Auteur:

Gepubliceerd op: 16-07-2021

Een organisator van een door Opgroeien gesubsidieerde opvang van schoolkinderen (o.a. IBO’s, BAOB en lokale diensten voor buitenschoolse opvang) zal door het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten de nodige middelen voor de realisatie van het opvangaanbod moeten ontvangen van het lokaal bestuur na de transitieperiode. Een organisator behoudt gedurende de transitieperiode wel de subsidie waarover deze nu beschikt via Opgroeien. Het subsidiesysteem wordt vanaf 1 januari 2022 echter wel vereenvoudigd en aangepast.

De Vlaamse Regering keurde op 18 juni 2021 principieel twee besluiten goed die de bestaande subsidie aan organisatoren opvang schoolkinderen aanpassen, namelijk het Overgangsbesluit subsidies voor buitenschoolse opvang en het Wijzigingsbesluit kinderopvang van baby's en peuters en kwaliteitslabel kleuteropvang.
 

Transitiesubsidie


Opvanglocaties die op 31 december 2021 een erkenning, toestemming of attest van toezicht (met uitzondering van het AVT-vakantieopvang) hebben, zullen op 1 januari 2022 van rechtswege een kwaliteitslabel toegekend krijgen. Al deze gelabelde locaties zullen worden gekoppeld aan een subsidiegroep kleuteropvang per gemeente.

De huidige subsidies van de organisatoren buitenschoolse opvang worden vereenvoudigd naar een individueel berekend forfait, ofwel een 'Transitiesubsidie'. Er zijn meerdere types van Transitiesubsidie, en voor elk type zijn specifieke subsidievoorwaarden van toepassing. De hoogte van de individuele Transitiesubsidie wordt vastgelegd op basis van het subsidiebedrag waarop de organisator in 2021 recht had. Er wordt dus bij wijze van spreken een snapshot gemaakt van de subsidies voor de organisator, binnen een bepaalde gemeente.

Volgende Transitiesubsidies zullen gedurende de overgangstermijn aan de organisatoren van gelabelde kleuteropvang worden betaald:

  • transitiesubsidie attest van toezicht of TSA
  • transitiesubsidie erkend of TSE
  • transitiesubsidie inclusie of TSI
  • transitiesubsidie flexibele opvang of TSF
  • subsidie voor individuele inclusieve opvang
  • subsidie werkdrukvermindering private organisatoren
  • subsidie lokale diensten

Een aantal van de subsidies die organisatoren van de opvang van schoolkinderen vandaag ontvangen van Opgroeien zijn niet opgenomen in het Overgangsbesluit subsidies buitenschoolse opvang. Uiteraard blijven de organisatoren ook hier recht op hebben. Meer specifiek gaat het over:

  • De subsidie voor centra inclusieve kinderopvang, of CIK.
  • De subsidie voor inkomenstarief buitenschoolse opvang. Er wordt voorzien dat, gedurende de overgangstermijn, onthaalouders (aangesloten bij een organisator gezinsopvang) die exclusief schoolkinderen opvangen, dit kunnen blijven doen binnen het vergunningsstelsel. Zij krijgen dus geen kwaliteitslabel en blijven voldoen aan de specifieke vergunningsvoorwaarden voor opvang schoolkinderen.
  • De subsidiëring van projecten vanuit het vroegere FCUD voor opvang van zieke kinderen.
  • De subsidie voor personeelsleden met een gewezen gescostatuut, die vandaag betaald wordt aan de opvang van baby’s en peuters.

Deze subsidies kunnen niet gekaderd worden in een subsidiebesluit voor buitenschoolse opvang tijdens de overgangstermijn. Twee van deze subsidies worden ingevoegd in het subsidiebesluit voor baby’s en peuters: het betreft de subsidie inkomenstarief voor kinderen die buitenschools worden opgevangen en de subsidie centrum voor inclusieve kinderopvang CIK.
 

In de praktijk: als lokaal bestuur ben je organisator van een gesubsidieerde opvang van schoolkinderen


De opvanglocaties die jouw lokaal bestuur organiseert en die op 31 december 2021 een erkenning, toestemming of attest van toezicht (met uitzondering van het AVT-vakantieopvang) hebben, zullen dus op 1 januari 2022 van rechtswege een kwaliteitslabel toegekend krijgen en worden gekoppeld aan een subsidiegroep kleuteropvang per gemeente.

