Auteur:

Gepubliceerd op: 21-06-2021

Maandag 21 juni organiseerde de Vlaamse Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering een hoorzitting naar aanleiding van de wijziging van het Inburgeringsdecreet, met een bespreking van het ontwerp van decreet op dinsdagnamiddag. Het inburgeringsbeleid was aan een hertekening toe en het nieuwe decreet zal impact hebben op het lokale beleid. De VVSG vraagt dan ook dat de Vlaamse overheid de effecten van de hervorming nauwkeurig inventariseert, monitort en indien nodig de beslissingen ook bijstuurt. Aangezien de VVSG niet was uitgenodigd op de hoorzitting, vraagt de VVSG aandacht voor de onderstaande punten.

Het huidige inburgeringsdecreet dateert van 2013. Sinds 2013 is er heel wat veranderd, ook bij de lokale besturen. Om de hiaten op te vangen van een Vlaamse inburgeringsbeleid investeerden en pionierden veel gemeenten met een onthaalbeleid specifiek voor nieuwkomers, een taalbeleid en taalinstrumenten, toeleiders, brugfiguren, buddy- en ander vrijwilligersprojecten.

De kracht van het Vlaams inburgerings- integratiebeleid ligt net in de samenwerking met het lokale niveau. En toch kan deze samenwerking nog beter. De lokale besturen krijgen de regierol voor een integratiebeleid. Vlaanderen houdt wat het inburgeringsbeleid betreft de regie strikt in eigen handen. Enkel voor de vierde pijler wordt er uitdrukkelijk naar de lokale besturen gekeken. Het lokale niveau is echter een noodzakelijk partner voor zowel het inburgerings-, integratie- en ook federaal opvang- en migratiebeleid.

Vierde pijler inburgering: sociale netwerking en participatie

Deze vierde pijler is een absolute meerwaarde bij het huidige inburgeringstraject en maakt een noodzakelijke brug naar de eigenlijke integratie in de lokale samenleving. Bestaande initiatieven in gemeenten tonen aan dat ze een belangrijke factor zijn voor de participatie van inburgeraars en andere nieuwkomers in de (lokale) samenleving en hen zo effectief te laten participeren aan de samenleving en om de wederkerigheid van inburgering concreet te maken. Deze netwerking en participatietrajecten onderstrepen de rol van de ontvangende samenleving in het wederkerig karakter van processen van inburgering en integratie.

  • Wat echter met de ondersteuning voor deze vierde pijler? Veel lokale besturen willen zich graag voorbereiden op deze vierde pijler, maar blijven in het ongewisse over de financiële en inhoudelijke ondersteuning. De huidige ervaring van lopende buddy- en andere participatie-initiatieven leert ons dat dit veel personeelscapaciteit vergt.
     
  • Een ander aandachtspunt is dat alle bestaande huidige initiatieven vertrekken op basis van vrijwilligheid zowel bij de nieuwkomers als ontvangende samenleving. Door deze trajecten voor bepaalde groepen te verplichten, plaatsen we deze projecten in een nieuw kader. 
     
  • Zesentwintig proeftuinen bereiden deze vierde pijler ‘participatie en netwerk’ verder voor. Met het Fonds voor Asiel en Migratie (AMIF) werden in co-financiering met de betrokken 55 gemeenten, waaronder ook tientallen kleinere gemeenten in een intergemeentelijk samenwerkingsverband. De VVSG staat positief tegenover het voorbereiden van deze vierde pijler met proeftuinen, maar dringt er wel op aan om de resultaten van de proeftuinen mee te nemen in de verdere uittekening van het beleid in de besluiten en de uitvoering ervan.

Inburgering wordt betalend

De Vlaamse regering heeft de keuze gemaakt om de inburgeraars zelf een bepaalde financiële verantwoordelijkheid te laten opnemen. Naast de onkosten bij het inburgeringstraject (vervoersonkosten, kosten voor cursussen en kinderopvang), zullen inburgeraars ook financieel moeten bijdragen voor hun inburgeringstraject. Veel steden en gemeenten vrezen echter dat de kost voor de gevraagde retributie zal worden doorgeschoven en vragen aandacht voor de OCMW-cliënten en andere kwetsbare inburgeraars, waarbij de Vlaamse overheid in oplossingen kan voorzien om de betaalbaarheid door deze doelgroepen haalbaar te maken. Het aandeel OCMW-cliënten is vooral bij de verplichte inburgeraars aanzienlijk. Veel van deze inburgeraars zullen voor de kosten en onkosten van inburgering wellicht bij de OCMW’s aankloppen, wat niet de intentie is van deze keuze.

