Auteur:

Gepubliceerd op: 15-07-2021

Na goedkeuring in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement bekrachtigde de Vlaamse Regering het decreet dat diverse decreten rond wonen wijzigt. Dit decreet voert heel wat wijzigingen door:

  • Het biedt een regelgevend kader voor de integratie van sociale verhuurkantoren en sociale huisvestingsmaatschappijen tot woonmaatschappijen.
  • Het voert een generieke herinvesteringsverplichting voor initiatiefnemers van sociale huurwoningen wanneer de sociale huurwoning niet langer wordt verhuurd als een sociale woning. Zo wil de Vlaamse Regering een vermindering van het sociaal woonaanbod voorkomen.
  • De basis voor een nieuw toewijzingsmodel en het centraal inschrijvingsregister wordt gelegd. Het wijzigingsdecreet voert eveneens enkele nieuwe verplichtingen en voorwaarden in, zoals een verhoogde taalkennisvereiste, een verplichte inschrijving bij de VDAB, een verbod op inschrijving gedurende drie jaar voor die huurder wiens huurovereenkomst door tussenkomst van de vrederechter is beëindigd wegens ernstige overlast of ernstige verwaarlozing van de sociale woning. Ook het regelgevend kader voor het bewijs van onroerend bezit in het buitenland is ingeschreven.
  • Beperking op sociale woonbeleidsconvenanten. Enkel gemeenten waar de procentuele verhouding tussen het aantal gerealiseerde plus de geplande sociale huurwoningen ten opzichte van het aantal huishoudens in de gemeente (op basis van de eerder nulmeting) niet meer dan 15% bedraagt, zullen een sociale woonbeleidsconvenanten kunnen afsluiten. Dit betekent dat vandaag 5 gemeenten uitgesloten worden van een sociale woonbeleidsconvenant. De VVSG vindt daarover dat gemeenten in de eerste plaats hun BSO moeten halen en dat daar de meeste aandacht moet naartoe gaan. Maar het is niet logisch dat de koplopers, met name de gemeenten die al 15 procent sociale woningen hebben, niet meer zouden mogen intekenen op een woonbeleidsconvenant. Dit beperkt de mogelijkheden van gemeenten om hun regierol op te nemen in het lokaal woonbeleid.

Daarnaast voert het decreet een aantal bepalingen op het vlak van woningkwaliteitsbewaking in:

  • De weigering tot afgifte van een conformiteitsattest voor niet-vergunde domiciliekamers. Dit betekent dat de burgemeester en de gewestelijk ambtenaar geen conformiteitsattest zullen afleveren voor niet-vergunde domiciliekamers als hier geen omgevingsvergunning voor is afgeleverd, zoals vastgesteld bij een aanmaning, een verslag van vaststelling of een proces-verbaal. Levert de burgemeester het conformiteitsattest ondanks het bestaan van de bouwovertreding toch af omdat hij er geen kennis van had, dan vervalt het conformiteitsattest automatisch zodra de overtreding wordt vastgesteld in een aanmaning, een verslag van vaststelling of een proces-verbaal. Deze regeling wil niet zeggen dat er automatisch een onderzoek naar de stedenbouwkundige vergunningstoestand wordt opgelegd in de administratieve procedure voor de handhaving van de minimale woningkwaliteitsnormen. Steden en gemeenten kunnen aan de afgifte van een conformiteitsattest voor domiciliekamers, indien gewenst, wel een onderzoek naar de stedenbouwkundige vergunningstoestand koppelen.
  • Het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving wordt geïmplementeerd in de Vlaamse Codex Wonen, en zal in werking treden op 1 januari 2023. Dit verhoogt de slagkracht van de strafrechtelijke procedure. De woningcontroleurs zullen hierdoor in de administratieve procedure binnen bepaalde grenzen kunnen beschikken over alle rechten en mogelijkheden die toezichthouders op basis van het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving kunnen uitoefenen, zonder dat zij een proces verbaal zullen kunnen uitschrijven.
  • De mondelinge hoorzitting in de beroepsprocedure tegen een besluit tot ongeschikt- en/of onbewoonbaarheid of een besluit tot overbewoning wordt geschrapt. De mogelijkheid om schriftelijk gehoord te worden blijft wel bestaan.
Joris Deleenheer