lokaal_20231001_17_zee.png
Provider image

Oostende deelt samen met de kustlijn ook een aantal van de problemen en verzuchtingen van de overige kustgemeenten, maar kent daarnaast als centrumstad haar eigen specifieke uitdagingen. We vroegen burgemeester Bart Tommelein om die kort te schetsen als aanvulling op ons gesprek met zijn drie collega’s.

Bart Tommelein: ‘We zitten als middelgrote centrumstad met meer dan 72.000 gedomicilieerde inwoners op een zeer benepen oppervlakte van 37 vierkante kilometer, waarvan de helft dan nog is ingenomen voor logistieke doeleinden: er is de luchthaven, de haven, het eindstation van de trein, de tramlijn en het tramdepot, de autosnelweg eindigt hier. Naar verhouding hebben we veel minder tweedeverblijvers, het gaat om 9600 wooneenheden, maar door het dagtoerisme lopen er in het zomerseizoen overdag gemakkelijk meer dan 200.000 mensen rond op ons grondgebied. Dat is dus niet min.’


‘Door de toenemende bedrijvigheid, maar ook door het grote cultuur- en vrijetijdsaanbod blijft onze stad aan zee inwoners aantrekken. Om aan die inwoners voldoende betaalbare woningen aan te bieden, moeten we de beschikbare grond optimaal benutten, onder andere door de creatie van nieuwe stapelwooneenheden na sloop van oude woningen. Onroerend erfgoed willen we behouden en beschermen, daarbuiten moeten verouderde woningen worden verbouwd volgens nieuwe normen van energiezuinigheid en comfort. Dat stimuleren we heel erg. We zetten daarnaast sterk in op sociale woningen, daarvan hebben we er verhoudingsgewijs meer dan andere centrumsteden. Jonge gezinnen op zoek naar meer ruimte zien we niet zelden naar onze buurgemeenten in het hinterland trekken, dat is waar. Maar wanneer de kinderen het huis uit zijn, kiezen die mensen toch vaak opnieuw voor wonen in Oostende. Woningen blijven in Oostende al bij al betaalbaar, tenminste als je de prijs van een appartement op de zeedijk niet als referentiepunt neemt.’


‘In de binnenstad en in de wijken komen er geen woontorens bij, dat hebben we zo beslist. Op duidelijk afgelijnde plekken zoals de stationsbuurt, langs de Wellington-renbaan en in het nieuwe stadsdeel Oosteroever laten we wel hoogbouw toe. Daar moeten we er volop voor gaan, want die hoogbouw zorgt er tegelijk voor dat we meer open ruimte kunnen creëren in de stad. Dat is consequent een belangrijk aandachtspunt bij de goedkeuring van nieuwe projecten. Op die manier brengen we onze visie over woonkwaliteit in de praktijk. We maken er overigens geen geheim van dat we met Oosteroever óók een publiek willen aantrekken dat we vandaag minder hebben: mensen met een hoger dan gemiddeld inkomen, die er dan ook mee voor zorgen dat de stad budget heeft om armoede te bestrijden, veiligheid te verhogen en infrastructuur te verbeteren, en die de handel en het culturele leven verder stimuleren.’


"De aanvullende personenbelasting willen we betaalbaar houden op 6 ,5%, wetende dat dit belangrijk is voor veel inwoners. We hebben ook heel wat inwoners met lage inkomens, onder meer door de oudere bevolking."


‘Ondanks een levendige dynamiek van commerce en toerisme worstelt Oostende met een relatief hoge armoedegraad, ook bij kinderen. Dat was historisch al zo. Van armoedebestrijding maken we een prioriteit, maar onze inspanningen worden bemoeilijkt door een omvangrijke instroom van mensen uit oorlogsgebieden als Afghanistan en Syrië in de laatste jaren. Anders dan in veel gemeenten betreft het een eerstegeneratieproblematiek die ons soms zorgen baart en waar we hard op werken.’


‘De aanvullende personenbelasting willen we betaalbaar houden op 6,5%, wetende dat dit belangrijk is voor veel inwoners. We hebben ook heel wat inwoners met lage inkomens, onder meer door de oudere bevolking.’


