Kindertalentenfluisteraar: het is een klinkend woord dat tot de verbeelding spreekt en ook wel wat nieuwsgierige vragen oproept. Zelf noemt Luk Dewulf het een project dat enigszins uit de hand gelopen is, het vloeit voort uit zijn werk over talentontwikkeling in het onderwijs. Samen met een Nederlandse studente die bij hem stage liep, startte hij in 2016 in Gent als proefproject met een reeks gratis talentgesprekken voor kinderen. De term werd toen gesmeed: in een gesprek met een kindertalentenfluisteraar leerden kinderen hun eigen talenten ontdekken.
De sessies werden al snel een succes en trokken de aandacht van de media en het stadsbestuur. Een en ander leidde tot een vormingstraject voor leerkrachten van het Gentse stedelijk onderwijs, met weerklank tot ver buiten de stad. ‘Mijn Nederlandse collega Els Pronk en ik ontwikkelden daarop een driedaagse opleiding om mensen te leren talentgesprekken te voeren met kinderen,’ vervolgt Luk Dewulf. ‘Met het certificaat van kindertalentenfluisteraar dat ze ontvangen, engageren ze zich er tegelijk toe om elk jaar in de eigen gemeente minstens eenmaal een reeks talentgesprekken te organiseren.’
Verspreid over Vlaanderen en Nederland zijn er ondertussen een paar duizend gediplomeerde kindertalentenfluisteraars, ze zijn actief op buurtfeesten, in bibliotheken, op opendeurdagen, in organisaties die werken met kwetsbare jongeren enzovoort. Op het niveau van de scholen volgde een vormingspakket met bijbehorende certificatie van de Kindertalentenfluisteraarschool, en uiteindelijk kwam het gemeentelijk of stedelijk niveau aan de beurt. Gent en het Nederlandse Zwolle behaalden vóór Mechelen al het certificaat van Talentenstad. De ‘talentenbeweging’ dijt ondertussen verder uit en heeft ook internationale ramificaties.
Hoe belangrijk is het dat kinderen van jongs af aan ondersteund worden in het herkennen van hun talenten?
‘Eerst moet je duidelijk definiëren: wat bedoelen we met talent? Daar bestaan twee visies over, die trouwens door elkaar lopen in de wetenschap en de maatschappij. De eerste daarvan is exclusief, ze stelt dat maar een kleine groep mensen echt talent heeft. In de media gaat het dan over mensen die supergoed zijn in iets, of in onderwijstermen over de tien procent met de beste punten voor een bepaald vak. Tegenover die exclusieve benadering staat een inclusieve, die ook de mijne is. In die visie wordt iedereen geboren met potentieel en talent. Talent gaat dan over elke mogelijke activiteit in je leven die voor jou volledig moeiteloos verloopt, die jou voldoening oplevert, die maakt dat de tijd vliegt, waarbij je je batterijen oplaadt en helemaal authentiek jezelf kunt zijn.’
‘Zo zullen er mensen zijn bij wie de tijd vliegt als ze in de tuin aan het werken zijn. Vraag ik aan die mensen of ze dan ook merken dat ze voldoening halen uit die activiteit zelf, dan zullen de meesten knikken. Als gasten ’s avonds een aperitiefje komen drinken en ze geven complimenten over je tuin, of je blikt zelf terug op het gedane werk, dan levert dat nog eens positieve gevoelens op. Die positieve emoties hebben een dubbel effect, zeker bij kinderen. De volgende dag krijg je een kind dat goed in zijn vel zit, en dat voor om het even welke complexe taak beter zal presteren. Waarom? Omdat het op zo’n moment een breder palet van vaardigheden en capaciteiten kan mobiliseren. Worden die situaties met positieve emoties en resultaten herhaald, dan sla je die ervaringen op in de vorm van voorraden. Zo bouw je veerkracht en weerbaarheid op om nieuwe uitdagingen aan te kunnen gaan.’
