Auteur:

Gepubliceerd op: 18-11-2021

Naar aanleiding van het vijfjaarlijkse GAS-verslag dat de minister van Binnenlandse Zaken dient te maken, heeft ook de VVSG een evaluatie gemaakt over de toepassing van de GAS-wet in Vlaanderen. Door middel van deze evaluatie tracht de VVSG verbetervoorstellen aan te reiken aan minister Verlinden om het systeem van de gemeentelijke administratieve sancties verder te gaan optimaliseren. Momenteel maken bijna alle Vlaamse gemeenten gebruik van gemeentelijke administratieve sancties. Het is daarom ook belangrijk dat zij gebruik kunnen maken van een snel en efficiënt instrument dat hen in staat stelt een lik op stuk beleid te voeren ten aanzien van openbare overlast.

De VVSG kon deze nota toelichten aan de Commissie Binnenlandse Zaken tijdens de hoorzitting over de evaluatie van de GAS-wet (9 november 2021).

Bij deze evaluatie werd rekening gehouden met recente uitspraken van het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de toepassing van gemeentelijke administratieve sancties. Op basis van deze uitspraken gaf het Grondwettelijk Hof extra mogelijkheden aan politierechters in het kader van GAS. Zo kan een politierechter afwijken van de vaste boetebedragen inzake GAS-verkeer wanneer er sprake is van verzachtende omstandigheden. De beslissing op het niveau van de sanctionerend ambtenaar is momenteel minder genuanceerd. Deze kan enkel beslissen om wel of geen boete op te leggen. Rekening houden met verzachtende (of verzwarende) omstandigheden is momenteel niet mogelijk, maar wel wenselijk. De VVSG is alvast voorstander om deze mogelijkheden ook te voorzien voor de lokale besturen. Op deze manier kunnen zij een zo evenwichtig mogelijke sanctie opleggen. Dit probleem stelt zich niet bij de klassieke GAS-inbreuken aangezien daar geen sprake is van vaste boetebedragen.

Daarnaast was het Grondwettelijk Hof van oordeel dat een politierechter in het kader van GAS ook een straf met uitstel kan uitspreken. Deze mogelijkheid wordt niet voorzien in de GAS-wet, waardoor dit voor problemen zorgt bij de lokale besturen. Wanneer een politierechter een straf met uitstel uitspreekt, heeft de sanctionerend ambtenaar geen enkele procedure die hij kan volgen. Het is dus tasten in het duister. De VVSG is vragende partij om de GAS-wet aan te passen, conform de uitspraken van het Grondwettelijk Hof. Anders riskeren overtredingen geen gevolg te kennen omwille van onduidelijkheden in de GAS-wet.

Het is dus belangrijk dat de GAS-wet aangepast wordt, zodanig dat deze in overeenstemming is met bovenstaande uitspraken. Ondanks deze vraag wil de VVSG er ook voor waarschuwen om de GAS-wet niet onnodig te gaan belasten. Door uitspraken van het Grondwettelijk Hof is het noodzakelijk de procedures aan te passen. Maar het kan niet de bedoeling zijn dat we hierdoor een zware en lange GAS-procedure gaan krijgen die het moeilijk maakt om kort op de bal te spelen. Het is belangrijk om steeds voor ogen te houden dat de GAS-wet ontstaan is om snel te kunnen reageren op openbare overlast.

In deze evaluatie spreekt de VVSG zich ook uit over de hoogte van de boetebedragen. Momenteel kan een GAS-boete maximum 350 euro bedragen (175 euro voor minderjarigen). De VVSG is niet tegen de mogelijkheid om het boetebedrag te verhogen. Dit kan een meerwaarde zijn bij zwaardere inbreuken waarbij de overtreders soms bewust rekening houden met een GAS-boete, bv. een terras dat niet reglementair staat, een kraan van een bouwfirma die op het openbaar domein staat. De VVSG vraagt wel om voorzichtig om te springen met het verhogen van het maximumbedrag van een GAS-boete. Dit mag de beeldvorming omtrent GAS niet beïnvloeden, zeker wanneer dit gaat over minderjaren. Naast minderjarigen moet er ook aandacht zijn voor overtreders die niet solvabel genoeg zijn om hogere geldboetes te betalen. In zo’n gevallen is het raadzaam om de alternatieve sancties te overwegen. Het is belangrijk te benadrukken dat dit een plafond betreft. Dit vergroot enkel de appreciatieruimte van de sanctionerend ambtenaar. Deze is nog steeds gebonden aan het proportionaliteitsbeginsel. Hierbij is het ook belangrijk te vermelden dat steden en gemeenten momenteel al zeer omzichtig omspringen met het opleggen van hoge boetes. Uit het laatste GAS-verslag, uitgevoerd door de FOD Binnenlandse Zaken, blijkt dat iets meer dan 13% van alle opgelegde GAS-boetes hoger ligt dan 150 euro. Een hoge GAS-boete is uitzonderlijk.

