Auteur: Ben Gilot
Gepubliceerd op: 18-01-2022
Kerkfabrieken mogen hun eigen middelen (de reserves) aanwenden voor investeringen in de eigen kerkgebouwen. Dat bevestigt de minister van Binnenlands Bestuur in een antwoord op een parlementaire vraag.
Onder de reserves van kerkfabrieken verstaat men de roerende en onroerende eigendommen en financiële beleggingen, met uitzondering van de gebouwen voor de eredienst. De kerkfabriek moet deze beheren met het oog op het realiseren van een zo hoog mogelijk jaarlijks rendement, tenzij in overleg met de gemeente daarvan wordt afgeweken. Dat is het geval is als de kerkfabriek deze zou aanwenden voor de financiering van investeringen in de kerkgebouwen. Een gemeente mag de kerkfabriek daar echter niet toe verplichten. Het overleg tussen het lokaal bestuur en de kerkfabriek blijft in deze essentieel.
Bij gebrek aan een consensus tussen gemeente en kerkfabriek rest er de gemeente enkele instrumenten. Zo moet het meerjarenplan van de kerkfabriek op de gemeenteraad komen en kan het college van burgemeester en schepenen een beslissing van de kerkraad schorsen indien die de financiële belangen van de gemeente schaadt. Vast staat dat er een grote nood is aan financiering voor restauratiewerken van niet als monument erkende kerkgebouwen.