De huidige subsidies van de organisatoren buitenschoolse opvang worden vereenvoudigd naar een individueel berekend forfait, ofwel een 'Transitiesubsidie'. De hoogte van de individuele Transitiesubsidie wordt vastgelegd op basis van het subsidiebedrag waarop de organisator in 2021 recht had. Hiervoor maakt men een momentopname van de subsidies voor de organisator, binnen een bepaalde gemeente.

Tijdens de transitieperiode moet je voldoen aan de normen die opgelegd worden in het BVR Kwaliteitslabel, alsook aan een aantal bijkomende normen. Deze bijkomende normen worden beschreven in het Overgangsbesluit subsidies voor buitenschoolse opvang.

Als je als lokaal bestuur de enige organisator bent van een gesubsidieerde opvang van schoolkinderen, kan je beslissen om de subsidies rechtstreeks te blijven ontvangen als organisator van een opvang schoolkinderen van het Agentschap Opgroeien gedurende de transitieperiode of de middelen vanaf 1 januari 2022 over te dragen naar het lokaal bestuur. Indien er nog andere gesubsidieerde organisatoren van opvang schoolkinderen in de gemeente actief zijn, moet er ook met hen consensus zijn om de middelen vervroegd over te dragen naar het lokaal bestuur.

Het blijven ontvangen van de subsidie van Opgroeien als organisator opvang schoolkinderen betekent dus concreet dat je het door Opgroeien gesubsidieerde aanbod blijft realiseren en voldoet aan de verschillende kwaliteits- en subsidievoorwaarden die Opgroeien daarvoor oplegt aan de organisatoren.

De middelen vervroegd overdragen aan het lokaal bestuur betekent dat je de rol van regisseur lokaal beleid buitenschoolse opvang opneemt. Je kan/moet dan als lokaal bestuur zelf beslissen over de besteding van de middelen. De middelen zijn wel gekoppeld aan de 2 beleidsprioriteiten en randvoorwaarden die zijn geformuleerd in het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten en het Besluit van de Vlaamse Regering over het lokaal beleid, de samenwerking en de subsidie voor buitenschoolse opvang en activiteiten 

 

In de praktijk: je bent als lokaal bestuur geen organisator, maar je hebt wel door Opgroeien gesubsidieerde buitenschoolse kinderopvanginitiatieven op je grondgebied


Organisatoren buitenschoolse kinderopvang die momenteel gesubsidieerd worden door Opgroeien, ontvangen dus vanaf 1 januari 2022 het kwaliteitslabel kleuteropvang en een transitiesubsidie. Deze subsidie is gelijk aan wat zij nu reeds ontvangen van Opgroeien.

Organisatoren kunnen beslissen om de middelen gedurende de transitieperiode te behouden als een subsidie van Opgroeien aan de organisator. Of zij kunnen (mits er daarover consensus is onder alle gesubsidieerde organisatoren van opvang schoolkinderen in de gemeente) de middelen overdragen naar het lokaal bestuur (vanaf 1 januari 2022).

Wil je als lokaal bestuur dat de vandaag gesubsidieerde organisatoren hun middelen vervroegd overdragen aan het lokaal bestuur en ben je klaar om een eigen beleid te voeren en zelf te beslissen over de besteding van de middelen? Ga dan als lokaal bestuur in overleg gaan met organisatoren buitenschoolse kinderopvang.
 

Inkorten van de overgangstermijn


Situatie A: Gedurende de transitieperiode blijven de middelen rechtstreeks vanuit Opgroeien naar de organisatoren gaan.

Organisatoren blijven gedurende de transitieperiode hun middelen behouden, en krijgen die nog altijd rechtstreeks van Opgroeien. Zij moeten voor het behoud van die middelen voldoen aan de voorwaarden uit het BVR Kwaliteitslabel, en aan de bijkomende subsidievoorwaarden die Opgroeien heeft bepaald. Je vindt ze terug in het Overgangsbesluit subsidies voor buitenschoolse opvang.

