De vroegere burgemeesters Benny Spreeuwers van
Opglabbeek en Lode Ceyssens van Meeuwen-Gruitrode effenden samen het pad naar de nieuwe fusiegemeente Oudsbergen.

Bij de jaarwisseling verminderde het aantal Vlaamse gemeenten: van 308 naar 300. Bij deze fusies waren
vijftien gemeenten betrokken, maar veel meer mensen in veel meer gemeenten hadden vooraf onderling contact gezocht om af te tasten of een fusie wenselijk was. In opdracht van ABB zochten hoogleraar Trui Steen en onderzoeker Jolien Vanschoenwinkel naar de teneur tijdens die fusiegesprekken.

 

‘Bij gemeenten die serieuze gesprekken hebben gevoerd om te fusioneren en het dan niet hebben gedaan, ligt dit aan de timing, het gebrekkige politieke draagvlak en de onbereidheid
van de buurgemeenten. Gemeenten die niet gekozen werden, hadden over het algemeen een te kleine bruidsschat,’ zegt Jolien Vanschoenwinkel die heeft gesproken met burgemeesters en algemeen directeurs van gemeenten die niet tot een fusie zijn overgegaan. ‘Meestal ging het initiatief dan uit van één burgemeester die informele gesprekken voerde met collega’s van een of meer buurgemeenten. Bij die initiële gesprekken werd de gemeenteraad laattijdig betrokken, waardoor er ook geen draagvlak kon groeien voor een mogelijke fusie. Opvallend veel gesprekken bleven in deze informele fase hangen.’ Gemeenten die wel fuseerden, zijn eerder gelijksoortig – in elk geval niet te verschillend – op het gebied van partijpolitiek, investeringsniveau en landelijk- of stedelijkheid.

 

Persoonlijke match

‘Ook de persoonlijke band tussen de burgemeesters is van groot belang, vooral bij de wel fuserende gemeenten,’ weet Vanschoenwinkel. Daar waren alle burgemeesters van dezelfde politieke partij, ze denken dus in dezelfde richting, ze hebben dezelfde ideeën. Dat merkte Trui Steen ook tijdens haar gesprekken in gefuseerde gemeenten: ‘Die mensen vonden elkaar en wilden er echt voor gaan. Zulke trekkers heb je nodig voor een draagvlak. Die trekkers waren vooral de burgemeesters in tandem met de algemeen directeurs, mensen die wisten dat ze op elkaar konden rekenen.’ Een fusie wordt dus moeilijker als de burgemeesters van verschillende politieke partijen zouden zijn. ‘Maar ook voor de algemeen directeurs hangt het van het moment in hun carrière af, iemand die meer senior is, vindt het gemakkelijker om een stap opzij te zetten dan als je twee of drie jongere algemeen directeurs hebt met veel ambitie. Die persoonlijkheidsfactor geldt dus niet alleen voor de politieke mandaten,’ zegt Trui Steen.

Te veel ineens

‘Voor veel gemeenten was na de integratie van het OCMW de fusie een brug te ver, ze konden dat er niet nog eens bovenop bijnemen,’ zegt Trui Steen. Dat hoorde ook Jolien Vanschoenwinkel: ‘Ze wilden die inkanteling liever eerst fatsoenlijk uitvoeren
en afronden vooraleer ze met een andere gemeente in zee zouden gaan. Dat was een belangrijke factor. Bovendien kwamen er al snel gemeenteraadsverkiezingen, soms waren gemeenten niet op tijd begonnen met praten, andere gemeenten wilden de verkiezingen afwachten om te zien hoe de kaarten achteraf politiek zouden zijn verdeeld.’

Stimulans van 500 euro

‘De Vlaamse overheid dacht met de financiële bonus (500 euro schuldverlichting per inwoner) gemeenten te kunnen overhalen,’ zegt Trui Steen, maar uit de gesprekken die zij voerde, blijkt het een dubbel verhaal. ‘In eerste instantie vonden politici dat ze die
bonus niet mochten laten liggen. Het kan immers zijn dat een fusie in de toekomst verplicht wordt zonder dat er nog een bonus te verdienen valt. Maar de besturen beseffen evengoed dat hun gemeenten na een fusie meer diensten zullen verlenen en door de bonus de belastingen op het laagste niveau zullen brengen, waardoor ze die bonus snel opsouperen.’ Ook Vanschoenwinkel hoorde dat die financiële bonus een reden was om te praten, maar niet om te fuseren, net vanwege dat snel 
verdwijnende effect. Het nadeel van de bonus was ook dat gemeenten zonder schulden geen 500 euro per inwoner kregen, spaarzaamheid wordt dus afgestraft. Toch waren er geen gemeenten die nog gauw wat schulden wilden maken om later de bonus binnen te rijven. ‘Een heel ander punt is dat gemeenten door een fusie professionelere dienstverlening kunnen aanbieden, want
omdat veel gemeentelijke medewerkers verschillende taken uitvoeren is er in veel gemeenten ook geen cultuurambtenaar als de sportambtenaar eens ziek is,’ zegt Trui Steen. 

Trui Steen: ‘Voor veel gemeenten was na de integratie van het OCMW de fusie een brug te ver, ze konden dat er niet nog eens bovenop bijnemen.’

