Gemeenten en OCMW’s kennen uiteenlopende ontvangsten en uitgaven. Hier bekijken we ze via een economische invalshoek aan de hand van de jaarrekeningen 2022.

 

Benieuwd naar de financiële situatie van uw bestuur? Op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur kunt u het financieel profiel van uw bestuur opzoeken en vergelijken met andere besturen. Daarnaast kunt zelf aan de slag met de BBC-analysetool.

 

Benieuwd naar de financiële situatie van de lokale besturen? Via onze FinFlash houden we jullie per kwartaal op de hoogte van de belangrijkste financiële trends op lokaal vlak.

Ontvangsten

Belastingen

Een groot deel van hun ontvangsten halen de lokale besturen uit belastingen. Het gros van de fiscale ontvangsten komen van de aanvullende belastingen, belastingen die geïnd worden door een andere overheid die deze doorstorten naar de gemeenten. De belangrijkste twee zijn:

  • De opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV)

De OOV is de belasting die je moet betalen als je eigenaar bent van een onroerend goed, zoals een stuk grond, een huis of een bedrijfsgebouw. Deze belasting geldt ook voor mensen die bepaalde rechten hebben op een onroerend goed, zoals het recht om het te gebruiken (vruchtgebruik), het recht om er iets op te bouwen (opstalrecht) of het recht om het te pachten (erfpachtrecht).

Deze belasting heeft verschillende aspecten. De federale overheid bepaalt bijvoorbeeld hoeveel het onroerend goed waard is (het kadastraal inkomen, een fictieve huuropbrengst van het onroerend goed), en op basis daarvan heft de Vlaamse overheid de onroerende voorheffing. Maar dat is niet alles: de Vlaamse overheid int ook extra belastingen voor de provincies en gemeenten (de zogenaamde opcentiemen), en stort dat geld vervolgens aan hen door.

 

Bijvoorbeeld: het geïndexeerde kadastraal inkomen van een huis is 2.000 euro. De gemeente heft 800 opcentiemen en de provincie heft een tarief van 130 opcentiemen. De belastingplichtige komt niet in aanmerking voor een belastingvermindering. In totaal zal de onroerende voorheffing 817,82 euro bedragen. Van dit bedrag gaat er 79,4 euro naar het Vlaams Gewest (dit is de basisheffing van 3,97% van je kadastraal inkomen), 635,2 euro naar de gemeente (dit is 8 keer de basisheffing) en 103,22 euro naar de provincie (dit is 1,3 keer de basisheffing). Stel dat de belastingplichtige toch in aanmerking komt voor een belastingvermindering van bijvoorbeeld 20%, dan zal de 163,6 euro korting die de belastingplichtige krijgt voornamelijk gefinancierd worden door de gemeenten (127 euro) en veel minder door het Vlaams gewest (15,9 euro) of de provincie (20,6 euro).

 

Op onze website kan je terugvinden hoeveel het OOV-tarief bedraagt per gemeente.

 

Gemeenten krijgen het merendeel van de OOV-ontvangsten via voorschotten doorgestort. Van juli tot december krijgen gemeenten maandelijks 1/6e van 95% van de voor dat aanslagjaar geraamde ontvangsten op hun rekening. De eindafrekening volgt dan in juli van het daaropvolgende jaar.

 

  • De aanvullende personenbelasting (APB)

De APB is belasting die de gemeenten heffen bovenop de federale personenbelasting en de Vlaamse opcentiemen daarop, wat meteen de afhankelijkheid van deze gemeentelijke ontvangsten voor het federale en Vlaamse fiscaal beleid duidelijk maakt. De gemeenten kunnen slechts het tarief van de APB bepalen. Op onze website kan je terugvinden hoeveel het APB-tarief bedraagt per gemeente.

 

Een rekenvoorbeeld kan het één en ander verduidelijken:

Stel de totale belasting (federale belasting plus het gewestelijk aandeel) voor een belastingplichtige bedraagt 8.000 euro. De gemeente heft 7,1% aanvullende personenbelasting. In totaal is de belastingplichtige 8.568 euro verschuldigd, waarvan 93,4% naar de federale en gewestelijke overheid gaat en 6,6% (568 euro) bestemd is voor de gemeente.

 

Om de volatiliteit van de inkohieringen door de federale overheid op te vangen, krijgen gemeenten 80% van de geraamde ontvangsten voor een aanslagjaar in voorschotten. Van september tot december krijgen de gemeenten maandelijks 14% doorgestort, van januari tot april 6%. De afrekening volgt in mei.  

