2021Lokaal06  Zuid-West-Vlaanderen.png
Provider image

De mensen mogen er dan wel zacht van aard zijn, Zuid-West-Vlaanderen is te hard, veel te hard. Per inwoner ligt er gemiddeld 301 m² verharding, in de rest van Vlaanderen gemiddeld maar 284 m². Daar moeten we letterlijk mee breken, en dus heeft streekontwikkelaar Leiedal samen met (boven)lokale besturen en het middenveld een ‘regionale onthardingsstrategie’ ontwikkeld. Het streven is onder het Vlaamse gemiddelde te duiken en tegen 2040 per inwoner 18 m² te ontharden (een ruime parkeerplaats). Regionaal komt dat neer op 550 ha. Elk bestuursniveau, elke sector en ook de burger zal een steentje bij of liever weg moeten dragen.

Het klimaat is aan het veranderen. En als het tempo waarin we ruimte innemen, bouwen en verharden niet afneemt en stopt, zal de impact daarvan alleen maar verergeren en versnellen. Als we zo doorgaan, kampen we in Vlaanderen tegen het eind van de eeuw met droogtes om de twee jaar in plaats van om de twintig, 38% nattere winters, vijf tot tien keer meer overstromingen en wel 75 extreem warme dagen per jaar in plaats van nu enkele. Hittegolven zullen langer aanslepen en zwaarder doorwegen, vooral in de steden. Het hoge-impactscenario, dat we niet langer kunnen uitsluiten, voorspelt overal in Vlaanderen achttien hittedagen per jaar tegen 2050 en zelfs vijftig in 2100. Nu zijn het er vier.

 

Watertekort en overstromingen

Onze leefomgeving is niet aangepast aan die extremere weersomstandigheden. Dat zien we heel erg aan de grondwaterstand. Door de grote verhardingsgraad (regionaal 20,4% tegenover gemiddeld 13,5% in Vlaanderen) heeft water geen tijd om in de bodem te sijpelen en raakt het grondwater niet aangevuld. In droge en warme periodes ontstaat daardoor watertekort. Bij intense regen leidt al die verharding dan weer tot overstromingen. Tijdens hittegolven is het in verharde omgevingen zoals dorpskernen en stadscentra tot tien graden warmer dan in de open ruimte. Ontharden is dus de boodschap: we geven het water meer ruimte zodat het kan infiltreren, overtollig water slaan we op in bufferbekkens en we maken plaats voor groen om bij af te koelen. Ontharding leidt zo tot meer biodiversiteit, een aangenamere leefomgeving, bodemherstel, betere luchtkwaliteit… Alleen maar voordelen.

 

Een berekende strategie

Leiedal ziet die voordelen – en de hoge nood – in en kiest voor twee sporen: geen bijkomende ruimte meer aansnijden en niet nog meer verharden (de bouwshift) en tegelijk meer ruimte maken voor water en groen. Hoe we dat kunnen doen, hebben we onderzocht in het kader van ZeroRegio, een strategisch project gesubsidieerd door het Departement Omgeving met als doelstelling Zuid-West-Vlaanderen tegen 2050 klimaatneutraal te maken. Gedurende de driejarige looptijd van het project werd jaarlijks een klimaatatelier georganiseerd voor lokale en bovenlokale besturen, het middenveld (Natuurpunt, Boerenbond…) en ambtenaren.

Het eerste atelier werd omgezet in een klimaatmanifest, met acties omtrent verschillende klimaatthema’s. Het analyseren van nutteloze verharding in de regio en het opmaken van een regionale onthardingsstrategie kwamen hier als belangrijke acties bovendrijven. Omdat ontharding niet alleen in je eigen voortuin gebeurt, werd de regio onderverdeeld in zes typegebieden: publieke wegen, kernen, woonwijken, bedrijvigheid en detailhandel, publieke functies en open ruimte.