Eén van de voorwaarden uit het BVR Kwaliteitslabel die opgelegd worden aan organisatoren opvang schoolkinderen die een kwaliteitslabel hebben (voor de huidige organisatoren dus vanaf 1 januari 2022) betreft de lokale samenwerking: “de organisator werkt met het lokale samenwerkingsverband en de relevante partners samen aan de lokale beleidsdoelstellingen om een antwoord te kunnen bieden op de complexiteit van de behoeften van de gebruikers.”

Als lokaal bestuur kan je dus zeker in gesprek gaan met de vandaag gesubsidieerde organisatoren om deze samenwerking nu al te verstevigen en concretiseren.

Na de transitieperiode stopt de subsidie rechtstreeks aan de organisatoren en krijgt het lokaal bestuur, op basis van objectieve parameters een subsidie voor de opdrachten, gekoppeld aan het decreet.

Situatie B: In samenspraak beslissen alle gesubsidieerde organisatoren om de transitieperiode in te korten en de middelen vervroegd naar het lokaal bestuur over te dragen.

De overgangstermijn kan ingekort worden, ten vroegste vanaf 1 januari 2022, op voorwaarde dat er een overeenkomst is tussen het lokaal bestuur en elke gesubsidieerde organisator buitenschoolse kinderopvang in de gemeente, met uitzondering van de vergunde opvang van baby’s en peuters.

In dat geval wordt aan het lokaal bestuur voor de rest van de transitieperiode een subsidie toegekend vanuit Opgroeien, waarvan het bedrag minstens gelijk is aan de totaliteit van de subsidies die de organisatoren die actief zijn op het grondgebied van de gemeente vandaag ontvangen Via de  omzendbrief WVG/2020/02 die in december 2020 verstuurd werd naar de lokale besturen, kreeg je als lokaal bestuur een overzicht van de huidige organisatoren buitenschoolse kinderopvang in uw gemeente die een erkenning, attest of toestemming hebben van Opgroeien Regie en het bedrag van de subsidies.

Als de middelen in de transitieperiode naar het lokaal bestuur gaan, moet er door de organisatoren niet meer voldaan worden aan de bijkomende voorwaarden die beschreven worden in het Overgangsbesluit subsidies voor buitenschoolse opvang. Erkende opvanginitiatieven met een kleuterlabel moeten natuurlijk wel blijven voldoen aan de voorwaarden bepaald in het BVR Kleuteropvang met kwaliteitslabel.

Vanaf 1 september 2021 kan een bestuur de vraag stellen om de middelen over te dragen. Vanaf 1 januari 2022 krijgt het lokaal bestuur dan rechtstreeks de middelen van het Agentschap Opgroeien.

Als de overgangstermijn ingekort wordt en je ontvangt als lokaal bestuur rechtstreeks de middelen van het Agentschap Opgroeien, neem je de regie op van de buitenschoolse opvang en activiteiten. Er wordt concreet verwacht dat je dan een lokaal beleid ontwikkelt binnen de strategische meerjarenplanning waarbij de doelstellingen van decreet gevolgd worden. En als lokaal bestuur kan je dan zelf beslissen over de besteding en verdeling van de beschikbare financiële, personele, logistieke en infrastructurele middelen binnen de grenzen die Vlaanderen lokale besturen oplegt.

Het zelf beslissen over verdeling en besteding middelen gebeurt binnen de grenzen die Vlaanderen oplegt aan de lokale besturen en is gekoppeld aan enkele voorwaarden: 

  1. Tot het einde van de transitieperiode moeten de middelen besteed worden aan de 2 Vlaamse beleidsprioriteiten, namelijk:
    a. de regierol vervullen, met oog op het geïntegreerde aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten en het organiseren van de samenwerking.
    b. de kleuteropvang met een kwaliteitslabel financieren.
     
  2. Het decreet BOA (wat betreft doelstellingen en acties) dient een plaats te krijgen in de strategische meerjarenplanning en hierover rapporteren binnen het kader van de beleids- en beheer cyclus. Er worden twee nieuwe rapporteringscodes gebruikt als referentie naar de twee Vlaamse beleidsprioriteiten inzake buitenschoolse opvang.
    a. OPG-BOA1 voor de Vlaamse beleidsprioriteit m.b.t. lokale regie en samenwerking
    b. OPG- BOA2 voor de  Vlaamse beleidsprioriteit m.b.t. financiering kleuteropvang met kwaliteitslabel.
     