 

Naast de aanvullende belastingen kennen gemeenten ontvangsten uit lokale belastingen. In principe komt het de gemeenten toe om gelijk welke materie te belasten wanneer zij dat budgettair of beleidsmatig noodzakelijk achten zolang zij de wet niet schenden en met hun belastingen het beleid van de centrale overheden niet teniet doen. De belastingen moeten een financieel hoofddoel hebben. Gemeenten haalden in 2022 de meeste ontvangsten uit volgende lokale belastingen (totalen, in miljoen euro):

  • huisvuil (148,6)
  • tweede verblijven (108,6)
  • drijfkracht (85,1)
  • diftar/ophaalronde (53)
  • algemene bedrijfsbelasting (50,9)
  • algemene gemeentebelasting (44)
  • afgifte zakken, klevers, recipiënten (33,5)
  • verspreiding kosteloos reclamedrukwerk (31,6)
  • jaarlijkse milieubelasting (28,6)
  • afgifte identiteitsbewijzen, paspoorten, trouwboekjes, uittreksels (21,3)

 

 

 

 

 

 

 

 

Fondsen en subsidies

Een tweede grote inkomstenbron zijn fondsen en subsidies. Het grote verschil tussen beide is dat een bestuur subsidies moet aanvragen en de besteding ervan moet verantwoorden, wat niet het geval is voor fondsen.

 

Van de fondsen is de belangrijkste het Gemeentefonds. Dat Fonds, dat een jaarlijkse groeivoet kent van 3,5%, wordt verdeeld over alle gemeenten op basis van voorafnames en een set van parameters, meer bepaald:

Bijzondere financiering van de centrum- en kustgemeenten  (40,96%*)

  • Antwerpen en Gent   (29,92%)
  • Brugge   (1,6%)
  • Leuven  (1,12%)
  • Turnhout, Hasselt, Roeselare, Genk, Oostende, Sint-Niklaas, Kortrijk, Mechelen en Aalst   (5,34%)
  • Provinciale steden   (1,99%)
  • Kustgemeenten   (1%)

 

Andere criteria:

  • centrumfunctie   (7,98%)
    • actieve bevolking in de gemeente   (3,99%)
    • leerlingen secundair en hoger onderwijs   (3,99%)
  • fiscale draagkracht   (30,12%)
    • omgekeerd evenredige opbrengst personenbelasting   (18,95%)
    • omgekeerd evenredig kadastraal inkomen   (11,17%)
  • open ruimten   (5,98%)
  • sociale maatstaven   (14,96%)
    • aantal personen met een voorkeursregeling in de ziekteverzekering, exclusief leefloners   (1%)
    • werklozen met lage scholing   (3,99%)
    • gemiddeld aantal geboorten in kansarme gezinnen over drie jaar   (2,99%)
    • sociale huurappartementen   (2,99%)
    • gemiddeld aantal personen dat recht heeft op een leefloon over drie jaar   (3,99%)

* Percentage t.o.v. de totale hoofddotatie.

 

Een gemeente kan een deel van zijn aandeel zien verminderen indien het een in de ogen van de decreetgever ‘te laag’ belastingtarief heft, d.w.z. onder het drempelbedrag van 5% aanvullende personenbelasting en 441 opcentiemen onroerende voorheffing.

De exacte verdeling per gemeente per jaar vind je terug op onze website.

Het Fonds wordt uitbetaald van januari tot oktober in 10 gelijke voorschotten waarna een afrekening volgt in januari van het daaropvolgend jaar. Elke gemeente kan vragen een deel van haar aandeel rechtstreeks te storten op de rekening van het OCMW.

 

Buiten de hoofddotatie kunnen gemeenten ook aanspraak maken op aanvullende dotaties van het Gemeentefonds, zoals die n.a.v. de integratie van verschillende sectorale subsidies, de integratie van het Stedenfonds of de overname van enkele provinciale instellingen. Andere algemene financieringsmiddelen voor de besturen zijn bijvoorbeeld de dotatie o.b.v. de responsabiliseringsbijdrage, de dotatie open ruimte of de regularisatiepremies contingentgesco’s. Op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur vind je een overzicht van alle algemene financieringsmiddelen.

 

Verschillende overheden (Europese, federale, Vlaamse en provinciale) geven specifieke (werkings- of investerings-) subsidies aan gemeenten en OCMW’s, elk met hun eigen aanvraag- en rapporteringsprocedure en specificaties. Zo bestaan er subsidies voor de aanleg van rioleringen, fietsinfrastructuur, kinderopvang, zorginfrastructuur, …

Overige ontvangsten

Daarnaast kennen gemeenten en OCMW’s ontvangsten uit de werking, gaande van retributies (bijvoorbeeld inkomgelden van de musea, de dagprijzen van het woonzorgcentrum of de aanrekening van de poetsdienst), ontvangsten uit concessies (bijvoorbeeld van begraafplaatsen of de cafetaria bij het zwembad), huurinkomsten (bijvoorbeeld verhuur van feestmateriaal of lokalen) of kaprechten.

