Bart Götte begeeft zich als toekomstdenker en strateeg op het snijvlak van psychologie, bedrijfskunde en technologie. Als oprichter van FutureFlock daagt hij bestuurders, managers en beleidsmakers uit voorwaarts te denken. Hij is verbonden als hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam op diverse toekomstthema’s. Meer informatie over zijn masterclassreeksen op https:// academy.uva.nl/
In zijn vrije tijd is Bart Götte ook altijd op zoek naar nieuwe paadjes, zie instagram @bartgotte.
‘Vacatures blijven almaar meer en almaar langer openstaan en raken zelfs helemaal niet meer ingevuld. Dit geldt voor alle sectoren, niet enkel meer voor technische en zorgprofielen. We waren verrast na corona, maar het komt niet door die epidemie, het aantal vacatures stijgt al jaren. We moeten erkennen dat dit niet tijdelijk is. Het heeft geen zin meer om geld te steken in werving en selectie, iedereen vist in dezelfde vijver en die is leeg.’
‘Er zijn drie opties. We moeten meer mensen aan het werk krijgen, ze anders en langer laten werken. Vacatureteksten zijn nu nog eisenlijstjes: een hoge opleiding, vijf jaar ervaring, affiniteit met de sector. Ze zijn ook alleen in het Nederlands opgesteld. Hierdoor sluit je veel mensen uit die je misschien wel wilt benaderen. In plaats van te eisen kun je als gemeente vragen wie er denkt een bijdrage te kunnen leveren voor een bepaalde uitdaging. Misschien verwacht je een ingenieur maar krijg je een filosoof met een frisse kijk op de zaak en die je goed een andere taak kunt geven.’
‘Anders werken betekent alles uit de schaarse mensuren halen. Zinloze activiteiten kun je schrappen. Ga samen aan tafel zitten om ze allemaal te identificeren en af te spreken dat je stopt met rituele vergaderingen of onnodige processen. In plaats van de functioneringsgesprekken kun je werken aan een feedback-cultuur. Daarnaast kun je werk maken van minder bureaucratie, minder controle en minder barrières. En je kunt het werk ook eenvoudiger en simpeler maken. Pas daarna begin je te automatiseren. Helaas doen organisaties het meestal andersom en dus automatiseren ze ook zinloze activiteiten of bureaucratische procedures.’
‘Onze organisatiekunde is al decennia gericht op functies in aparte afdelingen. Je zou het werk taakgericht kunnen organiseren: wat moet er gebeuren en wie wil wat doen? Dan geeft de manager je geen werk meer maar schrijf jij je in voor een taak. Het voordeel is dat je je betrokken voelt bij wat je doet. En wat jij als een corvee beschouwt, is dat niet per se voor een ander. Het is fijn om even iets anders te doen. Het geeft mensen meer autonomie.’
‘Als we hiertoe niet bereid zijn, moeten we allemaal langer werken. Door de koopkracht flink te verminderen zullen mensen meer uren moeten werken om rond te kunnen komen. We kunnen ook het onderwijs inkorten, de studietijd halveren bijvoorbeeld. Denk aan “vroegpluk” waarbij bedrijven mensen na of tijdens hun middelbare studies van de banken halen en hen het vak aanleren, zoals in een meester-gezelrelatie. Geen slecht idee, want goed onderwijs komt onder druk te staan. We kunnen ook de pensioenleeftijd naar 75 jaar verhogen en het aantal vakantiedagen reduceren tot hooguit tien. Waarom zouden we niet terugkeren naar de zesdaagse werkweek?’
‘Als je dit niet leuk vindt, kun je maar beter werk maken van anders werken en kijken naar de noodzaak van het werk. Veel werk is maatschappelijk niet relevant, denk aan alle staffuncties in organisaties. In de zorg bestaat dertig procent van het werk uit niet-zorgen. Dit is zo in elke bestuurlijke omgeving. Daarom moeten we ons afvragen of alles wat we doen echt nodig is.’
‘Je moet tien jaar verder kijken. Veel mensen zullen dan op pensioen zijn. Als je moet kiezen tussen kwaliteit in de kunstsector of zorg aan het bed, dan zagen we tijdens corona al een voorproefje met kunstenaars in de zorg. De overheid moet zeggen dat ze bepaalde opleidingen niet meer wil, denk aan secretariaatsfuncties. Je kunt die mensen beter naar de techniek of de zorg leiden.’
‘Automatisering kan helpen. Maar we komen IT’ers tekort. Voor grote vraagstukken moeten we de maatschappij anders inrichten. Een verzorgende verliest veel transporttijd als oudere zorgbehoevenden afgelegen wonen, dat reizen gaat ten koste van het helpen van andere mensen.’
‘Gaan we naar een andere samenleving? Ja, en een met minder franje. We zullen ons ernaar moeten voegen, maar ze zal ons ook andere waarden bieden, meer welzijn dan welvaart. Nu zie je nog veel mensen werken in het toerisme, terwijl die in het onderwijs of de zorg nodig zullen zijn. Dat spanningsveld zullen we continu zien. Wat vinden we als samenleving belangrijk en wat niet? Ook zo op gemeentelijk niveau: wat blijven we wel en wat niet doen?’
‘In Nederland komt er niemand in de zorg bij, dat is onbetaalbaar en onhaalbaar. Als je op die zorg had gehoopt, krijg je het nu benauwd, maar het kan ook aanleiding geven tot meer preventie, tot gezonder leven, meer met elkaar sporten en ongezond voedsel duurder maken. En vooral ook meer naar elkaar omkijken. Zo ontstaat ruimte voor de echt noodzakelijke zorg.’
‘Er zijn nog veel transities aan de gang. We moeten keuzes maken, de maatschappij op een andere leest schoeien. We zullen decentraal energie moeten opwekken, minder rijden en minder vliegen. Hiervoor is een maatschappelijk draagvlak nodig. Dat vraagt zorgvuldigheid, maar ook tijdigheid. Hoe langer we zaken uitstellen, hoe groter de kans dat we onze eigen disruptie organiseren. Die pijn kunnen we voorkomen door nu al adequaat te anticiperen.’
‘De toekomst kun je voorspellen, voorzien of verzinnen. Voorspellen doe je op basis van wat je weet zoals de demografische gegevens. Voorzien is al wat moeilijker, dat doe je aan de hand van scenario’s. Verzinnen kunnen we niet goed. Toch doet de overheid er goed aan om meer verzinkracht te ontwikkelen. Wat is een lonkend perspectief? Wat geeft ons energie en enthousiasme? Op lokaal vlak kun je dromen over wat goed is voor ons allemaal. We komen uit het hoogtepunt van individualisme. Dit is het kantelmoment, het wij-perspectief zal meer centraal staan.’
‘We zijn te traag. We kunnen versnellen door het bespreekbaar te maken en door op lange termijn te denken. Er zijn initiatieven op lokaal vlak. Denk aan een dorp dat zelf instaat voor zijn voedselvoorziening. In steden ontstaan autovrije kernen waar de straat het verlengstuk is van de woonkamer. Dat geeft een perspectief waar je enthousiast van kunt worden. De stad is meer van ons. We koesteren onze leefomgeving en genieten ervan.’
‘Het mentale schakelen is onze grootste opgave, onze overtuigingen dateren nog uit een ander tijdperk. Ik hoop dat de anticipatiekracht sterker wordt. Ik hoop dat het in kleine stapjes kan in plaats van voor een voldongen feit te worden gesteld, waardoor de veranderingen storend en pijnlijk worden.’ —
Marlies van Bouwel is redacteur Lokaal
Voor Lokaal 04 | 2023