Lokale sociaaloverlegorganen

Sociaal overleg in de gemeente

In elke gemeente vindt het sociaal overleg plaats in het bijzonder (onderhandelings)comité en het hoog overlegcomité (HOC). De officiële benaming van het onderhandelingscomité is “bijzonder comité”, niet te verwarren met het bijzonder comité voor de sociale dienst. Plaatselijk wordt ook de afkorting BOC (bijzonder onderhandelingscomité) gebruikt. Deze afkorting kan echter misleidend zijn, omdat sommige besturen naast een bijzonder comité een basisoverlegcomité hebben.

Het onderhandelingscomité en het overlegcomité hoeven niet opgericht te worden: dat gebeurt automatisch krachtens de wet. Beide comités werken nauw samen en vaak worden hun vergaderingen gecombineerd. Onderhandelings- en overlegmateries worden dan in één agenda gebundeld.

Bevoegdheid van de comités

De comités zijn bevoegd voor het gemeente- en OCMW-personeel, inclusief het personeel in het gemeentelijk onderwijs dat niet rechtstreeks weddebetoelaagd is. Voor medewerkers in het gemeentelijk onderwijs die hun wedde rechtstreeks van de Vlaamse overheid ontvangen, is er een apart onderhandelings- en overlegcomité.

Regeling voor het personeel van de politiezones

Voor het personeel van de politiezones geldt een aparte regeling:

  • Onderhandelingscomité Politie (OCP): voor alle personeelsleden van de geïntegreerde politie
  • Hoog overlegcomité Politie: voor overleg op nationaal niveau voor alle politiepersoneelsleden in België
  • Basisoverlegcomité per politiezone: neemt de taken op die in de private sector toegewezen zijn aan het Comité preventie en bescherming op het werk, zoals voorzien in de Wet welzijn op het werk van 4 augustus 1996.

Relevante onderhandelingscomités in de openbare sector

  • European Sectoral Social Dialogue Committee in Local and Regional Government
  • Gemeenschappelijk Comité (Comité A): voor alle overheidsdiensten in België
  • Federaal Comité C: voor de Belgische lokale en provinciale besturen, bijvoorbeeld openbare ziekenhuizen, openbare thuisverpleging of hulpverleningszones
  • Onderhandelingscomité Politie (OCP): voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus
  • Vlaams Comité C: voor de Vlaamse lokale en provinciale besturen
  • Lokaal niveau: Bijzonder (onderhandelings)comité en het Hoog Overlegcomité (HOC), en eventueel basisoverlegcomités en tussenoverlegcomités.

Vergelijking met sociaaloverlegorganen in de private sector

  • Nationaal, intersectoraal en interprofessioneel: Nationale Arbeidsraad (NAR), Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB), en Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het Werk (HRPBW)
  • Per sector: het bevoegde paritaire comité, afhankelijk van de activiteit
  • Op het niveau van de individuele werkgever: Ondernemingsraad, Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW), en de vakbondsafvaardiging (VA).

De structuur en werking van sociaaloverlegorganen in de publieke sector worden grotendeels bepaald door de Wet Vakbondsstatuut van 19 december 1974, terwijl in de private sector de CAO-Wet van 5 december 1968 van toepassing is.

De sociale partners in het lokaal sociaal overleg

Overheidssamenstelling

In het lokale onderhandelings- en overlegcomité met de vakbonden zitten de gemeente en het OCMW samen aan werkgeverszijde. De burgemeester fungeert als voorzitter en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn als ondervoorzitter. De burgemeester selecteert de andere leden van de overheidsdelegatie uit personen die bevoegd zijn om het lokaal bestuur te verbinden. Deze keuze hoeft niet op de gemeenteraad of de OCMW-raad gebracht te worden.

De overheidsdelegatie in het onderhandelingscomité bestaat uit maximaal zeven leden. In het overlegcomité is het aantal overheidsafgevaardigden echter niet begrensd. Indien nodig kunnen de leden van de overheidsdelegatie zich laten bijstaan door technici.

Gemeentelijk onderwijs en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden

Het voorzitterschap wordt waargenomen door:

  • de burgemeester, voor het afzonderlijk comité voor het personeel van het gemeentelijk onderwijs dat een weddetoelage ontvangt
  • de voorzitter van de raad van bestuur, voor het comité voor het personeel van het intergemeentelijk samenwerkingsverband en van de OCMW-vereniging.

Vakbondsdelegatie

De vakorganisaties die zitting hebben in het bijzonder (onderhandelings)comité en het hoog overlegcomité zijn:

  • Algemene Centrale van de Openbare Diensten (ACOD)
  • Algemeen Christelijk Vakverbond Openbare Diensten (ACV Openbare Diensten)
  • Vrij Syndicaat van het Openbaar Ambt (VSOA).

