kind met vergrootglas

Auteur:

Gepubliceerd op: 30-04-2024

Om zicht te krijgen op de lokale uitrol van het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten (BOA), organiseerde de VVSG in maart een bevraging. Alle lokale besturen ontvingen een vragenlijst met vragen over de gezette stappen, hoe ze samenwerken met externe partners en de successen en drempels die ze ondervinden bij de uitrol van het decreet.

Van 150 lokale besturen ontvingen we een volledig ingevulde vragenlijst. Welke resultaten springen in het oog?
 

Lokale besturen zijn volop bezig

92% geeft aan dat ze gestart zijn met de voorbereiding en de uitrol van hun lokaal beleid rond buitenschoolse opvang en activiteiten. Slechts 8% (12 lokale besturen) zegt nog niet te zijn gestart met de uitrol van het decreet. Dat zijn vooral lokale besturen die door het decreet BOA vanaf 2026 veel financiële middelen verliezen.

De meerderheid stelde een BOA-regisseur of een interne werkgroep aan die buigt zich over de lokale uitrol van het decreet BOA (84%). Iets minder dan de helft (45%) bracht ook al de noden en behoeften van ouders, kinderen of partners in kaart via een omgevingsanalyse.
 

Samenwerken met externe partners

De meeste lokale besturen investeren veel in samenwerken met externe partners, zoals scholen, organisatoren van buitenschoolse opvang en vrijetijdsactoren. Van de respondenten geeft 72% aan dat ze de externe partners informeerden over het decreet BOA. Bij ongeveer een kwart nemen de externe partners ook deel aan stuur- of werkgroepen over BOA of is er al een lokaal samenwerkingsverband BOA opgericht. Bij 28% van de respondenten krijgt de samenwerking vorm door een samenwerkingsovereenkomst of subsidiereglement.

Een kwart van de respondenten zette momenteel nog geen stappen naar de externe partners. Ze plannen dat in de toekomst of willen eerst de interne gedragenheid voor het decreet BOA verbeteren.
 

Lessen en uitdagingen bij de uitrol

We bevroegen wat er goed en minder goed loopt bij de uitrol van het decreet BOA. Lokale besturen benadrukken vooral dat ze intern constructief samenwerken over buitenschoolse opvang en activiteiten. Bij ongeveer een derde is er al eensgezindheid en een gedragen visie op BOA.

Ondanks de inspanningen van lokale besturen om externe partners te informeren en te betrekken in de uitrol van het decreet, beoordelen ze die samenwerking met externe actoren niet altijd goed. Slechts een kwart vindt dat ze vlot samenwerken met externe partners. En bijna één vijfde van de respondenten omschrijft de samenwerking als stroef.

De belangrijkste drempel bij de uitrol van het decreet BOA is het tekort aan financiële middelen om de doelstellingen van het decreet te realiseren. Zowel lokale besturen die door het decreet financiële middelen verliezen, als lokale besturen die middelen bijkrijgen geven dat aan. De oproep van de VVSG, de Gezinsbond en het Vlaams Welzijnsverbond om meer middelen te investeren in buitenschoolse opvang en activiteiten is dus broodnodig.

Andere drempels die lokale besturen aangeven zijn:

Volgende stappen

De inzichten vanuit de bevraging gebruiken we in ons beleidsvoorbereidend werk en om ons ondersteuningsaanbod vorm te geven. Prioritair richten we ons op de volgende Vlaamse Regering. We vragen hen om veel meer financiële middelen te voorzien om de doelstellingen van het decreet te realiseren. Want elk kind heeft recht op rijke vrijetijdskansen en een gevarieerd en kwaliteitsvol aanbod van opvang en activiteiten na school.
 

Meer weten?

Rika Verpoorten