Door een fusie kunnen gemeenten wel professioneler werken en zich meer specialiseren. Ze hebben echt nagekeken waar ze uitkomen, als de belastingen niet verhogen of als ze gelijk blijven. Maar niet alles kan worden doordacht, je kunt niet alles op voorhand incalculeren. Toch blijft het gevoel dat ze ondanks de bonus na tien jaar weer op nul zullen staan.’
In hun studie peilden de onderzoekers ook naar de ondersteuning die de gemeenten tijdens het fusieproces van de Vlaamse overheid ondervonden. Al kon de Vlaamse overheid niet altijd een oplossing aanreiken, toch waren alle gemeenten tevreden over
de steun. De Vlaamse overheid dacht met hen mee, de gemeenten vonden dat ze er altijd met hun vragen terecht konden en goede antwoorden kregen. Het draaiboek en de website werden geapprecieerd, net zoals een plaatsbezoek in elke gemeente, met ruimte
voor concrete vragen.

Appels en citroenen

Tijdens de aftastende fusiebesprekingen werden overal in Vlaanderen de voor- en nadelen van fuseren met de buurgemeenten op een rijtje gezet. ‘Als je er financieel slecht voorstaat, haak je liever aan bij een gemeente die het financieel goed doet. Het hoeft niet zo nodig een evenknie te zijn, maar meestal was het dat wel, al vonden mensen ook dat het beter een aanvullende gemeente kon zijn.’ Daarvoor bekeken ze het profiel van de buurgemeente, het belastingniveau, de gedane of geplande investeringen, de cultuur. ‘Bij een aantal gebeurde dat zeer oppervlakkig, maar anderen maakten zelf een studie of lieten die uitvoeren. Zo zochten ze uit welke gemeente het meest voordeel kon bieden bij een fusie. Een aantal gemeenten werden sowieso uitgesloten van gesprekken, gemeenten met hoge belastingen of met veel investeringen, ook de hele kleintjes kwamen niet aan bod. Toch willen deze kleinere gemeenten sterker staan tegenover de provincies en de Vlaamse overheid, ze hebben namelijk het gevoel dat er dan meer naar hen geluisterd zou worden. Het is de vraag of zij ooit gekozen worden als er geen verplichte fusie is,’ zegt Vanschoenwinkel. ‘Deze negatieve redenen om niet te fusioneren bestaan wel degelijk. Ook een fusie van een kleine gemeente met een stad ligt niet voor de hand, uit schrik dat ze als randgemeente niets meer te zeggen zal hebben of dat er andere prioriteiten vanuit de stad komen. Al zijn de meningen op dat vlak erg verdeeld, want anderen vinden een fusie met een grotere stad net interessant vanwege de betere dienstverlening aan de inwoners.’

Jolien Vanschoenwinkel: ‘Kleinere gemeenten willen sterker staan tegenover de provincies en de Vlaamse overheid, ze hebben namelijk het gevoel dat er dan meer naar hen geluisterd zou worden. Het is de vraag of zij ooit gekozen worden als er geen verplichte fusie is.’

Dorpenbeleid

De onderzoekers hebben in deze studie met open interviews gewerkt, maar ze hebben de respondenten ook argumenten op het vlak van bestuurskracht of politieke factoren voorgelegd, die ze naar belangrijkheid moesten rangschikken. ‘Bij het classificeren van argumenten werd de eigenheid van de deelgemeenten vooraan geplaatst. Bij het groter worden wilden de respondenten vooral aandacht schenken aan het dorpenbeleid, het behoud van de eigen identiteit. Dat speelt dan weer. Na een fusie willen ze de mensen in de eigen gemeente, in het eigen gemeentehuis, dienstverlening aanbieden,’ zegt Trui Steen die in de gefuseerde gemeenten vaststelde dat er een relatief draagvlak voor de fusie bestond. ‘Dat kan liggen aan de bijzondere aandacht die aan communicatie werd besteed. Zo konden mensen mee de nieuwe naam kiezen. Het belastingniveau ligt gevoelig en dus hebben ze het met de burger in het achterhoofd op het laagste niveau gezet.’
Er is in elk geval de voorbije jaren goed nagedacht over fusies, want ook al zien burgemeesters of algemeen directeurs geen graten meer in een mogelijke fusie, toch mag schaalvergroting geen afstand creëren met de burger, ze willen de connectie niet verliezen. De meeste respondenten in het onderzoek beschouwen de fusie trouwens als uitgesteld, maar niet afgesteld. Vanschoenwinkel: ‘Ze denken dat het in de volgende beleidsperiode misschien verplicht wordt. Voor vele gemeenten is het ook nog niet aan de orde, ze doen het financieel behoorlijk goed, maar ze weten dat ze het in de toekomst niet blijven bolwerken, ze kunnen onmogelijk alle taken naar behoren blijven uitvoeren. Ze zien dus de noodzaak in, maar ze wachten de spelregels van de volgende Vlaamse regering af. Gemeenten willen weten wat het plan is: of fusie verplicht wordt of niet, de voorwaarden, de timing, de bonus. Een verlenging van de bonus is zeer gewenst. Er is ook behoefte aan specialisten om de gemeenten in het fusieproces te ondersteunen, minimaal een template om de financiële situaties te vergelijken. Ze willen bovendien goede voorbeelden zien, maar evengoed weten waar ze knelpunten kunnen verwachten.’ Als defusie mogelijk zou zijn, een stap terug naar de vorige situatie, zou dat in enkele gemeenten een fusie kunnen vergemakkelijken. Op dit moment is het nog koffiedik kijken in afwachting van een volgende regering. Daarom ligt de dynamiek nu helemaal stil.

Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal