2023Lokaal11-56.png
Provider image

Afvalinzameling is een essentiële dienstverlening van gemeenten. Maar hoe combineer je een vlot verloop van deze dienstverlening met leefbare buurten en veilig verkeer? Interafval, het samenwerkingsverband van de VVSG en de Vlaamse afvalintercommunales, en Denuo, de koepel van de private afvalinzamelaars, gingen samen met enkele gemeenten in gesprek over dit ogenschijnlijk moeilijke evenwicht.

Inspelend op de verwachtingen van burgers zetten gemeenten steeds meer in op leefbaarheid en veiligheid. Ze wensen zwaar verkeer te weren aan scholen rond het begin en het einde van de schooldag en geluidsoverlast en verkeersdrukte te minimaliseren. Ook proberen gemeenten de uitstoot van fijnstof en CO2 in de centra tegen te gaan. Daarbij zoeken ze hun toevlucht onder meer in tonnagebeperkingen, circulatieplannen of lage-emissiezones. Deze maatregelen zijn vaak essentieel om de leefbaarheid en veiligheid in de gemeente te garanderen, maar de keerzijde van de medaille is dat afvalintercommunales en private inzamelaars het almaar lastiger krijgen wegen en pleinen te bereiken om er hun opdracht uit te voeren.


Diversiteit aan lokale regels

Huisvuilwagens zijn zeer zichtbaar op het openbaar domein, ze gaan deur tot deur voor huishoudelijk afval en verder zijn ook talrijke brengpunten voor afval zoals textiel of glas herkenbaar in het straatbeeld. Vanaf de jaren 1970 doen steeds meer gemeenten een beroep op afvalintercommunales of private inzamelaars om het afval van hun burgers op te halen. Terwijl de operationele uitvoering van afvalinzameling zich dus vaak op een hogere schaal situeert – het werkingsgebied van zowel afvalintercommunales als private inzamelaars bestrijkt meestal verschillende gemeenten –, blijft mobiliteit een thema dat vaak bij uitstek maatwerk vereist en dus gemeentelijk van aard is. In de realiteit blijkt dat dat maatwerk tot grote diversiteit heeft geleid in lokale regels en vergunningen.


Hoewel veel besturen in grote lijnen met dezelfde problemen geconfronteerd worden, is hun werkwijze om die problemen het hoofd te bieden vaak zeer verschillend. Tonnagebeperkingen, venstertijden, circulatieplannen en lage-emissiezones wisselen elkaar af en vertonen geen lokale clustering of intergemeentelijke afstemming. Het is dus niet zo dat aangrenzende gemeenten zich op dezelfde manier organiseren. Bovendien staan de diversiteit en geografische spreiding van lokale regels een vlotte werking soms ook in de weg. Om te voldoen aan de tonnagebeperking van 12 ton in gemeente A moet geïnvesteerd worden in kleinere voertuigen, waardoor het op te halen volume per rit drastisch daalt. Niet alleen moeten hierdoor meer ritten en meer kilometers worden afgelegd – met een navenante uitstoot –, dit maakt het praktisch ook moeilijk om alle afval op te halen binnen de gezette venstertijden in de nabij liggende gemeente B.


Waar uniformisering wel enigszins spontaan gebeurt, creëert ze soms een nieuw probleem. Venstertijden zijn een vorm van reglementering die frequenter wordt toegepast, vaak ook voor dezelfde tijdsvorken. Daardoor is het misschien wel mogelijk om in gemeente C het afval tijdig op te halen, maar is er niet genoeg tijd over om met hetzelfde voertuig binnen de gezette tijden de ophaling in gemeente D rond te krijgen. Dergelijke situaties drukken volgens de afvalintercommunales en private inzamelaars op de praktische haalbaarheid van de ophaling in de toekomst.


Diversiteit qua vergunningen

Aangezien verder veel gemeenten een op eigen maat uitgewerkt backofficesysteem hanteren, bestaat er ook geen eenvormige aanvraagprocedure voor vergunningen. Op die manier lopen afvalintercommunales en private inzamelaars vaak achter de feiten aan.


In gemeente A moet de uitzondering op de tonnagebeperking schriftelijk aangevraagd worden bij de korpschef van de lokale politie, in gemeente B moet je de aanvraag tot het gemeentebestuur richten en gemeente C werkt met een e-loket. Hier en daar legt het lokale bestuur zelf alleen de spelregels vast en besteedt het het uitschrijven van vergunningen uit aan een private derde partij.


Evenwicht tussen leefbare én toegankelijke gemeenten

Gemeenten hebben verschillende mogelijkheden om hun ambities qua leefbaarheid en veiligheid met die van toegankelijkheid voor afvalinzamelaars te rijmen, zo blijkt. Interafval en Denuo wijzen op zes quick wins of aandachtspunten waarmee gemeenten op korte termijn aan de slag kunnen. Ze staan onder dit artikel.


Naast de quick wins is recentelijk het project Citerra (City Environmental Regulation and Rights for Acces) tot stand gekomen. Dat inventariseert op (middel-) lange termijn restricties en toegangsrechten in gemeenten en koppelt ze aan een centraal platform waar burgers en ondernemingen de toegangsmaatregelen in de verschillende gemeenten kunnen nagaan en aanvragen kunnen doen. Een belangrijk doel binnen dit project is het statische karakter met vaak manuele aanpassingen van variërende reglementeringen van zones binnen een stad, dynamisch en geautomatiseerd te maken en op die manier met een IoT-ecosysteem (Internet of Things) te integreren. De VVSG ondersteunt dit project en zetelt in de stuurgroep en de klankbordgroep.


De verwachting is dat gemeenten in de toekomst nog meer restricties op het openbaar domein zullen doorvoeren. Door proactief in gesprek te gaan met de afvalinzamelaars kan er een eerste puzzelstuk worden gelegd voor de oplossing van het ogenschijnlijk moeilijke evenwicht tussen leefbare én toegankelijke gemeenten. Op die manier kunnen gemeenten steeds leefbaarder en veiliger worden en wordt de afvalinzameling toch gewaarborgd. —


David Vos is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid | Beeld Stefan Dewickere
Voor Lokaal 11 | 2023

Informatie over het Citerra-project is te vinden op Vlaio

Quick wins en aandachtspunten op korte termijn

  1. Consulteer steeds de inzamelaars in de gemeente bij grote veranderingen in het mobiliteitsbeleid (bv. circulatieplannen en venstertijd) en beslissingen omtrent infrastructuurprojecten (bv. herinrichting van een plein waar ook brengpunten zoals voor textiel en glas worden geplaatst). Zo vermijd je problemen achteraf. Ook in gesprek gaan met naburige gemeenten over afstemming in het kader van bijvoorbeeld een vrachtroutenetwerk kan voordelen bieden.
     
  2. Probeer een korte communicatielijn te onderhouden met vergunninghouders over geplande en in uitvoering zijnde (grond-) werken en evenementen (= innames) op het openbaar domein zoals wegenwerken, festivals of proefopstellingen die gevolgen kunnen hebben voor hun routes, zodat zij tijdig hun vergunningen kunnen aanpassen om boetes te vermijden. Hou hierbij rekening met de termijnen voor aflevering van de doorgangsvergunningen, zodat de ophalers tijdig hun aanvragen kunnen indienen. Aangezien het vaak onbegonnen werk is om alle betrokkenen (bv. verhuiswagens, stookolieleveranciers, snelbetonfirma’s) apart in te lichten, is het ook wenselijk dat vergunninghouders op frequente basis GIPOD (Generiek Informatieplatform Openbaar Domein) consulteren.
     
  3. Hanteer een vaste duurtijd van de vergunningen. Laat een doorgangsvergunning steeds lopen van de datum van toekenning tot het einde van het jaar volgend op het jaar van aanvraag. Op die manier vervallen de vergunningen steeds op 31 december van elk jaar in alle gemeenten.
     
  4. Hanteer een beleid van automatische hernieuwingen van bestaande vergunningen, tenzij in geval van voorafgaande kennisgeving door de vergunninghouder één maand voor het einde van de duurtijd. Stuur eind oktober een automatische e-mail naar alle vergunninghouders met de melding dat hun vergunning op het einde van het jaar automatisch hernieuwd zal worden en dat indien zij dat niet willen, ze dit tegen eind november aan de gemeente moeten melden.
     
  5. Verhoog indien mogelijk het minimale aantal doorgangsvergunningen en/of schaf de beperking (indien aanwezig) af. In sommige steden zijn er beperkingen tot tien vergunningen. Dit is vaak niet praktisch voor ophalers, aangezien ze niet flexibel kunnen schakelen tussen verschillende ophaalwagens.
     
  6. Probeer de verschillende manieren om toegang te krijgen tot restrictiezones te beperken. Nu moeten ophalers een mix aan sleutels, badges en telefoonnummers inzetten om slagbomen of paaltjes te openen. Indien er meerdere ophaalwagens van dezelfde ophaler in het gebied actief zijn, moeten ze allemaal voorzien zijn.