 

Daarnaast zijn er financieringsontvangsten. Nieuwe leningen verhogen de beschikbare geldmiddelen, maar zijn geen opbrengsten in de zin dat ze een verrijking betekenen voor het bestuur. Terugvorderingen van leningen (bijvoorbeeld aan het AGB of de politiezone) vallen ook onder de ontvangsten.

 

Een andere ontvangstenbron is de verkoop van onroerende goederen. De verkoop van gronden en gebouwen die niet voor de dienstverlening aangewend worden kan zorgen voor een stuk extra financiering.

 

Dividenden en intresten vallen onder de financiële ontvangsten. Gemeenten zijn betrokken bij diverse intergemeentelijke samenwerkingsverbanden waar ze in bepaalde gevallen, in ruil voor hun investeringen hierin, een dividend (een aandeel in de winst) krijgen. Niet alle participaties resulteren echter in dividenden. 

Intresten ontvangen besturen op hun beleggingen, bijvoorbeeld spaar- en termijnrekeningen, thesauriebewijzen (schuldpapier van bijvoorbeeld andere gemeenten) of overheidspapier (schatkistcertificaten of schatkistbons).

Uitgaven

Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen

De grootste uitgavenpost voor gemeenten en OCMW’s  zijn de personeelsuitgaven, wat niet onlogisch is voor ‘dienstenbedrijven’. Daaronder verstaan we de bezoldigingen, werkgeversbijdragen, reiskosten, premies voor arbeidsongevallenverzekeringen, bijdragen aan de gemeenschappelijke sociale dienst, pensioenlasten,…

Ook de personeelsuitgaven van het gemeentelijk onderwijzend personeel ten laste van de Vlaamse overheid wordt onder deze categorie geboekt. Aangezien de gemeente ook de integrale subsidies hiervoor registreert, kunnen we ze beschouwen als een nul-operatie voor de gemeente.

Deze categorie bevat in mindere mate ook de uitgaven voor mandatarissen: presentiegelden, verloning van de uitvoerende mandatarissen en de pensioenen van de gewezen mandatarissen.

Toegestane subsidies

Een aanzienlijk deel van de uitgaven gaat naar werkingssubsidies die besturen toestaan. Voor gemeenten gaat het om subsidies aan politie- en hulpverleningszone, verenigingen, erediensten, autonome gemeentebedrijven of particulieren. De gemeentelijke dotaties aan de politie- en hulpverleningszones zijn de grootste ontvangstenpost van deze entiteiten, slecht een beperkt deel van hun werking wordt gefinancierd door de federale overheid. OCMW’s kennen subsidies voornamelijk toe aan welzijns- of andere verenigingen. Daarnaast kunnen besturen ook investeringssubsidies toekennen.  

Overige uitgaven

Goederen en diensten

Om hun diensten aan te kunnen bieden zijn besturen afhankelijk van de goederen en diensten die ze zelf inkopen of inhuren. Voorbeelden daarvan zijn verzekeringen, onderhoudskosten huurlasten, energiekosten of consultancy.

 

Investeringen

Lokale besturen kennen vier soorten investeringen:

  • investeringen in financiële activa: dit zijn participaties in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, autonome gemeentebedrijven, gemeentelijke vzw’s, welzijnsverenigingen,…
  • investeringen in materiële activa: bijvoorbeeld de aanleg van wegen en riolering, het optrekken van gebouwen, de aankoop van terreinen, meubilair of dienstvoertuigen
  • investeringen in immateriële activa: plannen en studies ter voorbereiding van investeringsprojecten
  • toegestane investeringssubsidies: zie hierboven

 

Financieringsuitgaven

Leningen die een bestuur aangaat moeten uiteraard ook terugbetaald worden. Die aflossingen zijn meestal klassieke aflossingen, d.w.z. dat periodiek een stuk van de schuld wordt terugbetaald.

Daarnaast kunnen besturen ook leningen toestaan. Dikwijls gebeurt dat aan een verbonden autonoom gemeentebedrijf, maar leningen aan de politie- of hulpverleningszone of verenigingen zijn ook gangbaar.

 

Individuele hulpverlening door het OCMW

OCMW’s kennen specifieke hulpverlening toe aan OCMW-cliënteel, bijvoorbeeld in de vorm van leefloon of aanvullende steun. In bepaalde gevallen recupereert het OCMW (gedeeltelijk) die individuele hulpverlening.

 

Financiële uitgaven

Besturen betalen op de opgenomen leningen intresten. Door decennia van dalende marktrentes vóór 2022 en een dalend schuldniveau is het aandeel financiële uitgaven zeer beperkt in de totale uitgaven.  

Veelgestelde vragen

Ook interessant:

Lokale fiscaliteit