2022Lokaal04 - Het zorgberoep positief uitdragen.png
Provider image

Candice De Windt is de nieuwe Vlaamse zorgambassadeur. Ze is verpleegkundige van opleiding, met ondertussen een rijke werkervaring in zorg en onderwijs. Zij volgt Lon Holzer op, die na twaalf jaar met pensioen gaat. We zijn benieuwd wie de relatief onbekende Oost-Vlaamse is. Daarom gingen we op de koffie voor een kennismaking.

Na de afdeling Latijn-wetenschappen bij de Dames van Maria in Aalst, koos ze met volle overtuiging voor een opleiding verpleegkundige. ‘Ik heb al van toen ik nog een kind was een fascinatie voor ziekenhuizen,’ vertelt ze. ‘Ik startte tijdens mijn studies in Leuven, ook mijn carrière als verpleegkundige in het O.L.V.-ziekenhuis in Aalst. In die tijd moest je nog veel meer stage-uren presteren, ook in het weekend. Na mijn afstuderen ging ik aan de slag als stafmedewerker in een psychiatrisch ziekenhuis, waar ik zes jaar werkte. Ik leg het graag uit en maak heel graag connectie met en tussen mensen. Zo kwam ik uiteindelijk in het onderwijs terecht. Recent heb ik meegedraaid in het vaccinatiecentrum in Aalst. Ik ben dus eigenlijk van heel veel markten thuis. Sinds augustus 2020 heb ik als adviseur Hoger Onderwijs gewerkt voor het kabinet van de Vlaamse Minister van Onderwijs. De opleidingen die tot een zorgberoep leiden, zijn mij dus niet onbekend.’

 

De schaarste aan zorgmedewerkers evolueerde naar een echt tekort de laatste jaren. Het actieplan 4.0 van uw voorgangster bevat een hele resem acties. Sommige lopen nog. Op diverse plaatsen bouwen werkgevers de dienstverlening af wegens onvoldoende beschikbare verpleegkundigen. Komt er een actieplan 5.0?
‘Het kader waarbinnen ik zal werken, is dat van het VIA6. Dit zesde Vlaams Interprofessioneel Akkoord is op 30 maart 2021 afgesloten tussen de Vlaamse regering en de sociale partners voor de private en publieke socialprofitsector met een budget van 577 miljoen euro. Het is een groot voordeel dat de budgetten hierin duidelijk zijn vastgelegd. Ik wil in de eerste plaats inzetten op een betere oriëntatie vanuit de opleidingen om afgestudeerden als geschikte werkzoekenden naar het werkveld te leiden. Dat kan binnen de reguliere opleidingen, maar het gebeurt meer en meer via de zogenaamde zijinstromers, werknemers die op latere leeftijd met een korte of een langere opleiding opnieuw beschikbaar komen op de arbeidsmarkt in de zorg.

Deze groep blijft groeien. En dat is een goede zaak gezien de stijgende vraag en behoefte. De complexiteit en intensiteit van de zorg nemen toe. De komende jaren gaan er veel zorgverleners met pensioen. Via de zijinstroom zijn er nog veel mogelijkheden om het tekort aan werkkrachten in de sector weg te werken. Het is mijn ambitie om het hele palet van reguliere en zijinstroomopleidingen te stroomlijnen tot een logisch geheel. En dat zal geen eenvoudige opdracht zijn. Er zijn heel veel regels, in het onderwijssysteem, voor de federale toegang tot de zorgberoepen en tot slot in de erkenning en exploitatie van zorgdiensten, zoals de personeelsnormen. Sommige zaken liggen historisch gevoelig, zoals de discussie over de twee opleidingen voor verpleegkunde: de beroepsopleiding HBO5 en de bacheloropleiding.’

 

Deze discussie gaat ondertussen al tientallen jaren mee. De standpunten zijn gepolariseerd. In de publieke woonzorgcentra werken bijvoorbeeld veel HBO5-verpleegkundigen. Hoe kijk jij daar zelf naar?
‘Daarnaast is er de bacheloropleiding verpleegkunde van niveau 6. Momenteel kun je na beide opleidingen eenzelfde beroep uitoefenen met dezelfde taken en verantwoordelijkheden. Er is niemand die stelt dat de zorgverleners op niveau 5 niet nodig zijn, of niet waardevol zouden zijn. Ik wil dit echt met klem benadrukken. We hebben echt behoefte aan een duidelijke zorgladder met verschillende opleidingsniveaus. Daarnaast moeten we zorgen voor een duidelijk profiel met duidelijke taken en verantwoordelijkheden. Het is een correct profiel dat we zeker kunnen blijven inzetten in de diverse sectoren. Er wordt te vaak vanuit emotie geredeneerd.