Voor alle typegebieden hebben we verschillende onthardingsstrategieën voorgesteld en ze gestaafd met goede voorbeelden, ontwerpend onderzoek en mogelijke acties. Per gebied hebben we het potentieel voor ontharding met GIS-analyses zo goed mogelijk berekend en in kaart gebracht. In het kader van ZeroRegio werden ook werk- en infosessies georganiseerd over de technische aspecten van ontharden en er werd een participatief traject opgezet met de burger. De regionale onthardingsstrategie werd op verschillende platformen toegelicht en de feedback keurig verwerkt in een studiebundel.

 

Zuid-West-Vlaanderen breekt uit

Ook de Vlaamse overheid zet sterk in op ontharding en lanceerde in 2018 ‘Vlaanderen breekt uit’ met twee oproepen voor projectvoorstellen in verband met ontharding. Ze investeert 10 miljoen euro in de begeleiding en realisatie van die projecten. Er werden 450 projectvoorstellen ingediend. 45 proeftuinen ontharding werden geselecteerd en daarvan bevinden er zich vijf in Zuid-West-Vlaanderen: vier in Kortrijk en een in Wevelgem. De proeftuinen en andere lopende initiatieven zijn een eerste stap om de onthardingsstrategie voor onze regio te testen en te realiseren.

Bij een aantal onthardingsprojecten is intercommunale Leiedal dan ook rechtstreeks betrokken. ‘In Wevelgem wordt de Deken Jonckheerestraat geknipt en getransformeerd tot een aantrekkelijke groene campusomgeving,’ zegt burgemeester Jan Seynhaeve. ‘We bekijken ook waar we op privéterrein parkeerzones, speelplaatsen, opritten kunnen ontharden. De campus zal een belangrijke schakel vormen in het wandelen fietsnetwerk als alternatief voor de gewestweg die ernaast ligt.’ Leiedal begeleidt de gemeente met een inrichtingsplan en een uitgebreid participatietraject. Ook in de regio maakte Leiedal via ZeroRegio 10.000 euro vrij voor zeventien onthardingsprojecten in privévoortuinen.

Met dat geld kochten de bewoners plantgoed om hun ontharde voortuin aan te leggen. We vroegen burgers bovendien welke openbare plekjes in hun gemeente of stad ze graag onthard wilden zien. In Waregem werd de bedrijfssite Groenbek herontwikkeld tot een strakke KMO-zone met heel veel plaats voor water, groen en beleving. En qua herbestemming is de site Pattyne-Duprez in Avelgem een sterk project. Leiedal en de gemeente geven het terrein van het oude textielbedrijf terug aan de natuur en laten het aansluiten bij de Scheldemeersen. Een schitterend en gedurfd staaltje van duurzaamheid en vooruitstrevende reconversie.

 

De middelen

Gemiddeld wordt de publieke ruimte (wegen, pleinen…) om de zeventig jaar heraangelegd. Zoiets doe je dan ook beter meteen heel toekomstbestendig. Daarom zou ontharding vanaf het begin meegenomen moeten worden in alle planprocessen, lopende projecten, beleidsplannen, subsidiekaders en infrastructuurwerken, op alle bestuursniveaus. Het instrumentarium van ruimtelijke ordening (RUP’s, masterplannen, verordeningen, lasten bij vergunningen…) kunnen we dan inzetten om regels voor maximale verharding vast te leggen en ontharding in feite af te dwingen.