Bovendien hebben veel gemeenten rechthebbende inburgeraars die baat hebben bij een inburgeringstraject. Door het betalend maken van inburgering haken deze rechthebbende inburgeraars misschien af. Dit moet nauwkeurig worden gemonitord en indien nodig worden geëvalueerd. Samenwerking met het lokale niveau is ook onontbeerlijk om gericht doelgroepen toe te leiden.

Het recente idee om de inburgeraar die het financieel moeilijk heeft maatschappelijk zinvol werk te laten verrichten in ruil voor de retributie is waardevol, maar nog niet uitgewerkt. De VVSG wil hier samen met Vlaanderen creatief mee over nadenken, maar we hebben hierbij toch al enkele vragen:

  • Welk overheidsniveau betaalt voor de inburgeringscursus in ruil voor dit maatschappelijk zinvol werk?
     
  • Het toeleiden naar en het vinden van maatschappelijk zinvol en de administratieve opvolging zal ook geld kosten. Wie zal dit betalen?
     
  • Wat is de verhouding met de vierde pijler?
     
  • Het zou ook goed zijn als deze ervaringen ook kunnen meetellen als Elders Verworven Competenties. Het idee heeft dan ook een link met de pijler de economische zelfredzaamheid.

Geïntegreerde intake en samenwerking

De intenties om samen te werken zijn zeker aanwezig in het decreet. Zo wil Vlaanderen werk maken van geïntegreerde intake met alle noodzakelijke actoren. De VVSG juicht dit toe, maar vraagt om zeker de lokale besturen bij deze geïntegreerde intake te betrekken. Dit is niet alleen noodzakelijk voor de verdere uitbouw van de vierde pijler, maar ook door de gedeelde cliënten. Heel wat nieuwkomers zijn bij de diensten van lokale besturen al bekend voor ze met de Vlaamse diensten in contact treden. Bovendien zijn er ook de OCMW-cliënten waar de lokale besturen met de VDAB al afspraken over heeft.

Sociaal tolken in een taalbeleid

De VVSG vindt het positief dat het instrument van sociaal tolken en taalhulpen ingebed wordt in een ruimer taalbeleid. Ook bij lokale besturen behoort het instrument van sociaal tolken tot de communicatiewaaier om de dialoog met burgers, dienstverlening en maatschappelijke integratie zo goed mogelijk te organiseren. Extra ondersteuning voor het organiseren en implementeren van een taalbeleid is niet alleen een aandachtspunt voor de lokale besturen maar voor alle actoren en organisaties in Vlaanderen.

  • De VVSG stelt ook opnieuw de vraag of lokale besturen op financiering kunnen rekenen van het Vlaamse niveau en haar verschillende gebruikersoverheden (Welzijn, Binnenlands Bestuur, Onderwijs, Gezondheid, Werk). Zullen de Agentschappen Integratie en Inburgering ook nog dienstverlening kunnen organiseren (matching, administratie, kwaliteit) voor niet-inburgeraars? En wat met de verzoekers van internationale bescherming? Neemt Fedasil de extra kosten op voor de lokale besturen?
     
  • De VVSG heeft begrip voor het beperken in de tijd van sociaal tolken, maar ook hier is maatwerk aangewezen? Heel wat lokale besturen komen vandaag tegemoet aan kosten van sociaal tolken voor organisaties die onder de bevoegdheid van andere Vlaamse gebruikersoverheden vallen (scholen, welzijnsorganisaties, bevolkingsdiensten).
     
  • Als Vlaanderen de dienstverlening beperkt tot een bepaalde categorie van nieuwkomers, zullen de lokale besturen hoogstwaarschijnlijk opdraaien voor andere lokale noden en hiaten.
     
  • De VVSG vraagt bovendien dat het hertekenen van de dienstverlening sociaal tolken en taalhulpen gebeurt volgens de principes van service design. Service design draait om samenwerking. De gebruikers en gebruikersorganisaties betrekken bij deze vernieuwde dienstverlening is essentieel.

Specifieke doelgroepen geschrapt uit het integratiebeleid

Woonwagenbewoners, rondtrekkende beroepsbevolking en zeker vreemdelingen zonder wettig verblijf zorgen voor heel wat uitdagingen bij lokale besturen om de sociale cohesie in buurten en wijken te bewaren. Deze mogen echter niet alleen gedragen worden door de lokale besturen. De VVSG vraagt een blijvende ondersteuning door Vlaanderen voor deze specifieke doelgroepen. Het huidige inclusieve beleid van de Vlaamse overheid biedt geen antwoord aan deze specifieke noden.

Sabine Van Cauwenberge