Onder bepaalde voorwaarden kan een vierde vakorganisatie lokaal deelnemen.

Elke vakorganisatie bepaalt vrij haar afvaardiging, waarbij bepaalde onverenigbaarheden gelden, bijvoorbeeld voor de algemeen directeur of financieel directeur. In het bijzonder comité bestaat de vakbondsafvaardiging uit maximaal drie leden. Ze kunnen zich laten vergezellen door twee technici per agendapunt. In het overlegcomité geldt hetzelfde aantal voor de afvaardiging en technici.

Het is niet vereist dat vakbondsafgevaardigden werkzaam zijn binnen het lokaal bestuur waar het comité is opgericht. Een personeelslid van gemeente X kan dus zetelen in het comité van gemeente Y. Vakbondsverlof wordt echter alleen toegekend voor deelname aan comités binnen het eigen bestuur.

Secretaris van het lokaal sociaal overleg, en preventieadviseur

De secretaris, meestal iemand van de personeelsdienst, maakt geen deel uit van de delegaties. De preventieadviseur is automatisch lid van het overlegcomité voor aangelegenheden in verband met welzijn op het werk.

Sociaal overleg in het lokaal bestuur: hoe begin je eraan?

Algemene procedure

Telkens de (lokale) overheid een algemene maatregel wil nemen die een impact heeft op het personeel, moet ze voorafgaandelijk met de vakbonden onderhandelen of overleggen.

Het akkoord (na onderhandeling) of het advies (na overleg) heeft echter slechts een politiek karakter en bindt de overheid juridisch niet. Zelfs als één of meerdere vakorganisaties niet akkoord gaan met de voorstellen, kan het bestuur toch volledig rechtsgeldig de algemene maatregel nemen. De wet schrijft enkel een procedure voor. Ook een boycot van de onderhandelingen of van het overleg maakt de procedure niet ongeldig: het lokaal bestuur moet de procedure volgen en kan na afloop de algemene maatregel treffen. Enkel in het geval van bepaalde wijzigingen aan het arbeidsreglement geldt een specifieke verzoeningsprocedure.

Kenmerken van het sociaal overleg in de openbare sector

Het resultaat van het sociaal overleg is juridisch niet bindend maar heeft wel een grote politieke waarde. De overheid is verplicht om besprekingen te voeren met de representatieve vakorganisaties. Hoewel de vakorganisaties het akkoord niet juridisch kunnen afdwingen, kunnen ze wel druk uitoefenen met sociale acties zoals stakingen en betogingen. Als het bestuur afwijkt van het resultaat van de onderhandelingen of van het overleg, moet het uitleggen waarom (motiveringsplicht).

Resultaat van de onderhandeling: het protocol

De conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol, waarin het akkoord van de overheid met één of meer vakorganisaties en/of hun respectieve standpunten worden opgetekend. Het protocol wordt onder andere overgezonden naar de aangewezen administratieve diensten om het uit te voeren. Als de overheid een andere beslissing neemt dan wat met de vakbonden overeengekomen is, moet ze motiveren waarom ze afwijkt van het akkoord.

Onderwerpen van onderhandeling

Het lokaal bestuur moet onderhandelen over de algemene richtlijnen en maatregelen betreffende:

  • Arbeidsduur
  • Organisatie van het werk
  • Latere vaststelling van de personeelsformatie of personeelsplan. De vaststelling van de personeelsformatie of van het personeelsplan is echter overlegmaterie.

Daarnaast moet het bestuur ook onderhandelen over de "grondregelen" van:

  • Administratief statuut (bijv. aanwervingsvoorwaarden)
  • Bezoldigingsregeling
  • Pensioenregeling (bijv. pensioengerechtigde leeftijd)
  • Betrekkingen met de vakorganisaties (bijv. de Wet Vakbondsstatuut)
  • Organisatie van de sociale diensten (bijv. vaststelling van de begunstigden).

Sommige onderwerpen, zoals pensioenrechten en -berekeningen, worden als "minimale rechten" beschouwd: ze worden op een hoger niveau onderhandeld dan het lokale bestuursniveau.

Beperkingen van de onderhandelingsplicht

Het lokaal bestuur hoeft niet te onderhandelen over:

  • Het juridisch statuut, de bezoldigingsregeling en de pensioenregeling van contractanten, die grotendeels op interprofessioneel vlak worden geregeld
  • Spoedgevallen, zoals tijdens de corona-epidemie
  • Individuele situaties, zoals verloftoekenning aan een personeelslid
  • De uitvoering van maatregelen die bij wet of decreet genomen zijn, tenzij de wet de uitvoering aan het lokaal bestuur overlaat.