Er wordt ook stilgestaan bij het huidige toepassingsgebied van de GAS-wet en de speelruimte die een lokaal bestuur hierin heeft. Zo is er een draagvlak bij steden en gemeenten om het toepassingsbied van GAS-verkeer te verruimen. Dit betreft dan hoofdzakelijk overtredingen die men kan vaststellen met ANPR camera’s, volgens de huidige GAS-procedure. Dergelijke uitbreiding kan vooral een meerwaarde bieden bij het uitbouwen van een consequent handhavingsbeleid in het kader van mobiliteit. Denk hierbij aan het efficiënt handhaven van autoluwe zones of het weren van zwaar vervoer in stads- en dorpskernen.

Ook wat betreft ambulante handel zijn er mogelijkheden om het toepassingsgebied te verruimen. Steden en gemeenten kunnen in hun reglementen bepalingen aannemen die afwijken van het wettelijke kader. Het zou zinvol zijn om gebruik te kunnen maken van gemeentelijke administratieve sancties bij overtredingen op deze afwijkende bepalingen. Momenteel heerst er discussie of dit al dan niet mogelijk is. Het toevoegen van deze overtreding als gemengde GAS-inbreuk maakt een einde aan deze discussie.

Er is ook aandacht voor de problemen die zich stellen ten aanzien van overtreders die geen vaste woon- of verblijfsplaats hebben in België. De middelen die lokale besturen hierin hebben zijn zeer beperkt, waardoor het bijzonder moeilijk is om over te gaan tot een effectieve betaling van de GAS-boete. In het kader van GAS-verkeer stellen de lokale besturen vast dat ze weinig tot geen drukkingsmiddelen hebben. Het zou zinvol zijn mocht de federale overheid hierbij onderzoek doen naar mogelijke dwangmiddelen, zoals bijvoorbeeld het gebruik van een wielklem. De GAS-wet voorziet wel een procedure van onmiddellijke betalingen wanneer er sprake is van buitenlandse overtreders, maar in de praktijk blijkt dit nagenoeg een dode letter in de wet. Er kan enkel gebruik gemaakt worden van deze optie als de overtreder hiermee akkoord gaat. Dit is dus volledig gebaseerd op de vrijwilligheid van de overtreder, wat meestal leidt tot een weigering van betaling. De VVSG vraagt daarom ook om de procedure van de onmiddellijke betaling te herbekijken.

Tot slot wordt in deze evaluatie stilgestaan bij het probleem van de opleiding voor sanctionerend ambtenaren. Dit is een groot pijnpunt in Vlaanderen. Het aanbod is bijzonder beperkt en er is geen perspectief. Lokale besturen kijken aan tegen zeer lange wachttijden (soms zelf een jaar), waardoor de aanwerving van een nieuwe sanctionerend ambtenaar bijzonder moeilijk is. Lokale besturen weten niet wanneer deze persoon effectief kan ingezet worden als deze nog een opleiding moet volgen. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren. Het is noodzakelijk dat deze opleiding herbekeken wordt. Er kan nagedacht worden aan een vorm van zelfstudie waarbij men op eender welk moment een examen kan afleggen. De VVSG wil hierbij ook benadrukken dat zij bereid is om hierbij de nodige ondersteuning te bieden.

Tijdens deze hoorzitting werd eveneens het advies van de VVSG gevraagd over een aantal recente wetsvoorstellen tot aanpassing van de GAS-wet.

Het eerste wetsvoorstel gaat over het toevoegen van openbare dronkenschap als licht gemengde GAS inbreuk. De staat niet negatief tegenover dit wetsvoorstel. Het is een typische vorm van openbare overlast waar lokale besturen regelmatig mee in aanraking komen. Er worden wel vragen gesteld bij het effectief sanctioneren van deze inbreuk. Momenteel worden deze inbreuken op het niveau van het parket vaak geseponeerd, om reden dat de bewijslast bijvoorbeeld niet sterk genoeg is. Het is niet evident om aan te tonen dat een dronken persoon effectief overlast veroorzaakt en een gevaar kan vormen voor de openbare veiligheid. Indien deze inbreuk wordt toegevoegd aan de GAS-wet moet men erover waken dat men de problemen, die men vandaag kent op het niveau van het parket, niet gaat verschuiven naar de sanctionerend ambtenaren.

Een tweede wetsvoorstel voegt een aantal inbreuken toe aan de huidige lijst van gemengde inbreuken. De VVSG is hierin vooral voorstander om overtredingen op de wetgevingen omtrent openingsuren te kunnen sanctioneren met GAS. Op lokaal niveau kan het zeker een meerwaarde zijn wanneer steden en gemeenten ook inbreuken op aanvullende gemeentelijke reglementen met betrekking tot de openingsuren van nachtwinkels kunnen sanctioneren met GAS.

Naast de bepalingen omtrent openingsuren voegt dit wetsvoorstel nog een aantal extra feiten toe aan het lijstje met gemengde inbreuken, bv. lichte drugsfeiten.  De VVSG vraagt om rekening te houden met de initiële doelstelling van de GAS-wet, namelijk het bestrijden van openbare overlast. Door zwaardere feiten toe te voegen als licht gemengde inbreuk zal men er ook over moeten waken dat de nodige procedures en randvoorwaarden ingevuld zijn. Hierdoor riskeert men de procedures zwaarder en langer te maken waardoor het lik op stuk beleid meer en meer een uitdaging zal worden.

Melissa Rasschaert