  3. Samenspraak organiseren met betrokkenen (vanuit zijn regierol is het lokaal bestuur in principe initiatiefnemer en organisator van het lokaal samenwerkingsverband, dat het lokaal bestuur kan adviseren, gezamenlijke operationele doelstellingen ontwikkelt en operationele acties coördineert).
     
  4. DAEB-regels toepassen (als het lokaal bestuur subsidies als vermeld in dit besluit, toekent aan organisatoren, doet het dat met inachtneming van het besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen). Meer informatie hierover vind je terug in de omzendbrief WVG/2020/02 die lokale besturen in december 2020 ontvangen hebben.
     
  5. Neutraal optreden als regisseur: het decreet BOA spreekt van een functionele scheiding actor en regisseur enerzijds, en anderzijds van een klachtenprocedure waar schending van de voormelde neutraliteit kan ingediend en behandeld worden

Het lokaal bestuur kan - door de vervroegde overdracht van middelen - dus zelf beslissen hoe de middelen ingezet worden. Dit kan blijven naar de huidige organisatoren kinderopvang gaan. Eventueel kan je als lokaal bestuur zelf een aantal bijkomende voorwaarden bepalen die vanaf 1 januari 2022 niet meer door Vlaanderen bepaald worden (vb. ouderbijdrages, sociaal tarief, …).

De keuzes over de besteding van de middelen hangt af van welke visie het lokaal bestuur voor ogen heeft, wat ze willen bereiken en waar ze wil op inzetten. Het lokaal bestuur ontwikkelt hiervoor in samenspraak met de relevante partners een beleid waarbij de opdrachten en doelstellingen van het decreet gevolgd worden en plant acties om het decreet BOA in de praktijk om te zetten.  

Het decreet verwacht dat het lokaal bestuur haar beleid, dus ook het bestedingsbeleid, ontwikkelt in samenspraak met actoren die relevant zijn voor buitenschoolse activiteiten: de buitenschoolse opvang, scholen, ouders, kinderen, jeugd, cultuur, sport…
Het vormgeven van het lokaal beleid rond buitenschoolse opvang en activiteiten is een proces waarbij er voldoende aandacht moet gaan naar de lokale dialoog. Op basis van gemeenschappelijke vastgelegde noden kan je tot een gedragen beleid komen.

Het beleid krijgt stapsgewijs vorm. Mogelijke acties zijn:

  • Opmaak van een omgevingsanalyse: de lokale behoeften en het aanbod van buitenschoolse opvang en activiteiten in kaart brengen
  • Een lokale visie ontwikkelen over de ambities rond buitenschoolse opvang en activiteiten
  • Het organiseren van samenspraak met relevante actoren
  • Het organiseren van een lokaal samenwerkingsverband

  •  

Aan de slag met het decreet Buitenschoolse opvang en activiteiten


Het decreet BOA legt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de buitenschoolse opvang en activiteiten bij de lokale besturen. Een niet te onderschatten, nieuwe uitdaging. De VVSG wil de lokale besturen ondersteunen bij het aanpakken van deze uitdaging. Dit doen we via: 

Vorming in groep

De VVSG brengt lokale besturen samen in groepstrajecten met de focus op het delen en uitwisselen van informatie, kennis en inzichten over diverse aspecten van het decreet BOA. Je kan kiezen uit een Basisopleiding ‘Aan de slag met het decreet BOA’ en diverse Thematafels (over o.a. de lokale analyse, visie, regie en netwerksamenwerking, centrumsteden). 

Ondersteuning op maat

Jouw lokaal bestuur kan bij de VVSG ook ondersteuning op maat krijgen bij de uitrol van het decreet in jouw gemeente: we begeleiden je bestuur bij één van de concrete opdrachten of gedurende langere tijd tot je bestuur zelfstandig aan de slag gaat.

Bekijk voor meer informatie het kennisitem op de VVSG-website of neem contact op met Sara Schroe. VVSG-leden kunnen ook hier terecht voor een behapbaar overzicht van de transitie-subsidiegroepen en de aan elke groep gekoppelde voorwaarden.

 

 

Marjolein Stroobant