Auteur:

Gepubliceerd op: 04-07-2024

De Vlaamse gemeenten en OCMW’s hebben 2023 met een mooi financieel overschot kunnen afsluiten, maar wie wat beter kijkt, merkt dat een eenmalige belastingmeevaller de cijfers sterk vertekent. Dat blijkt uit een VVSG-analyse van de jaarrekeningen 2023 van 268 Vlaamse gemeenten (89%). Die maken samen  93% van de bevolking uit.

In 2022 kregen de gemeenten en OCMW’s de hoogoplopende inflatie over zich heen, met uitgaven (vooral voor personeel en energie) die een stuk meer en sneller stegen dan de ontvangsten. Daardoor bereikten het exploitatiesaldo en de autofinancieringsmarge een gevaarlijk dieptepunt. In 2023 konden de lokale financiën herstellen van deze schok, vooral door een inhaalbeweging bij de ontvangsten. Zo werden de kadastrale inkomens op 1 januari 2023 geïndexeerd en bevatte de aanvullende personenbelasting al deels geïndexeerde inkomsten van 2022. De snellere stijging van de exploitatie-ontvangsten (+14,2%) dan de exploitatie-uitgaven (+6,7%) stuwde het exploitatiesaldo ruim 1,2 miljard of 86,6% hoger. De autofinancieringsmarge dikte met bijna even veel miljoenen aan.

Toch speelt bij al dat goede nieuws vooral een andere, helaas eenmalige factor. Die heeft te maken met de wijze waarop gemeenten de ontvangsten uit de aanvullende personenbelasting (APB) boeken. Tot boekjaar 2022 schreven ze de APB als ontvangst in die voortkwam uit de belastingaanslagen door de FOD Financiën in de periode van november 2021 tot en met oktober 2022. In 2023 kwam er een nieuwe regeling, waarbij voortaan (ietwat vereenvoudigd) de aanslagen van de periode januari-december in rekening mogen worden gebracht. Voor 2023 betekent dat er uitzonderlijk 14 maanden (november 2022-december 2023) in de jaarrekening belandden. De extra maanden november en december 2023 waren goed voor een eenmalige extra ontvangst van bijna 786 miljoen euro voor de Vlaamse gemeenten. Voor alle duidelijkheid: het gaat om geld dat de besturen ook onder de oude regeling zouden gekregen hebben, maar dan pas in de jaarrekening 2024. Van structurele meerontvangsten is dus geen sprake, maar voor de jaarrekeningen 2023 betekent dit wel ruim 40% extra APB in vergelijking met 2022.

Bij de lokale exploitatie-uitgaven zien we voorts vooral de OCMW-uitgaven verder stijgen (+17%). Ook de rentelasten nemen toe (+23,4%), het gevolg van de gestegen intrestvoeten en de licht gegroeide schulden (+1,4%). De intresten die gemeenten en OCMW’s betalen, blijven ondanks die groei slechts een klein deel (1,6%) van de totale exploitatie-uitgaven uitmaken. Een meevaller in 2023 was de forse terugval van de energieprijzen, wat de lokale energie-uitgaven met ruim 40% deed dalen.

Een andere opmerkelijke ontwikkeling is er bij de personeelsuitgaven. Die gaan in 2023 zowat 7,5% hoger, het gevolg van de indexeringen (goed voor 7%) en de verdere groei van de pensioenlasten. Kijken we naar de bezoldigingen zelf, dan blijkt dat die voor statutairen, ondanks de indexaanpassingen, maar met 0,7% stijgen, terwijl er voor de loonkosten van de contractanten 10,5% bijkomt. De vervanging van ambtenaren door mensen met een arbeidsovereenkomst gaat dus onverminderd verder.

Aan ontvangstenzijde stijgen de fiscale inkomsten met  23%, maar we gaven al aan dat dit vooral door de APB komt. Verder konden de lokale besturen rekenen op 8,4% meer subsidies.

De investeringen in materieel vaste activa groeien in 2023 met 14,5%, een gebruikelijk fenomeen nu tegen het einde van de bestuursperiode de meeste projecten in de uitvoeringsfase komen. Alle Vlaamse gemeenten en OCMW’s samen zitten na vier van de zes jaar BBC-cyclus trouwens exact op een uitvoeringsgraad van 66,6% tegenover de oorspronkelijke investeringsramingen in de meerjarenplannen 2020-2025. Het ziet er dus naar uit dat de euro’s die de besturen naar investeringen wilden laten gaan, ook zullen uitgegeven worden. De sterk gestegen bouwprijzen zullen er wel toe leiden dat er tegen eind 2025 op het terrein wellicht minder zal zijn uitgevoerd dan gepland.

Jan Leroy