen zich toe op beleidsaspecten. De algemeen directeurs zijn voorzitters bij de intervisiegroepen, zij sluiten ook mee aan bij de clusters.’ Zo zorgt Midwest voor een goede kruisbestuiving tussen de groepen.

 

Wie volgt wat op?

Die kruisbestuiving en informatiedoorstroming blijkt niet alleen belangrijk tussen politici en ambtenaren, maar ook binnen het managementteam: hoe kun je vanuit het managementteam alle intergemeentelijke samenwerkingen opvolgen? Volgens Geert Sintobin kun je gewoon niet alle informatiestromen onder controle houden: ‘Het is in een stad als de onze onmogelijk om alle vormen van samenwerking op het managementteam te bespreken en op te volgen. Bij ons ligt de klemtoon op teamniveautrouwens op de performantie van de interne organisatie: denk aan ICT, personeel, financiën… De prioritaire beleidsdossiers worden meer opgenomen door individuele MAT-leden met hun schepenen. Zij wegen daarom sterker daarop door dan het managementteam als groep.’

In Olen gaan ze iets anders hiermee om, merkt Jeroen Peeters op. Ze maken een verschil tussen samenwerkingen van Neteland en andere intergemeentelijke samenwerkingen. ‘Onze intentie bij Neteland is om als één geheel naar buiten te komen. We zijn meer dan een occasioneel samenwerkingsverband. We willen samen beleid maken, maar de versnippering van informatie begon ons parten te spelen. Zo hebben we gemerkt dat we sterker moesten inzetten op kennisdeling en intern draagvlak. Dat gebeurt niet op dezelfde manier voor andere intergemeentelijke samenwerkingen.’ Neteland zet in op een netwerkstructuur met beleids- en adviesgroepen waarbij schepenen en ambtenaren elkaar regelmatig ontmoeten, interne communicatie via een nieuwsbrief naar de vijf besturen, maar ook op kennisdeling met een handboek op een gedeelde SharePoint en op het groepsgevoel via gemeenschappelijke mandataris- en personeelsdagen.

 

De bal ligt in beide kampen

Met de regiovorming hoopt de Vlaamse regering een einde te maken aan de verrommeling van het bestuurlijke landschap. In de beslissingsnota bevestigt zij ook het goede voorbeeld te zullen geven en eigen regionale afbakeningen met de referentieregio’s te aligneren. Ook voor de algemeen directeurs is dit noodzakelijk om de regiovorming te doen slagen. ‘De verrommeling is in de eerste plaats ontstaan door regels en structuren die van bovenaf zijn opgelegd, zowel op Vlaams als op federaal niveau. Vanuit Midwest zetten we stappen vooruit, maar wij hebben niet alle sleutels in handen. We vragen vooral aan Vlaanderen om drempels op te heffen en mogelijkheden te creëren, en ook te zorgen voor afstemming met de federaal opgelegde structuren, bijvoorbeeld voor politie, brandweer of ziekenhuisnetwerken,’ vertelt Geert Sintobin.

In Neteland zijn er ook al enkele stappen gezet, maar Jeroen Peeters vraagt ook dat Vlaanderen niet blijft wachten. ‘Het is én-én. Je moet natuurlijk de ruimte benutten die je hebt. De uitdaging voor de Vlaamse en federale overheid is wel dat zij de instrumenten en de ruimte geven aan de lokale besturen om de puzzel te leggen. Er zal gekozen moeten worden. Hoe kan Vlaanderen zorgen dat initiatieven alle ruimte kunnen krijgen? We begrijpen natuurlijk dat sommige zaken tijd nodig hebben, maar we mogen niet blijven opbotsen tegen de structuren die van bovenuit opgelegd worden. We mogen niet blijven stilstaan.’ Soms hoor je de opmerking van politici of ambtenaren dat ze regiovorming als een bijkomende drempel beschouwen, omdat sommige samenwerkingsverbanden niet meer binnen de referentieregio’s vallen.

Geert Sintobin begrijpt die reactie, maar merkt ook op: ‘Je kunt niet een beetje zwanger zijn. Lokale besturen vragen duidelijkheid, dan moet er wel gestuurd worden. En daar hangen steeds voor- en nadelen aan vast.’ Jeroen Peeters vertrekt vanuit een andere bedenking: ‘Als je dat als een drempel aanvoelt, dan moet je vooral terugkijken naar de kern van het samenwerkingsverband en de visie. Waarom ben je samen beginnen te werken? Zit er een gedeelde visie achter? Als het verder gaat dan occasionele samenwerking, dan is het de moeite waard om over die drempel te stappen. Er is op die manier bij ons bijvoorbeeld een natuurlijke reflex ontstaan: kunnen we dat niet binnen Neteland of samen met Neteland doen? Die cultuur zou in de andere regio’s ook moeten opkomen, want dan wordt het samenwerkingsverband een soort vliegwiel om meer kansen te creëren en projecten op te starten.’ —

 

Lerend netwerk tegen verrommeling

Labo Regiovorming start een lerend netwerk ‘Aanpak verrommeling’ voor lokale organisaties. Hoe krijgt een lokaal bestuur een betere kijk en greep op de verschillende samenwerkingsverbanden waarin het zit? Hoe komen we als regio tot een betere afstemming van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en OCMW-verenigingen?

Dat zijn de vragen waar het lerend netwerk mee aan de slag gaat. Bedoeling is dat we samen tot een plan van aanpak komen, zowel lokaal als regionaal. Interesse? Neem contact op met Peter Hautekiet. We komen een eerste keer samen op 9 december om 14 uur in Huis Madou, Brussel.

Eliene Rijcken is VVSG-projectmedewerker communicatie & kennisdeling Innovatie en Digitale Transformatie
Voor Lokaal 11 | 2021