We willen allemaal het juiste talent en de juiste competentie op de juiste plaats in de zorg. Laten we gaan voor een duidelijk, eigenstandig HBO5-profiel, met een naam die gelinkt is aan verpleegkunde. Werkende verpleegkundigen hoeven zich echt geen zorgen te maken. Die hebben verworven rechten. De discussie wordt te vaak verengd tot een discussie over verpleegkundige taken of verzorgende handelingen; zorg is veel meer dan taken en handelingen. Het is ook instaan voor coördinatie, voor verpleegkundig leiderschap, en voor kritisch redeneren en reflecteren. In combinatie met de juiste attitude kun je echt het verschil maken voor de patiënt, cliënt of bewoner.’

 

Zijn er niet te veel regels om toegelaten te worden tot een zorgberoep?
‘Ik vind dat niet. Je mag niet vergeten dat zorgprofessionals vaak verantwoordelijk zijn voor de zorg van heel kwetsbare mensen, zeker in de residentiële ouderenzorg. Daar mag je het toeval niet laten spelen. Een goede opleiding is alleszins een eerste garantie om de juiste mensen de zorg te laten verlenen. Het gaat al lang niet meer over competenties alleen.’ 

 

De zorgsector is heel fel gereglementeerd. Voor studenten en werkenden zijn die regels allesbehalve vanzelfsprekend. Wringt daar het schoentje?
‘Inderdaad. Ik wil bijvoorbeeld het informatieloket betreffende opleidingen en zorgberoepen verder ontwikkelen. Studenten en werkzoekenden raken momenteel niet wijs uit het kluwen van opleidingsmogelijkheden in de gezondheids- en welzijnssector. Het is ook niet eenvoudig, want de initiatieven zijn vaak versnipperd per subsector. Ik zie mijn opdracht ruimer dan alleen informeren over de strikte zorgberoepen in de acute sector. De oplossing ligt er volgens mij in de gebaande paden te verlaten. We zijn soms te rigide in ons denken en blijven te veel op bekend terrein. Creatieve oplossingen vind je door ruimer te denken. We kunnen bijvoorbeeld veel inspiratie opdoen in andere sectoren. En misschien zijn mensen uit andere sectoren zo naar de zorg te krijgen.’

 

De ‘war for talent’ woedt niet alleen in de zorgsector. Gaan we vooral niet mensen wegkapen uit andere sectoren, waar ze even hard nodig zijn? Of we trekken misschien de mensen aan met een verkeerde motivatie?
‘We moeten vooral mensen met een passie voor werken met mensen naar de zorg krijgen. Echt kiezen voor een zorgopleiding is belangrijk, willen we de kwaliteit hoog houden. Niet voor niets is ons Vlaams onderwijs van zeer hoge kwaliteit. Maar er is zeker plaats voor mensen met andere opleidingen. Dat kan een verrijking zijn voor de sector. Op het gebied van technologische ondersteuning en artificiële intelligentie staan we nog maar in de startblokken in de zorg. Dat kunnen de zorgprofessionals nooit alleen. Daar is andere expertise voor nodig. En die is beschikbaar in andere sectoren. Eigenlijk denken we in de zorg veel te veel in hokjes. Ieder doet zijn taak. Het toekomstig verhaal moet er een zijn van samenwerking tussen disciplines. Ook tussen de sectoren blijft de samenwerking nog te veel dode letter. Gelukkig is daar sinds corona wel verandering in gekomen. Daar moeten we uit leren.’

 

Lossen we met meer samenwerking alleen het tekort op?
‘Nee, daarom moeten we naast het aantrekkelijker maken van het werk in de sector meer mensen opleiden via zijinstroom. Ik geloof bijvoorbeeld heel sterk in duaal leren, waarbij mensen via een korte opleiding, maar vooral “on the job” de juiste competenties kunnen ontwikkelen en tegelijk praktijkervaring kunnen opdoen. Er zijn heel veel talentvolle mensen die door omstandigheden op hun achttiende de kans niet kregen om te studeren, maar wel de juiste attitude en het potentieel hebben. Ik denk hier dan wel in de eerste plaats aan de zorgkundigen en verzorgenden. Het werkveld zal zich meer moeten openstellen als stageplaats. Medewerkers treden op als stagecoach of mentor. Dat is nu nog te veel een taak van het onderwijs alleen. Het kan ook voor de sector een verrijking zijn. Jonge mensen brengen een nieuwe dynamiek op gang en stellen bestaande gewoonten en gebruiken in vraag. Meer ervaren collega’s geven hun expertise door aan de jongere generatie.’

