BS_Website_omslag_burger.png
Provider image

Lokale besturen worden meer en meer geconfronteerd met burgerinitiatieven: burgers die zelf de handen uit de mouwen halen om actief iets te doen voor hun buurt of gemeente. Soms worden die gezien als een bedreiging, maar vaak leveren ze een nuttige bijdrage aan het algemeen belang en de beleidsplannen van het lokaal bestuur. Dergelijke burgerinitiatieven zijn heel divers en zo ook hun noden en behoeften. Hoe kan je als lokaal bestuur tegemoet komen aan die noden en behoeften? Welke ondersteuning kan of moet je bieden? Ontdek er meer over in dit artikel.

Wat zegt de theorie?

In de theorie over burgerparticipatie spreekt men vaak over drie generaties: overheidsinitiatieven (1), zoals de klassieke adviesraden, interactief beleid (2), zoals co-productie van publieke dienstverlening en burgerinitiatieven (3), het echte bottom-up verhaal. Meer en meer spreekt men zelfs over een vierde generatie, namelijk deliberatieve en representatieve burgerparticipatie.

Veel lokale besturen worden vandaag geconfronteerd met die derde generatie van burgerparticipatie: de burgerinitiatieven. Burgers die zelf de handen uit de mouwen halen om actief iets te doen voor het algemeen belang. Denk aan actiegroepen, buurtcomités, verenigingen, autodeelgroepen, Repair Cafés, mamadepots,…  Als lokale overheid is het niet altijd evident om daarmee om te gaan. Vaak leveren burgerinitiatieven nuttig werk dat ook bijdraagt aan de beleidsplannen van het lokaal bestuur. Burgerinitiatieven kunnen het lokaal bestuur dus versterken, maar lokale besturen kunnen ook burgerinitiatieven versterken.

Daarom is het belangrijk om de burgerinitiatieven in je stad of gemeente te kennen. Niet alleen hun louter bestaan, maar ook hun noden en behoeften. Ondersteuning vanuit het lokaal bestuur kan burgerinitiatieven immers doen groeien, soms zelfs tot een gevestigde middenveldspeler. Die noden, behoeften en dus ook de ondersteuning kunnen enorm variëren. Socius vzw bracht in een veldverkenning in kaart hoe die er zoal kunnen uitzien: erkenning en waardering, financiële middelen, draagkracht, infrastructuur en ruimte, uitwisseling en netwerking, administratie en logistiek,… Afhankelijk van de noden en behoeften is er uiteraard een andere ondersteuning nodig.

Hoe kan dat eruit zien in de praktijk?

Stad Leuven en Democratic Society brachten in het kader van het Europees Life Pact project enkele burgerinitiatieven samen rond het thema klimaat. Een transversaal thema als klimaat illustreerde ook meteen de diversiteit aan burgerinitiatieven: natuurpunt, biologische tuiniers, circulaire economen, natuurtherapeuten, buurtboomgaarden,.. Elk burgerinitiatief kreeg de kans zichzelf voor te stellen om elkaar te leren kennen. Daarmee werd de ondersteuning voor de nood aan uitwisseling en netwerking al voor een deel volbracht. Vervolgens zaten de burgerinitiatieven samen in kleinere groepjes om het te hebben over twee vragen:

  • Kennen we nog andere burgerinitiatieven en wat zijn daar succesfactoren?
  • Wat zijn onze noden en behoeften? Welke ondersteuning vragen we aan het stadsbestuur?

Samen nadenken over die eerste vraag, hielp Stad Leuven met het in kaart brengen van de burgerinitiatieven in Leuven. Het bespreken van succesfactoren inspireert de aanwezige burgerinitiatieven om zelf ook op bepaalde zaken in te zetten. Zo bleken brugfiguren een vaak essentiële succesfactor. Als startend burgerinitiatief kan je bijvoorbeeld eerst een strategie bespreken met een buurtwerker die de bewoners van een buurt goed kent. Vervolgens kan je dan die strategie toepassen om draagvlak te vinden voor je burgerinitiatief en ook je draagkracht te vergroten door extra leden te ronselen. Het belang van dergelijke brugfiguren tussen de systeemwereld van de politiek en de leefwereld van burgerinitiatieven kan moeilijk overschat worden. Dat is in heel wat andere steden ook het geval. In plaats van te besparen op deze street level bureaucrats, doe je er als lokaal bestuur goed aan om erin te investeren als je burgerinitiatieven wil ondersteunen. Het is immers paradoxaal om te besparen op deze tussenruimte terwijl er zoveel aandacht gaat naar burgerparticipatie.

Het tweede deel bracht enkele inzichten in de noden van de burgerinitiatieven. Het behouden van eigenaarschap bleek een eerste bezorgdheid. Het is dus niet wenselijk om als lokaal bestuur het werk van een burgerinitiatief over te nemen. In de ogen van burgerinitiatieven lijkt het vaak alsof hun ideeën dan gekaapt worden. Ondersteunen, faciliteren, stimuleren en versterken lijken dus betere opties.

Een tweede bekommernis had te maken met de bureaucratische regels van het lokaal bestuur die moeilijk samen gaan met de leefwereld van burgerinitiatieven. Deze bezorgdheid illustreert enerzijds opnieuw het belang van brugfiguren, die burgerinitiatieven een wegwijs kunnen bieden doorheen de administratie. Het is dan ook zeer nuttig om bijvoorbeeld administratieve ondersteuning te bieden bij de aanvraag voor wijkbudgetten, in Leuven ‘Kom op voor je wijk’. Wijkbudgetten zijn een goede manier om nieuwe burgerinitiatieven te stimuleren, mits de aanvraagprocedures toegankelijk genoeg zijn. Ondersteuning bij de aanvraag kan daarbij helpen. Wijkbudgetten beantwoorden bovendien aan een veelvoorkomende behoefte van burgerinitiatieven: financiële middelen om van start te gaan.  

Ten derde zocht men naar koppelkansen. Door wensen van de burgerinitiatieven te koppelen aan wensen van het lokaal bestuur, creëren ze een win-win situatie. Denk bijvoorbeeld aan een wijkcomité dat door de stad beloond wordt met een wijkfeest voor het realiseren van een buurttuin. Met de buurttuin draagt het wijkcomité bij aan het algemeen belang (korte keten, sociale cohesie, klimaatadaptatie,..). Met het vooruitzicht op een wijkfeest heeft het wijkcomité een extra stimulans om aan de buurttuin te werken. Door met dergelijke koppelkansen te werken, verwacht met sociale en ecologische innovaties sneller en meer te realiseren.

De infrastructuur en ruimte bleek ook in Leuven een uitdaging te zijn voor enkele burgerinitiatieven. Enerzijds is het soms zoeken naar een fysieke ruimte. Maar anderzijds denkt men ook steeds meer na over mobiele plekken, bijvoorbeeld voor Repair Cafés. Zo zouden mensen niet met hun kapotte apparaten naar een Repair Café moeten gaan, maar zou het Repair Café naar de buurten kunnen gaan. Op die manier kan de circulaire economie in een stroomversnelling komen.

Tenslotte lieten de burgerinitiatieven weten dat de stad zou kunnen ondersteunen in communicatie. De stad heeft een groter netwerk en bereik dan de burgerinitiatieven zelf. Door in te zetten op bewustwordingscampagnes die inwoners sensibiliseren over de doelen van de burgerinitiatieven, zoals de korte voedselketen, versterk je ook de burgerinitiatieven.