Beeld: Layla Aerts

Auteur:

Gepubliceerd op: 20-01-2022

Woonbeleid is meer dan actueel. Ook burgemeesters zijn erg bezorgd  om de woonnoden van o.a. de jonge gezinnen en alleenstaanden. Vele mensen krijgen het steeds moeilijker om een betaalbare kwaliteitsvolle woning te kunnen huren of kopen. Voor de VVSG zijn verdere inspanningen nodig, zowel op de sociale als de private huurmarkt.


Hoge huurprijzen

De nood aan degelijke huisvesting tegen een betaalbare prijs is groot in Vlaanderen, in elke gemeente. Daartegenover staat dat de prijzen van vastgoed de voorbije jaren in stijgende lijn gaan. Ook de huurprijzen gaan omhoog: de gemiddelde prijs voor een appartement bedraagt meer dan 750 euro en stijgt nog. Jaarlijks ontvangen de OCMW’s  ook meer dan 10 000 vorderingen tot uithuiszetting van huurders, vaak omwille van betalingsproblemen.


Grote nood aan sociaal wonen

Sociale huisvesting is een systeem dat tegemoet wil komen aan de nood om betaalbaar te wonen. Voor veel mensen is het een oplossing. Enkel personen of gezinnen met een lager inkomen die niet over een eigen woning of bouwgrond beschikken, komen in aanmerking om een sociale woning te huren. 250 000 gezinnen voldoen vandaag aan die voorwaarden. Meer dan 170 000 gezinnen staan effectief op de wachtlijst. Het voorziene groeipad voor de sociale huurmarkt moet dan ook zeker worden voortgezet. Dit vergt inspanningen van alle actoren, ook inspanningen van de lokale besturen.


Hoe doen gemeenten het?

Voor de VVSG en de lokale besturen is het uitgangspunt dat het vergroten van het aantal en de verbetering van de kwaliteit van sociale woningen belangrijk is. Op de gemeenten rust ook de verplichting om een bepaald aantal sociale huurwoningen te realiseren op hun grondgebied, het BSO (bindend sociaal objectief).  Tweejaarlijks meet de Vlaamse overheid de voortgang van het aantal sociale woningen per gemeente, via de zogenaamde voortgangstoets. Volgens die laatste toets zitten 180 gemeenten op schema om het hun opgelegd bindend sociaal objectief te halen. Van die 180 gemeenten hebben 39 gemeenten meer dan 9% sociale woningen. Nog eens 107 gemeenten wijken af van het groeipad, maar leveren wel voldoende inspanningen om hun doel te bereiken. Slechts 13 gemeenten (4,33%) leveren onvoldoende inspanningen om hun bindend sociaal objectief te bereiken.


10.000 woningen boven op het doel

Vele steden en gemeenten die het BSO reeds gehaald hebben of zullen halen, willen meer sociale woningen bouwen. Ze moeten dan een woonbeleidsconvenant afsluiten met de Vlaamse regering, die daarin een toezegging doet over de financiering van dat sociaal huuraanbod. De voorbije 10 jaren hebben steden en gemeenten zes keer die mogelijkheid gehad. De tabel hieronder geeft weer hoeveel gemeenten intekenden op een woonbeleidsconvenant en hoeveel bijkomende sociale woningen zij daarmee wilden laten bouwen.

Die gemeenten engageren zich hiermee voor meer dan 10 000 bijkomende sociale woningen.

Recent beperkte de Vlaamse Regering de toegang tot die woonbeleidsconvenanten. Enkel gemeenten waar de procentuele verhouding tussen het aantal gerealiseerde plus de geplande sociale huurwoningen ten opzichte van het aantal huishoudens in de gemeente (op basis van de eerdere nulmeting) niet meer dan 15% bedraagt, zullen een sociale woonbeleidsconvenanten kunnen afsluiten. De VVSG vindt dat gemeenten in de eerste plaats hun BSO moeten halen en dat daar de meeste aandacht moet naartoe gaan. In elke gemeente in Vlaanderen is er immers nood aan sociale woningen. Maar het is niet logisch dat de koplopers, met name de gemeenten die al 15 procent sociale woningen hebben, niet meer zouden mogen intekenen op een woonbeleidsconvenant. Dit beperkt de mogelijkheden van gemeenten om hun regierol op te nemen in het lokaal woonbeleid en om een groter aanbod uit te bouwen.


Vertragende factoren

Het duurt vandaag te lang om nieuwe sociale woningen te bouwen: een sociaal woonproject van start tot oplevering duurt ettelijke jaren: lange procedures die huisvestingsmaatschappijen moeten doorlopen, het draagvlak bij omwonenden is soms erg laag, er is onvoldoende bouwcapaciteit bij de maatschappijen, …  De recente beleidskeuze rond de vorming van woonmaatschappijen legt extra druk op de interne organisatie waardoor het uitbreiden van het woonpatrimonium minder aandacht krijgt. Bovendien talmt de regering met het vastleggen van de werkingsgebieden, waardoor de timing van de vorming van die woonmaatschappijen in het gedrang komt.


Zoektocht naar oplossingen op sociale en private huurmarkt

Lokale besturen willen, samen met andere stakeholders, zoeken naar oplossingen voor deze brede woonproblematiek om oplossingen te bieden aan die mensen met een woonbehoefte. Het gaat dan zowel over oplossingen in het sociale en private woonbeleid, zoals bijvoorbeeld:

  • Werk de drempels voor de financiering en procedures van sociale woningbouw weg, zodat sneller meer woningen kunnen gebouwd worden
  • Geef de woonmaatschappijen voldoende ondersteuning om naast het bouwen en renoveren van meer betaalbare en kwaliteitsvolle sociale woningen ook verder sterk te kunnen inzetten op het inhuren van private woningen om ze sociaal te verhuren en een sterke begeleiding te voorzien.
  • Maak het mogelijk dat bij grotere nieuwbouwprojecten de bouw van een mix aan private en sociale woningen kan worden afgedwongen door de overheid.
  • Ondersteun gemeenten nog meer om hun bindend sociaal objectief te realiseren
  • Nieuwe innovatieve vormen van wonen die betaalbaarheid en woonzekerheid vooropstellen verdienen steun. 
  • Verdere uitbreiding van de huursubsidie en -huurpremie voor wie op de private huurmarkt aangewezen blijft.
  • Het recente Vlaamse klimaatplan waar renovatie een verplichting wordt voor kopers en verhuurders kan de kwaliteit van onze woningen verbeteren, mits het haalbaar is
Joris Deleenheer