Auteur:

Gepubliceerd op: 27-08-2021

Het huidige vergunningsproces is geen wondermiddel tegen ongekende lozingen van bedrijven. Er is meer tijd nodig om vergunningen spontaan te herzien, er moet een databank komen om milieuvergunningen vlot te doorzoeken en overheden moeten net zo veel kennis verwerven als bedrijven. De rol van de gemeentelijke diensten in dit verhaal is evenwel beperkt. Dat zei de VVSG op een hoorzitting vandaag in de onderzoekscommissie PFAS van het Vlaams Parlement.

Garanties huidige vergunningsstelsel niet waterdicht

Als bedrijven nu een (tijdloze) vergunning krijgen, dan is die gebaseerd op een beoordeling van één aanvraag op één moment.  Nochtans spelen mogelijks andere elementen die belangrijk kunnen zijn. Zo is er steeds gevaar voor ‘saucissonering’ waarbij de aanvraag slechts geldt voor een deel van de exploitatie. Ook cumulatieve effecten zijn mogelijk, waarbij de lozing op niveau van één bedrijf in één waterloop misschien nog aanvaardbaar  is, maar van meerdere bedrijven samen problematisch wordt. Ook voortschrijdend inzicht is in deze ontzettend belangrijk. Wat 10 jaar geleden mocht omdat men niet beter wist, blijkt vandaag misschien nefast voor de volksgezondheid.

Dat een omgevingsvergunning voor onbepaalde duur wordt gegeven en bedrijven dus geen hervergunning moeten aanvragen, bedreigt het huidige systeem, aldus de VVSG. Een overheid moet nu uit eigen beweging een dossier opstarten. Dat is allesbehalve evident, het betekent dat diensten daar de tijd en mensen voor moeten hebben en het plaatst hen in een zwakke onderhandelingspositie.

De VVSG pleit alleszins voor de invoering van een databank van milieuvergunningen. Die is noodzakelijk om cumul van lozingen te detecteren, om lopende exploitaties te controleren en vergunningen aan te scherpen.

Kennis over gevaarlijke stoffen en processen: inhaalbeweging nodig bij de overheid

Overheden hebben in het algemeen onvoldoende kennis in huis om aanvraagdossiers ten volle te kunnen beoordelen, zeker in vergelijking met de bedrijven. Hamvraag is welke overheid in staat is die kennis op te bouwen, zodanig dat ze ook zelf het verband ziet tussen het proces en de gebruikte stoffen? Of welke producten wel gebruikt worden maar volgens de aanvrager niet geloosd worden? Vraag is dan ook of het proces niet uitvoeriger aan bod moet komen bij de aanvraag?

Rol gemeente in huidige vergunningsbeleid blijft beperkt

Gemeenten spelen slechts een beperkte rol vandaag in het toekennen van een omgevingsvergunning aan bedrijven. Meestal gaat het om vergunningen klasse 1, waarbij de provincie vergunt (1e aanleg) en de Vlaamse overheid handhaaft (vroegere milieuinspectie). De gemeente zal zich wel uitspreken over elementen van hinder, ruimtelijke ordening, mobiliteit, draagvlak,… Dat blijft best zo. Ze zijn onvoldoende gespecialiseerd om vergunningsvoorwaarden te bepalen en te controleren. De VVSG pleit voor een uniforme beoordeling door Vlaanderen o.b.v. de Vlarem-reglementering of vertrouwend op adviezen van Vlaamse overheidsinstanties.

De gemeentelijke administraties kwamen ook tussen in het huidige PFAS-verhaal. Zo hebben milieudiensten een Inventarisatie gemaakt van sites die mogelijks met PFAS vervuild zijn. Het gaat dan om fluorhoudend blusschuim (o.a. oefenterreinen) en sectoren waarin PFAS werd gebruikt. Gemeenten namen ook de communicatie naar de burgers en het afkondigen van voorzorgsmaatregelen voor hun rekening. Bodemonderzoeken gebeuren door OVAM of op eigen initiatief van de gemeente.
 

Nathalie Debast