Op 23 december 2021 bekrachtigde het Vlaams parlement het vernieuwde Cultureelerfgoeddecreet. Het gaat om een optimalisatie van de regelgeving, waarbij de inhoudelijke krachtlijnen eigenlijk dezelfde blijven. De nadruk ligt op het bijschaven van procedures, het beter afstemmen met andere cultuurdecreten en het aanpakken van de plan- en werklast.
Een belangrijk uitgangspunt in het cultureel-erfgoedbeleid dat de afgelopen decennia werd ontwikkeld door de Vlaamse overheid, is de complementariteit met andere bestuursniveaus. Naast Vlaanderen, spelen de steden en gemeenten van oudsher een belangrijke rol in de zorg voor het erfgoed. Als eigenaars van belangrijke collecties, maar ook als inrichtende macht, oprichter of beheerder van de meeste collectiebeherende organisaties in Vlaanderen zijn ze hoofdaandeelhouders met een grote verantwoordelijkheid en aanzienlijke budgetten. Tevens investeren ze in kennis en expertise, initiatieven, verenigingen en vrijwilligers die zich inzetten voor cultureel-erfgoedwerking. Het Cultureelerfgoeddecreet regelt ondermeer de wijze waarop de steden en gemeenten en de Vlaamse GemeenschapsCommissie betrokken worden bij de uitvoering van dit decreet.
Het decreet regelt volgende rollen binnen het cultureelerfgoedbeleid in Vlaanderen:
- Colllectiebeherende cultureel-erfgoedorganisaties voor de functies op landelijk of regionaal niveau zoals musea, archieven, depot
- Cultureel- erfgoedorganisaties rond immaterieel cultureel erfgoed
- Steunpunt FARO
- Cultureel-erfgoedorganisaties voor dienstverlenende rollen op landelijk niveau
- Lokale besturen via de erfgoedcellen voor dienstverlenende rollen op regionaal niveau
Op 8 juli 2022 volgde de goedkeuring van het uitvoeringsbesluit. Daarin zijn de criteria en procedures uitgewerkt om de verschillende instrumenten van het decreet in de praktijk te brengen.