De klassieke manier om fietsen en stappen te bevorderen, is het aanleggen van goede infrastructuur. Maar dat kost veel tijd en daarom besliste het Gentse bestuur tijdens de vorige legislatuur voor een kortere weg: een circulatieplan binnen de stadsring. Filip Watteeuw: ‘Utrecht, Groningen, Kopenhagen, die hebben fietsinfrastructuur die doet duizelen. Het zou ons minstens twintig, dertig jaar kosten om dat niveau te halen. Daarom hebben we met het circulatieplan ruimte gemaakt voor fietsers en voetgangers zonder infrastructuur aan te leggen.
Maar als we die omslag willen versterken, moeten we nu wel de best mogelijke infrastructuur aanleggen. Die is essentieel voor de veiligheid en de snelheid waarmee fietsers en voetgangers zich kunnen verplaatsen. Met superieure infrastructuur tonen we hun ook dat ze voor ons zeer belangrijke weggebruikers zijn die niet meer naar de rand van de weg geduwd worden. Dat gevoel is zeer belangrijk.’
Gent heeft al lang een fietsroutenetwerk, maar dat botst hier en daar op barrières: een waterloop, een spoorlijn, een zeer druk en gevaarlijk verkeersknooppunt, de stadsring. Op die plekken is een brug of een onderdoorgang nodig. ‘Het gaat niet alleen over verbindingen naar het centrum, we maken ook netwerken tussen de deelgemeenten onderling en tussen plekken waar de mensen wonen en attractiepolen in de rand, zoals onze groenzones. We hebben een raster van hoogwaardige verbindingen nodig.’
Schepen Watteeuw selecteerde vijf realisaties die hem na aan het hart liggen. De recentste is de Louisa d’Havébrug over de Schelde die Gentbrugge en Ledeberg verbindt met de buurt van het Sint-Pietersstation. ‘De nieuwe brug is breed, de hellingen zijn traag, de bochten langzaam. Ze is voor de toekomst gebouwd. We merken dat het snel gaat. Infrastructuur die we tien, vijftien jaar geleden hebben gebouwd en die toen vooruitstrevend was, voldoet nu niet meer. De fietsbrug aan het Keizerpark, de eerste keer dat we zwaar investeerden in fietsinfrastructuur, is nu veel te smal voor het grote aantal fietsers dat er gebruik van maakt.
We weten nu dat we bij nieuwe bouwwerken rekening moeten houden met een grote toename van het fietsverkeer in de toekomst.’ Een tweede project waar de schepen fier op is, is de onderdoorgang aan de Rozemarijnbrug, langs de Coupure Links die de belangrijkste fietsas van Gent is. ‘Dit was vijf jaar geleden de eerste fietsinfrastructuur in de stad die ik zonder te blozen kon tonen aan gasten uit Nederland of Denemarken.’
Op drie zet Filip Watteeuw de twee Parkbosbruggen die in elkaars verlengde de Ringvaart en de E40 oversteken. ‘Ze verbinden de stad met het Parkbos, het stadsbos dat zich uitstrekt over Zwijnaarde, Sint-Denijs-Westrem, De Pinte en Sint-Martens-Latem. Ze zijn ook een essentiële schakel van de fietssnelweg tussen Deinze en Gent.’ De Parkbosbruggen waren een technisch huzarenstukje en dat is de onderdoorgang aan het Dampoortstation evenzeer. ‘Het Lemiengrepad maakt onder de sporen door en vlakbij de gevaarlijke Dampoortrotonde een brede, comfortabele verbinding tussen Sint-Amandsberg en het Gentse stadscentrum. Bovendien heeft de onderdoorgang de twee wijken aan weerszijden van het spoor veel dichter bij elkaar gebracht.’ Tot slot kiest Filip Watteeuw voor een kleine brug over een zijtak van de Watersportbaan. ‘Dankzij de Kanobrug moeten fietsers en voetgangers niet langer een omweg maken.’ Het brugje ligt vlakbij de kanoclub en heeft ook de vorm van een kano, vandaar zijn naam. •
Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
Voor Lokaal 01 | 2021