Auteur:

Gepubliceerd op: 15-06-2021

De Vlaamse regelgeving verplicht gemeenten inventarissen van onbebouwde percelen op te maken en door te sturen naar de Vlaamse overheid. Naar verluid doet de Vlaamse overheid echter niets met deze informatie. Zij heeft inmiddels andere methoden om een inschatting te maken van de inventaris onbebouwde percelen.

De meerwaarde om zicht te hebben op het aantal onbebouwde bouwkavels in de gemeente en op Vlaams niveau willen we niet in twijfel trekken, maar het doorsturen van de inventaris aan Vlaanderen zonder dat het gewest deze gegevens gebruikt, heeft geen meerwaarde. De per definitie beperkte beschikbare tijd van het gemeentelijk personeelsbeleid kan beter worden besteed aan zaken die wél nuttig zijn.  

We vragen fiat om er bij de Vlaamse overheid op aan te dringen deze regelgeving te schrappen en als overgang niet meer gemeenten aan te schrijven om deze decretale verplichting na te komen.
 

Opmaak inventaris onbebouwde percelen verplicht


Op basis van art. 5.6.1 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening  en art. 2.2.5 van het Decreet Grond- en Pandenbeleid moet elke gemeente een inventaris van de onbebouwde bouwpercelen opmaken én bijhouden. Een dergelijke actualisatie moet jaarlijks worden doorgestuurd aan de Vlaamse overheid. Een beperkte subsidie is hiervoor beschikbaar.

Deze bepaling is ingeschreven in de regelgeving omdat het een manier is voor gemeenten én de Vlaamse overheid om een goed woonbeleid te voeren. Zicht op de omvang van de onbebouwde percelen is bij uitstek uitstekend monitorinstrument voor het woonbeleid. 

Het Register lijst op hoeveel onbebouwde percelen in woongebied in aanmerking komen voor bebouwing, geeft aan waar die  percelen zich situeren en welke van die  kavels eigendom zijn van Vlaamse besturen of Vlaamse semipublieke rechtspersonen.
 

Vlaanderen doet niets met de info van gemeenten


Deze verplichting bestaat al decennia; maar inmiddels doet Vlaanderen niets meer met de info die ze van gemeenten krijgt. Uit communicatie met het kabinet van Joke Schauvliege, voormalig minister van Omgeving wordt dit als volgt verwoord:

'Zoals u aanhaalt, is uit het TERRA-project gebleken dat de Vlaamse Overheid bepaalde data zelf in handen heeft om een automatisch ROP op te maken met percelen die vermoedelijk onbebouwd zijn. Dit “vermoedens-ROP” verschilt van het ROP waarvoor gemeenten input aan ons doorgeven via de decretale uitwisselingsverplichting. Het vermoedens-ROP is op Vlaams niveau opgemaakt en is voldoende correct voor de globale monitoringsdoeleinden van het departement Omgeving.'

Daarbij wordt aangehaald dat het in het belang is van lokale besturen om een overzicht te hebben van de onbebouwde bouwpercelen én dat Vlaanderen werkt aan een ‘vermoedens register van onbebouwde percelen’, dat (in 2019) echter nog niet voldoende op punt stond. 

Vlaanderen verlangt wel dat de verplichting wordt nagekomen, en stuurt herinneringen als de informatie niet wordt overgemaakt.  

De VVSG vroeg al diverse keren, sinds 2019, aan de Vlaamse administratie en kabinet of er initiatief kon worden genomen om de bepaling te schrappen of vooruitlopend daarop te communiceren dat de verplichting om deze inventaris op te sturen niet zal worden gecontroleerd. 

Bovendien is het ROP-uitwisselingsplatform sterk verouderd en niet aangepast aan die nieuwe omgevingsvergunning waardoor de lokale besturen heel wat problemen ervaren bij de technische uitwisseling.
 

Initiatief vanuit de VVSG
 
  • We vragen het akkoord om bij de Vlaamse overheid te pleiten voor de afschaffing van de verplichte inventarisatie van onbebouwde percelen in de gemeente en het doorsturen ervan naar de Vlaamse overheid.
     
  • Dit mag niet verward worden alsof wij een pleidooi houden dat het zicht hebben op de grondvoorraad in de gemeente niet belangrijk zou zijn. Dit inventariseren en bijhouden heeft volgens ons wel degelijk een meerwaarde, maar moet (enkel) gebeuren indien het betreffende lokaal bestuur er zelf een meerwaarde van inziet. Lokaal inventariseren als noch de gemeente noch de Vlaamse overheid er iets mee doet, heeft geen zin.
  • Aan het herbestemmen van niet-bebouwbare gebieden naar bebouwbare gebieden zou de Vlaamse overheid wél de voorwaarde moeten koppelen dat dat maar kan als er een overzicht is van de beschikbare bouwgronden en een inschatting van de behoefte aan bijkomende woningen, zodat kan worden nagegaan of er behoefte is aan de ontwikkeling van deze gebieden.   

  • Het zou goed zijn indien Vlaanderen deze gegevens aan gemeenten aanreikt, in plaats van zoals nu in de andere richting. 

  • In afwachting van de aanpassing van de regelgeving vraagt de VVSG dat de Vlaamse overheid zich engageert om géén ‘aanmaningen’ te sturen aan gemeenten die hun geactualiseerd overzicht nog niet doorstuurden.

Ward Van Hal