‘Kinderen die leren vanuit een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen, leren sneller en intenser. Vanuit die optiek kun je leeractiviteiten zo organiseren dat het leerrendement veel hoger is. In een onderwijscontext kun je kinderen uitdagen om aan de slag te gaan met de talenten die je bij hen ontdekt, en er een niveau hoger mee te schakelen. Neem bijvoorbeeld het talent dat we “woordkunstenaar” noemen: dat zijn mensen die er voldoening en energie uit halen om precies de juiste woorden te vinden om gedachten uit te drukken. Zo’n kind kun je uitdagen om meer met woorden te doen dan andere kinderen, door het voor een boekbesprekingsopdracht een boek voor te schotelen dat “next level” is. “Ontrafelaars” houden er dan weer van structuur of logica te ontdekken in iets dat complex is, en halen er voldoening uit dat helder en duidelijk uit te leggen aan anderen. En zo zijn er heel veel verschillende talenten. Door die talenten op te spitten voelt een kind of jongere zich bovendien gezien en erkend in wie hij of zij is. Dat creëert een vertrouwensrelatie waarbinnen de begeleider het ook over andere, moeilijkere zaken met hen kan hebben. Dat zijn een aantal redenen die deze talentondersteuning belangrijk maken.
Op welke vlakken en op welke plekken kunnen lokale besturen het best inzetten op het ontdekken van talenten bij kinderen? Vooral in de scholen en de kinderopvang?
‘Ja, of toch om te beginnen. In Mechelen groeide het initiatief vanuit de zomerscholen, waar we in overleg met het Huis van het Kind en het Sociaal Huis een voltijds talentencoach inschakelden om naar de talenten van de kinderen te kijken. Dat wekte op zijn beurt de interesse van de dienst Leerrecht en Gelijke Kansen. De stad creëerde een opleidingsaanbod voor het brede onderwijsveld.
We leiden veel mensen op, zowel in basis- als secundair onderwijs. De CLB’s, maar ook het jeugdwerk zijn erbij betrokken. En nu gaan we steeds meer de vrijwilligerswerking op het niveau van de stad begeleiden. Zo komt talentencoaching aan bod in de buddywerking. Ik ga nu met senioren aan de slag rond het benoemen van talenten. De medewerkers van de sociale dienst, mensen in de bibliotheek en binnen de dienst Cultuur kregen een opleiding. Op die manier krijg je een stad die zegt: op alle niveaus streven we ernaar het beste te halen uit onze medewerkers, onze leraars, onze kinderen. Het is heel interessant te zien wat voor dynamiek dat op gang brengt.
‘Inzetten op talent moet je wel degelijk zien als een langetermijninvestering voor de maatschappij. Het gaat erom dat mensen volwassen kunnen worden en werk doen waarin ze zinvol kunnen bijdragen aan de economie en de samenleving, maar ook op een manier waarop ze er gelukkig van worden. Iets waarin je goed bent, is trouwens niet per se je talent. Mensen kunnen in hun werk heel bedreven zijn in iets waar ze geen energie of voldoening uit halen.
Dat gaat op lange termijn vermoeien en uitputten. Je wilt jonge mensen krijgen die veel bewustere keuzes kunnen maken. Studiekeuzes zijn daar ook een belangrijk aspect van, daar hangt zoveel van af. Maar het vraagt de nieuwsgierigheid en de kunde van mensen om iemands talenten te zien en op het juiste moment te definiëren. We zijn ons zeer dikwijls zelf niet bewust van ons eigen talent, we hebben andere mensen nodig om het op te merken.
Mijn uiteindelijke droom of ambitie is ernaar te streven dat elk kind dat in dit land wordt geboren, vóór de leeftijd van twaalf jaar minstens eenmaal een opmerking krijgt waarbij iets wordt benoemd dat wij als een talent beschouwen: iets sociaals, iets intellectueels, iets creatiefs. Dat dus een leraar of begeleider woorden geeft aan iets wat hij of zij bijzonder vindt bij een kind, waardoor dat kind zich bewust wordt van zijn talent. Zo’n opmerking duurt gemiddeld tien seconden. Tien seconden per kind is niet veel! Een school die daarin slaagt voor elk van zijn leerlingen vóór de leeftijd van twaalf, is voor mij een talentenschool.’