‘Het grootste deel van de inkomsten van de stad komt uit onroerende voorheffing, omdat we heel veel gebouwen op een kleine oppervlakte hebben. Vandaag betaalt een niet-gedomicilieerde eigenaar van een woning – een tweedeverblijver dus – daarvoor jaarlijks 1123 euro. Dat is een meer dan billijke belasting, omdat die mensen een eigendom hebben dat in waarde alleen maar toeneemt, en gebruik kunnen maken van een toenemend aanbod van dienstverlening, infrastructuur en faciliteiten zoals speelpleinwerking, diefstalpreventie, energie-advies, bibliotheken enzovoort. Zo betalen ze mee aan de stad waarin ze verblijven, of waar ze hun eigendom verhuren en er op die manier ook inkomsten uithalen.’


"‘Zijn de 48,2 miljoen euro die Oostende uit het Gemeentefonds ontvangt, iets om jaloers op te zijn? Ik zou willen dat we minder redenen hadden om die middelen te krijgen.


‘Zijn de 48,2 miljoen euro die Oostende uit het Gemeentefonds ontvangt, iets om jaloers op te zijn? Ik zou willen dat we minder redenen hadden om die middelen te krijgen. Ze zijn in elk geval nodig, want er staat tegenover dat we bepaalde functies moeten vervullen die kleinere gemeenten niet of veel minder organiseren – wat niet wegneemt dat ook zij meer middelen zouden moeten krijgen, van burgemeesters en schepencolleges wordt immers almaar meer gevraagd. We zijn een toeristische stad met een grootstedelijke problematiek. Bij zaken als sociale woningbouw, opvang van vluchtelingen en sociale dienstverlening komt bijvoorbeeld een vrij hoge criminaliteitsgraad in de zomer, omdat hier heel veel mensen samenkomen op een kleine oppervlakte.


In Oostende speelt nog het terminuseffect. Mensen die elders in de problemen kwamen en de trein nemen met de hoop op een beter leven, stappen hier in het eindstation af en belanden niet zelden in de marginaliteit. Meer dan 60% van de daklozen die we opvangen, zijn mensen van buiten Oostende. We hebben een rol te spelen op het vlak van gezondheidszorg en de organisatie ervan: het ziekenhuis dat hier staat, is er ook voor alle gemeenten rond Oostende. Ons cultuuraanbod trekt mensen uit andere gemeenten aan. Voor veiligheid maken we na Antwerpen en Gent de grootste kosten per inwoner. De kosten voor afvalbeheer zijn in verhouding zelfs nog hoger, niet het minst door het bijkomende vuilnis dat toeristen hier achterlaten. Anderzijds handhaven we zeer streng op sluikstorten. Vooral voor sigarettenpeuken kennen we geen genade. De voorbije twee jaar schreven we meer dan 4000 GAS-boetes uit voor mensen die achteloos hun peuk wegsmeten. Wist u dat een peuk die in de zee belandt, daar meer dan tien jaar nodig heeft om af te breken?’


‘De regio Middenkust [met nog Bredene, De Haan, Middelkerke, Oudenburg, Gistel en Ichtegem, red.] is voor Oostende de juiste keuze. Qua geografie en samenwerking vormen de gemeenten in onze regio een organisch geheel. Op het vlak van gezondheidszorg, cultuur, mobiliteit moeten we elkaar versterken. Terwijl er beweging is van mensen die vanuit Oostende naar de buurgemeenten gaan wonen, komen er omgekeerd uit die gemeenten veel mensen werken in Oostende, ook in de stadsadministratie. De problemen van Oostende zijn overigens niet die van de Westkust, en evenmin die van de Oostkust. Je zult de andere kustgemeenten evengoed horen zeggen dat zij Oostende niet zijn. Elke kustgemeente heeft haar eigen uitdagingen en haar eigen identiteit. Een aantal thema’s hebben we natuurlijk wel gemeen, zoals alles wat te maken heeft met de zee en de bijbehorende reddingsdiensten. Wat de stijging van de zeespiegel betreft moet je de mogelijke oplossingen afwegen tegen het belang van toerisme en de horeca, en streven naar een gedifferentieerde benadering die dus niet voor de hele kustlijn gelijk hoeft te zijn. Waar het kan, willen we verder verduinen en nieuwe duinen aanleggen, dat is een goede zaak. Voor de haven en haar economische activiteit moeten we een redelijk alternatief hebben. Er is nog werk aan de winkel om daar een ideale oplossing voor te vinden. Want de haven groeit en bloeit, ze is niet groot maar wel belangrijk voor Oostende.’ —


Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal | Beeld Bart Lasuy
Voor Lokaal 10 | 2023