 

Er zijn heel veel deeltijds werkenden in de sector. Is daar geen potentiële marge voor groei door mensen te stimuleren meer voltijds te werken en zo het tekort aan werkkrachten te verkleinen?
‘Heel veel werknemers kiezen bewust voor deeltijds werk, omdat ze een goede work-lifebalans zoeken, soms in combinatie met kinderen of mantelzorg. Ik ben zeker geen voorstander om daarin te snoeien. Dat maakt onze samenleving zo rijk. Het werk anders organiseren is het juiste antwoord. Hier ligt de bal in het kamp van de sector. In het UZ Brussel werken ze al heel lang met ploegen van twaalf uur. We moeten ruimte durven maken voor dergelijke vernieuwende projecten. De zin om te ondernemen, uit te proberen, te innoveren is essentieel! Als blijkt dat de arbeidsregelgeving hiervoor aangepast moet worden, dan moeten we dat zeker doen. Om de zogenaamde werkzaamheidsgraad, het aantal werkenden in de actieve bevolking tussen 20 en 64 jaar, te verhogen moeten we mensen stimuleren zo lang mogelijk te werken, maar ook wel zo vreugdevol mogelijk. De duur en de intensiteit van een loopbaan zijn voor iedereen verschillend.’

 

En hoe kunnen we zorgpersoneel langer in de sector houden of langer laten werken?
‘Vergeet de gunstige arbeidsduurverminderingsregeling in de social profit niet. Vanaf 45 jaar kun je systematisch minder gaan werken. Hierdoor zorgen we ervoor dat er al veel meer zorgmedewerkers blijven werken, weliswaar aan een iets lagere jobtime. Ik denk dat er nog marge zit om bepaalde fysieke taken naar andere beroepen te verschuiven. Vaak zie je dat oudere medewerkers afhaken vanwege het zwaar belastende lichamelijke werk. Maar het moet duidelijk zijn: wie na zijn pensioen wil blijven werken, moet dat kunnen. Dan gooi je de rijke ervaring niet direct weg. Overdracht naar jongeren kan op die manier voor continuïteit en overdracht van kennis en ervaring zorgen. Sommige zaken leer je immers pas door ze te doen.’

‘Een andere belemmering is vaak te weinig flexibele uren voor kinderopvang. Dat zorgt voor onnodige uitstroom. Ik heb dat persoonlijk ondervonden. Openingsuren van 7 tot 18 uur zijn niet aangepast voor wie in de zorg werkt. Hier ligt de bal in handen van de sector zelf om dit te organiseren.’

 

Tijdens de coronapandemie kwamen de sectoren niet altijd even positief in beeld: klagen over de werkdruk en heel hard werken zijn niet bevorderlijk voor de aantrekkelijkheid van de sector.
‘Ik wil vooral het positieve beeld van de sector blijven uitdragen. Er gebeuren zoveel mooie dingen. Er is heel veel dynamisme. Denk maar aan alle lopende vernieuwingen, zoals de innovatieve arbeidsorganisatie. Maar er zijn bijvoorbeeld nog veel inspanningen nodig qua HR-management en arbeids- en welzijnsomstandigheden in het algemeen. We hebben onze handen nog vol.’ 

‘Ik ben de zorgambassadeur, maar zie mijn opdracht in verband met de verbetering van de beeldvorming niet alleen voor mezelf. Iedere medewerker in de zorg moet eigenlijk ambassadeur zijn van zijn dienst of haar voorziening. Het is een heel krachtige sector, maar de beeldvorming kan stukken beter.

 

Hoe ziet je agenda er voor de komende maanden uit in je nieuwe job?
‘Wel, die agenda begint al vroeger vol te lopen dan ik dacht (lacht). Zelfs voor ik echt begonnen was, wist men mij in maart al vlot te vinden. Vele dossiers zijn niet nieuw; dat helpt wel. Ik wil starten met een aantal werkbezoeken. Voeling blijven houden met de praktijk in de diverse werksetting, vind ik heel belangrijk. Ik wil echt meelopen; opnieuw met mijn werkpak aan. Dan zie en hoor je andere dingen dan aan een vergadertafel. Ook in de openbare woonzorgcentra wil ik een aantal dagen meelopen. De ruimere welzijnssector behoort zeker tot mijn opdracht. Ik ben van mening dat het tekort aan zorgprofessionals zich niet enkel tot de gezondheidssector beperkt. Ik zie grote kansen in de welzijnssector. Ik wil er echt voor gaan, samen met alle betrokkenen!’ —

 

Mike Deschamps is VVSG-stafmedewerker personeel in de zorg
Voor Lokaal 04 | 2022