Resultaat van het overleg: het advies

Het (hoog) overlegcomité brengt een advies uit. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, worden de uiteenlopende standpunten in het verslag opgetekend. Als het bestuur afwijkt van het advies, moet het dit motiveren.

Onderwerpen van overleg

Het lokaal bestuur moet overleg plegen over:

  • Vaststelling van de personeelsformatie of het personeelsplan
  • Arbeidsduur en werkorganisatie van bepaalde diensten
  • Welzijn op het werk: het (hoog) overlegcomité fungeert als tegenhanger van het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk in de private sector
  • Alles van het statuut van het personeel wat de federale regering niet als "grondregelen" beschouwt

Protocol op lokaal niveau

  • Het lokaal bestuur is juridisch ongebonden
  • Er is geen rechtstreekse werking tegenover personeelsleden
  • Het akkoord moet eerst omgezet worden in een plaatselijk reglement voordat het afdwingbaar wordt.

 Vergelijking met de collectieve arbeidsovereenkomst in de private sector

  • Een CAO is een collectief contract dat algemeen verbindend kan worden verklaard met een koninklijk besluit
  • Het maakt deel uit van het rechtsverkeer en is een bron van recht
  • Een CAO kan afgedwongen worden voor de arbeidsrechtbank.

Sectorale akkoorden voor medewerkers van de Vlaamse lokale besturen

Algemeen kader

De loon- en arbeidsvoorwaarden voor medewerkers van de Vlaamse lokale besturen, waaronder gemeente, OCMW, intergemeentelijk samenwerkingsverband, autonoom gemeentebedrijf, welzijnsvereniging, autonome verzorgingsinstelling, provincies en autonome provinciebedrijven, worden grotendeels vastgelegd bij sectoraal akkoord. Deze akkoorden worden afgesloten in het Vlaamse onderhandelingscomité C1, dat bevoegd is voor het lokale overheidspersoneel in Vlaanderen.

Juridische afdwingbaarheid

In tegenstelling tot collectieve arbeidsovereenkomsten zijn sectorale akkoorden niet rechtstreeks afdwingbaar voor een rechtbank. Ze moeten eerst worden omgezet in een wet, decreet of besluit. De sectorale akkoorden die sinds 1993 zijn afgesloten, hebben een juridische basis gekregen met het Rechtspositiebesluit van 20 januari 2023. Dit besluit biedt besturen aanzienlijke flexibiliteit. Sommige besturen baseren hun lokale rechtspositieregeling nog (geheel of gedeeltelijk) op de ‘oude’ Rechtspositiebesluiten: het besluit voor het Gemeente- en Provinciepersoneel van 7 december 2007 en voor het OCMW-personeel van 12 november 2010. Dit is toegestaan en mogelijk.

Meest recente sectorale akkoorden

Hieronder volgt een lijst met de meest recente sectorale akkoorden:

Sectoraal akkoord 9 juni 2021

Op 9 juni 2021 hebben de VVSG samen met de vakbonden ACV-OD, ACOD, VSOA (met opmerkingen) en VVP (met opmerkingen) een sectoraal akkoord bereikt in het Vlaamse comité C1. Dit akkoord voorziet in een koopkrachtverhoging van 1,1% voor het niet-VIA-personeel vanaf 2021, gerealiseerd door een verhoging van de eindejaarstoelage. Personeel werkzaam in de Vlaamse zorgsectoren ontving al vanaf 2020 een hogere eindejaarstoelage, waarvan het variabele bedrag met 1,1% was verhoogd.

De verhoging van de eindejaarstoelage voor het niet-VIA-personeel maakt deel uit van een bredere overeenkomst:

  • Er wordt slechts één sectoraal akkoord afgesloten over loon- en arbeidsvoorwaarden per gemeentelijke legislatuur. Dit akkoord begint op dezelfde datum als het gemeentelijk meerjarenplan en loopt even lang. De onderhandelingen beginnen in het jaar na de gemeente- en provincieraadsverkiezingen, zodat lokale besturen de budgettaire impact van sectorale akkoorden tijdig kunnen verwerken.
  • De plafonnering van de eindejaarstoelage tot een twaalfde van het jaarsalaris wordt vanaf 2021 opgeheven. Dit heeft vooral gevolgen voor personeelsleden met een laag salaris, wiens eindejaarstoelage al bijna een volledige dertiende maand bedraagt.
  • De publieke socio-culturele sector zal niet langer de koopkrachtafspraken volgen uit het toekomstige Interprofessioneel Akkoord (IPA) 2023-2024. De afspraak uit het VIA6-akkoord van 30 maart 2021 over de uitkanteling van de publieke socio-culturele sector vanaf 2026 wordt aangepast. Voortaan gelden voor het personeel in deze sector alleen de loon- en arbeidsvoorwaarden uit het Vlaamse Comité C1.
  • Het budget van de publieke socio-culturele sector dat de Vlaamse regering zou vrijmaken voor de loonnorm uit het toekomstige IPA 2023-2024, wordt toegevoegd aan de 30 miljoen euro. Bijvoorbeeld, als de loonnorm voor 2023-2024 0,5% is, voegt de Vlaamse regering een budget toe van 0,5% van de budgettaire loonmassa van 645.472.310 euro, wat neerkomt op 3.227.362 euro. Dit punt wijzigt eveneens het VIA6-akkoord.