Dat is slim gebruik van de bestaande middelen, maar er zijn ook bijkomende middelen nodig. Lokale besturen hebben een (financieel) duwtje in de rug nodig om innovatieve onthardingsprojecten op te starten en er is behoefte aan goede voorbeelden en pilotprojecten die aantonen dat ontharding zichzelf op termijn terugverdient. Leiedal wil graag enkele pilots opstarten met lokale besturen en zoekt daar subsidiekanalen voor. Het kan bijvoorbeeld gaan om voortuinen collectief ontharden, het parkeren bij baanwinkels en in industriezones efficiënter inrichten, gebouwen delen en indien mogelijk stapelen…

Daarnaast wil de intercommunale de lokale besturen en andere spelers ook begeleiden en coachen bij hun eigen onthardingsprojecten. Wat de subsidies betreft, daar zouden de huidige kaders moeten worden aangepast om de bestaande middelen in alle sectoren voor ontharding in te zetten. Subsidies voor reconversie en revitalisering zouden rekening moeten houden met de oppervlakte die in een project onthard wordt. Ook lokale besturen kunnen hun eigen premiestelsel binnen de verschillende sectoren onder de loep nemen.

 

Stevig in het blauw en groen

Als openbaar bestuur geef je maar beter het goede voorbeeld, als streekontwikkelaar des te meer. De nieuwe kantoren van Leiedal zijn zo’n goed voorbeeld: een middelhoog gebouw met een minimale voetafdruk midden in het groen. Dat kwalitatief vergroenen van het openbaar domein kan onze regio beslist helpen om zich te wapenen tegen de klimaatveranderingen, maar dan moeten onze plantenkeuzes daar wel op afgestemd zijn. De juiste plant op de juiste plaats is bestand tegen droogte en hitte maar kan ook veel water op korte tijd slikken. Meer groen, meer biodiversiteit, dan denken we vaak ook aan meer onderhoud. Toch hoeft dat met een doordacht ontwerp en een goede aanleg niet zo te zijn. Extensieve groenzones vragen net vaak minder onderhoud en hebben een veel grotere natuurlijke waarde en biodiversiteit.

Zonder water geen leven, zeker voor de landbouw. Ook daar zal het erop aankomen water op te vangen als het hevig regent en die voorraden dan weer aan te spreken in periodes van droogte. Dat wil zeggen dat we niet overal willen inzetten op waterinfiltratie, maar dat we het water ook op de juiste plaatsen moeten bufferen en hergebruiken. Door te investeren in een infiltratie- en retentiebeleid kunnen we een zekere grondwaterreserve opbouwen in bovenstroomse gebieden en dat zal op zijn beurt de toevoer naar grondwaterafhankelijke ecosystemen versterken. Minder water naar zee laten vloeien loont voor zowel de natuur, de landbouwer als de drinkwaterconsument.

 

Draagvlak

Niet alleen middelen spelen een rol, ook door een klein draagvlak beginnen gemeenten niet aan onthardingsprojecten. Moeten we dan rustig op dat draagvlak wachten? Of creëren we draagvlak door burgers te betrekken bij het ontwerp, de aanleg en het beheer van het openbaar en privaat domein? Sensibiliseren doe je met subsidies, maar ook door krachtdadig op te treden zonder de mening van de burgers te vergeten. Je kunt hen ook warm maken door hen te ontzorgen. Kijk maar naar geveltuintjes. Zelfs met subsidies slaat het toch niet aan zoals gehoopt. Maar zodra de gemeente zelf de aanplanting doet, tegen een kleine vergoeding, zien we dat de burger wél sneller inpikt. Ook met tijdelijke opstellingen kun je mensen van een plan overtuigen omdat ze meteen de mogelijkheden ervaren.

Een tijdelijke invulling lokt ook minder snel protest uit, net omdat ze tijdelijk is, terwijl sommige noodzakelijke ingrepen in de publieke ruimte toch tot een blijvende verandering kunnen leiden. Denk aan de horecazaken die in volle COVIDcrisis publiek domein mogen innemen om buiten extra terrasjes in te richten. Zo wennen de mensen aan het veranderde straatbeeld en daar kunnen lokale besturen gebruik van maken om bepaalde opstellingen misschien wel permanent te maken. Het loont dus zeker de moeite om dergelijke ‘windows of opportunity’ in de gaten te houden. •

 

Hannelore Fabri en Tom Kesteloot zijn stafmedewerkers van Leiedal
Voor Lokaal 06 | 2021