‘Vertaald naar de lokale besturen kun je het als volgt stellen: elke gemeente staat voor de uitdaging ervoor te zorgen dat elk kind dat geboren wordt in de gemeente, op een of andere manier iets ontdekt in zichzelf van waaruit het – met een goed gevoel – kan bijdragen aan de samenleving, aan de economie. Daar wordt iedereen beter van.’
Wie kan er allemaal kindertalentenfluisteraar worden, of wie wordt dat het best?
‘In principe is er geen beperking, maar het begint allemaal bij degenen die de kinderen begeleiden: leerkrachten, zorgcoördinatoren, schooldirecteurs, therapeuten, coaches, psychologen, logopedisten enzovoort. Voor mij gaat het niet over een centraal aspect in die functies, maar over een vaardigheid en attitude die ze mee in hun instrumentarium hebben. We streven bijvoorbeeld niet na dat er elke dag in de school een uur aan talenten wordt besteed, maar wel dat die manier van kijken een onderdeel wordt van de pedagogische relatie tussen leerkrachten en kinderen.
We hebben heel veel labels om problemen bij kinderen te beschrijven, maar beseffen onvoldoende dat er achter die labels ook veel mooie talenten schuilgaan. Mensen met dyslexie hebben vaak veel meer visuele, beeldende talenten dan anderen. Kinderen met ADHD kunnen vaak een inspanning heel lang volhouden, heel attent zijn en snel in actie komen. Het gaat overigens ook over hoe je last kunt hebben van talenten. “Bezige bijen” bijvoorbeeld zijn mensen die altijd met van alles bezig zijn, van ’s morgens tot ’s avonds.
Maar onder stress ga je je talent overdrijven en wordt die bezige bij een kip zonder kop: keuzes maken wordt moeilijk, je gaat onvoldoende luisteren naar signalen van je lichaam om te rusten, met als risico dat je over je grenzen gaat en in een burn-out terechtkomt. Inzicht in talenten is daarom ook voor volwassenen zeer belangrijk om met stress te leren omgaan. Als je dat bij leerkrachten aanbrengt, snappen ze des te meer het belang van zo’n aanpak bij kinderen.’
Zijn er bepaalde talenten die vandaag nog te weinig ontdekt of benoemd worden?
‘Een talent dat regelmatig voorkomt bij kinderen, is de “uitblinker-als-ik-dat-wil”. Dat zijn kinderen die veel meer dan anderen worden gedreven door een hoge intrinsieke motivatie en een inhoudelijke passie. Zijn die kinderen bij een uitdaging gemotiveerd, dan is the sky the limit en moet en zal het eindresultaat goed zijn. Maar: ze moeten wel het geluk hebben dat die intrinsieke motivatie geactiveerd geraakt in het onderwijs. Er zijn veel kinderen die dat talent hebben, maar die weinig affiniteit voelen met de schoolse vakken en die zodra ze veertien, vijftien, zestien jaar worden laag gaan presteren en uitvallen zonder diploma. Die raken we kwijt omdat we hun intrinsieke motivatie niet hebben kunnen aansteken. Terwijl het potentiële toppers zijn, mensen die veel kunnen betekenen voor de samenleving. Nochtans zijn ze gemakkelijk te herkennen: het zijn leerlingen die het ene moment verveeld naar het plafond zitten staren, en het andere moment iets verbluffends doen of zeggen waardoor je beseft dat er veel meer inzit. Daar zie ik heel veel potentieel verloren gaan. Terwijl we dat potentieel nodig hebben in de economie en de samenleving.’ —
Pieter Plas is hoofdredacteur Lokaal | Beelden Stefan Dewickere
Voor Lokaal zomer 2023