‘Voor veel gemeenten was na de integratie van het OCMW de fusie een brug te ver, ze konden dat er niet nog eens bovenop bijnemen,’ zegt Trui Steen. Dat hoorde ook Jolien Vanschoenwinkel: ‘Ze wilden die inkanteling liever eerst fatsoenlijk uitvoeren
en afronden vooraleer ze met een andere gemeente in zee zouden gaan. Dat was een belangrijke factor. Bovendien kwamen er al snel gemeenteraadsverkiezingen, soms waren gemeenten niet op tijd begonnen met praten, andere gemeenten wilden de verkiezingen afwachten om te zien hoe de kaarten achteraf politiek zouden zijn verdeeld.’
‘De Vlaamse overheid dacht met de financiële bonus (500 euro schuldverlichting per inwoner) gemeenten te kunnen overhalen,’ zegt Trui Steen, maar uit de gesprekken die zij voerde, blijkt het een dubbel verhaal. ‘In eerste instantie vonden politici dat ze die
bonus niet mochten laten liggen. Het kan immers zijn dat een fusie in de toekomst verplicht wordt zonder dat er nog een bonus te verdienen valt. Maar de besturen beseffen evengoed dat hun gemeenten na een fusie meer diensten zullen verlenen en door de bonus de belastingen op het laagste niveau zullen brengen, waardoor ze die bonus snel opsouperen.’ Ook Vanschoenwinkel hoorde dat die financiële bonus een reden was om te praten, maar niet om te fuseren, net vanwege dat snel
verdwijnende effect. Het nadeel van de bonus was ook dat gemeenten zonder schulden geen 500 euro per inwoner kregen, spaarzaamheid wordt dus afgestraft. Toch waren er geen gemeenten die nog gauw wat schulden wilden maken om later de bonus binnen te rijven. ‘Een heel ander punt is dat gemeenten door een fusie professionelere dienstverlening kunnen aanbieden, want
omdat veel gemeentelijke medewerkers verschillende taken uitvoeren is er in veel gemeenten ook geen cultuurambtenaar als de sportambtenaar eens ziek is,’ zegt Trui Steen.
Door een fusie kunnen gemeenten wel professioneler werken en zich meer specialiseren. Ze hebben echt nagekeken waar ze uitkomen, als de belastingen niet verhogen of als ze gelijk blijven. Maar niet alles kan worden doordacht, je kunt niet alles op voorhand incalculeren. Toch blijft het gevoel dat ze ondanks de bonus na tien jaar weer op nul zullen staan.’
In hun studie peilden de onderzoekers ook naar de ondersteuning die de gemeenten tijdens het fusieproces van de Vlaamse overheid ondervonden. Al kon de Vlaamse overheid niet altijd een oplossing aanreiken, toch waren alle gemeenten tevreden over
de steun. De Vlaamse overheid dacht met hen mee, de gemeenten vonden dat ze er altijd met hun vragen terecht konden en goede antwoorden kregen. Het draaiboek en de website werden geapprecieerd, net zoals een plaatsbezoek in elke gemeente, met ruimte
voor concrete vragen.
Tijdens de aftastende fusiebesprekingen werden overal in Vlaanderen de voor- en nadelen van fuseren met de buurgemeenten op een rijtje gezet. ‘Als je er financieel slecht voorstaat, haak je liever aan bij een gemeente die het financieel goed doet. Het hoeft niet zo nodig een evenknie te zijn, maar meestal was het dat wel, al vonden mensen ook dat het beter een aanvullende gemeente kon zijn.’ Daarvoor bekeken ze het profiel van de buurgemeente, het belastingniveau, de gedane of geplande investeringen, de cultuur. ‘Bij een aantal gebeurde dat zeer oppervlakkig, maar anderen maakten zelf een studie of lieten die uitvoeren. Zo zochten ze uit welke gemeente het meest voordeel kon bieden bij een fusie. Een aantal gemeenten werden sowieso uitgesloten van gesprekken, gemeenten met hoge belastingen of met veel investeringen, ook de hele kleintjes kwamen niet aan bod. Toch willen deze kleinere gemeenten sterker staan tegenover de provincies en de Vlaamse overheid, ze hebben namelijk het gevoel dat er dan meer naar hen geluisterd zou worden. Het is de vraag of zij ooit gekozen worden als er geen verplichte fusie is,’ zegt Vanschoenwinkel. ‘Deze negatieve redenen om niet te fusioneren bestaan wel degelijk. Ook een fusie van een kleine gemeente met een stad ligt niet voor de hand, uit schrik dat ze als randgemeente niets meer te zeggen zal hebben of dat er andere prioriteiten vanuit de stad komen. Al zijn de meningen op dat vlak erg verdeeld, want anderen vinden een fusie met een grotere stad net interessant vanwege de betere dienstverlening aan de inwoners.’
De onderzoekers hebben in deze studie met open interviews gewerkt, maar ze hebben de respondenten ook argumenten op het vlak van bestuurskracht of politieke factoren voorgelegd, die ze naar belangrijkheid moesten rangschikken. ‘Bij het classificeren van argumenten werd de eigenheid van de deelgemeenten vooraan geplaatst. Bij het groter worden wilden de respondenten vooral aandacht schenken aan het dorpenbeleid, het behoud van de eigen identiteit. Dat speelt dan weer. Na een fusie willen ze de mensen in de eigen gemeente, in het eigen gemeentehuis, dienstverlening aanbieden,’ zegt Trui Steen die in de gefuseerde gemeenten vaststelde dat er een relatief draagvlak voor de fusie bestond. ‘Dat kan liggen aan de bijzondere aandacht die aan communicatie werd besteed. Zo konden mensen mee de nieuwe naam kiezen. Het belastingniveau ligt gevoelig en dus hebben ze het met de burger in het achterhoofd op het laagste niveau gezet.’
Er is in elk geval de voorbije jaren goed nagedacht over fusies, want ook al zien burgemeesters of algemeen directeurs geen graten meer in een mogelijke fusie, toch mag schaalvergroting geen afstand creëren met de burger, ze willen de connectie niet verliezen. De meeste respondenten in het onderzoek beschouwen de fusie trouwens als uitgesteld, maar niet afgesteld. Vanschoenwinkel: ‘Ze denken dat het in de volgende beleidsperiode misschien verplicht wordt. Voor vele gemeenten is het ook nog niet aan de orde, ze doen het financieel behoorlijk goed, maar ze weten dat ze het in de toekomst niet blijven bolwerken, ze kunnen onmogelijk alle taken naar behoren blijven uitvoeren. Ze zien dus de noodzaak in, maar ze wachten de spelregels van de volgende Vlaamse regering af. Gemeenten willen weten wat het plan is: of fusie verplicht wordt of niet, de voorwaarden, de timing, de bonus. Een verlenging van de bonus is zeer gewenst. Er is ook behoefte aan specialisten om de gemeenten in het fusieproces te ondersteunen, minimaal een template om de financiële situaties te vergelijken. Ze willen bovendien goede voorbeelden zien, maar evengoed weten waar ze knelpunten kunnen verwachten.’ Als defusie mogelijk zou zijn, een stap terug naar de vorige situatie, zou dat in enkele gemeenten een fusie kunnen vergemakkelijken. Op dit moment is het nog koffiedik kijken in afwachting van een volgende regering. Daarom ligt de dynamiek nu helemaal stil.
Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal