Voor werknemers in de privésector is het politiek verlof geregeld in de basiswet van 19 juli 1976 en in verschillende uitvoeringsbesluiten. De functies ‘districtsburgemeester’ en districtsschepen’ zijn toegevoegd, en daarnaast wordt vooral de basis gelegd voor politiek verlof voor de voorzitter en leden van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst. Ten slotte krijgen voorzitters van de gemeente- en OCMW-raad extra dagen politiek verlof. Deze nieuwigheden gelden niet in de zes Randgemeenten en in Voeren.
De uitwerking hiervan vinden we in het KB van 28 december 1976. Nieuw is dus dat leden van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst, die geen lid zijn van het college, een halve dag per maand politiek verlof kunnen nemen voor hun mandaat in een gemeente met minder dan 10.000 inwoners, en één dag per maand in gemeenten met 10.000 inwoners of meer. Voor hun toegenomen takenpakket krijgt wie tegelijk voorzitter is van de gemeenteraad en de OCMW-raad meer politiek verlof: in gemeenten met minder dan 10.000 inwoners één dag per maand per raad (dus samen twee dagen), in gemeenten van 10.000 tot 50.000 inwoners telkens twee dagen (vier dagen in totaal) en in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners 2,5 per raad (dus vijf dagen).
Merk op dat in deze regelgeving het politiek verlof per orgaan is geregeld en het bij elkaar kan worden opgeteld, zoals dat vroeger ook al het geval was. Alleen is het nu door het dubbele mandaat in de gemeente- en OCMW-raad op zowat alle raadsleden van toepassing. Voor uitvoerende mandatarissen verandert er niets. De (toegevoegde) voorzitter van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst krijgt het politiek verlof van een schepen, want hij is toegevoegd aan het college. 1 Overheid Het politiek verlof bij de overheid is apart geregeld voor elk overheidsniveau en onderverdeeld in verschillende soorten. Doordat de aanpassingen op het Vlaamse en lokale niveau enerzijds en het federale niveau anderzijds niet op elkaar afgestemd zijn, lopen de regelingen voortaan ook wat meer uiteen. Onderstaande wijzigingen gelden ook hier niet voor wie een mandaat opneemt in een van de zes Randgemeenten of in Voeren.
Bij personeel van lokale besturen wordt de regeling van de betaalde dienstvrijstelling (twee dagen per maand) uitgebreid naar leden van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst. Er staat echter een uitdrukkelijk cumulatieverbod in het decreet van 14 maart 2003: dit politiek verlof geldt maar voor één mandaat (gemeente-, OCMW- of districtsraadslid, of lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst). In de privésector kun je het politiek verlof dus optellen, bij de lokale overheid niet. Een gemeenteraadslid dat ook OCMW-raadslid én lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst is, krijgt dus maar twee dagen dienstvrijstelling.
Daarnaast kunnen personeelsleden van lokale besturen ook bijkomend ‘facultatief’, onbetaald politiek verlof nemen. Deze regeling is gewijzigd in de zin van de regeling voor dienstvrijstelling: ze geldt voortaan ook voor leden van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst en zonder cumulatiemogelijkheid voor de verschillende organen. Ten slotte is ook de regeling van het verplichte politiek verlof (‘van ambtswege’) voor de uitvoerende mandatarissen licht aangepast, vooral dan wat de terminologie voor de districten betreft (zie ‘privé’). Een aan het college toegevoegde voorzitter van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst krijgt politiek verlof als schepen.
De wijzigingen voor personeel van de Vlaamse overheid (Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest) zijn in hetzelfde wijzigingsdecreet geregeld en lopen ook gelijk met die voor personeel van de lokale besturen.
Voor personeel van de federale overheid is het nog wachten op een definitieve regeling. Op basis van de al goedgekeurde, maar nog niet in het Staatsblad gepubliceerde wetteksten kunnen we wel zeggen dat de wijzigingen gelijklopen met die voor andere overheidsdiensten, maar dat in deze wetgeving geen cumulatieverbod wordt ingeschreven voor wie gemeenteraadslid én OCMW-raadslid is (en eventueel lid van het Bijzonder Comité voor de Sociale Dienst).