Lees het VVSG-nieuwsbericht

Sectoraal akkoord 8 april 2020

Op 8 april 2020 bereikten de VVSG, de VVP, de drie vakbonden en de Vlaamse regering een nieuw sectoraal akkoord voor de personeelsleden van de lokale en provinciale besturen, zowel voor VIA-personeelsleden (zorg, culturele sector en sociale economie) als andere personeelsgroepen. Politie en brandweer vallen niet onder dit akkoord omdat voor hen federale regels gelden.

Het akkoord bevat twee grote luiken:

  • Een engagement van de sociale partners om verder te werken aan een hedendaags personeelsbeleid
  • Een koopkrachtverhoging voor het personeel van globaal 1,1% vanaf 1 januari 2020:
    • Verhoging van de maaltijdcheques met 100 euro per voltijds equivalent (VTE), voor zover het maximum bedrag van de maaltijdcheque nog niet bereikt was
    • Allerhande cheques ter waarde van 200 euro/VTE
    • Een minimale bijdragevoet voor de tweede pensioenpijler van 2,5%.

Lees het VVSG-nieuwsbericht.

Sectoraal akkoord 2008-2013

Op 19 november 2008 sloten de VVSG en de VVP een akkoord met de Vlaamse overheid en met één vakbondsorganisatie, het ACV-OD, voor de periode 2008-2013. Dit akkoord is historisch te noemen vanwege:

  • De invoering van een tweede pensioenpijler voor de contractuelen
  • Het was het eerste meerjarige akkoord
  • Het akkoord is redelijk in kostprijs omdat de maatregelen gespreid werden over meerdere jaren.

Wetgeving en verder lezen

 Belangrijke wetgeving 

  • Wet Vakbondsstatuut van 19 december 1974: Deze wet vormt de basis voor de vakbondsrechten en -plichten binnen de openbare sector.
  • Uitvoeringsbesluiten:
    • Koninklijk Besluit van 28 september 1984: Over de organisatie van onderhandelings- en overlegcomités.
    • Koninklijk Besluit van 29 augustus 1985: Over de grondregelingen binnen de openbare sector.

Een goed leesbare rondzendbrief van 7 juni 2002 behandelt het welzijn op het werk in de overheidsdiensten die onderworpen zijn aan het vakbondsstatuut. Deze brief biedt praktische richtlijnen en verduidelijkingen. 

Bevoegde instantie 

De directie Vakbondsstatuut van de Federale Overheidsdienst Beleid & Ondersteuning is verantwoordelijk voor de interpretatie van deze wetgeving. Voor specifieke vragen en verdere verduidelijkingen kun je contact opnemen met:

  • Bruno Neckebroeck

·       Telefoon: 02/790.53.77

Aanbevolen literatuur 

Voor een diepgaand begrip van de collectieve arbeidsverhoudingen in de publieke sector, is het volgende handboek sterk aanbevolen:

  • Handboek: "Collectieve arbeidsverhoudingen in de publieke sector"
    • Auteurs: Ria Janvier, Sarah Palinckx, Patrick Humblet en Inger De Wilde
    • Uitgeverij: die Keure
    • Jaar: 2021
    • Pagina's: 1066
    • Serie: Administratieve Rechtsbibliotheek

Dit handboek biedt uitgebreide en toegankelijke informatie over de wetgeving, praktijkvoorbeelden en analyses van collectieve arbeidsverhoudingen binnen de publieke sector. 

De inhoud van deze pagina is mee tot stand gekomen door gesprekken met vooraanstaande experts, waaronder prof. dr. Ria Janvier, prof. dr. Inger De Wilde, dr. Sarah Palinckx en prof. dr. Patrick Humblet. We zijn hen zeer dankbaar voor hun waardevolle inzichten en bijdragen. 

Recente items

Kennisitem - 21-04-2022
Loon- en arbeidsvoorwaarden (VVSG-enquête februari 2020)
# Salaris, toelagen en vergoedingen, Sociaal overleg, Bestuur Lees meer