groot 2 (Medium).JPG
Provider image

De Europese Richtijn Single Use Plastics verplicht dat lidstaten vanaf 1 januari 2023 de kosten voor het zwerfvuilbeheer doorrekenen aan de producenten van een aantal producten die vaak terug te vinden zijn in het zwerfvuil. Op 14 juli 2023 verleende de Vlaamse Regering haar tweede principiële goedkeuring aan een Interregionaal Samenwerkingsakkoord die deze verplichting moet omzetten.

Op 14 juli 2023 verleende de Vlaamse Regering haar tweede principiële goedkeuring aan een voorontwerp van decreet dat instemt met een Interregionaal Samenwerkingsakkoord (ISA) zwerfvuil. Dat ISA zet de verplichting uit de Europese Richtlijn Single Use Plastics (SUP) om waarbij producenten de zwerfvuilkosten van onder andere gemeenten moet betalen. VVSG pleitte in haar Memorandum in 2019 ook voor dergelijke vergoeding. De regeling werd bij de tweede principiële goedkeuring evenwel sterk aangepast in vergelijking met wat in de eerste lezing in december 2022 werd goedgekeurd.

62,82 miljoen euro voor lokale besturen

Producenten van tabaksproducten, kauwgom, vochtige doekjes, ballonnen en huishoudelijke verpakkingen moeten vanaf 1 januari 2023 de zwerfvuilkosten van verschillende overheidsinstanties, waaronder de lokale besturen, betalen. Het gaat daarbij om de kosten van bewustmakingsmaatregelen, het opruimen van zwerfvuil (inclusief transport en verwerking), het beheer en ledigen van de publieke vuilnisbakken (inclusief infrastructuur- en exploitatiekosten, tansport en verwerking), de rapportering en een bijdrage in de algemene kosten van het zwerfvuilbeleid.

Het gaat over 77 miljoen euro voor het Vlaamse Gewest waarvan volgens de Nota aan de Vlaamse Regering 62,82 miljoen voor de lokale besturen bestemd is. Aanvankelijk was dat bij een eerste lezing door de Vlaamse Regering nog respectievelijk 114 miljoen euro en 98,5 miljoen euro. De Vlaamse Regering motiveert de aanpassing van de heffing door te stellen dat er in de omliggende landen voor een minder uitgebreide implementatie van de SUP-richtlijn wordt gekozen en dat dit aanleiding zou geven tot een negatieve impact op het concurrentievermogen van de bedrijven in België. Het zijn vooral de heffingen voor de kauwgom- en de verpakkingsproducenten waar de Vlaamse Regering stevig aan sleutelt:

  • Voor verpakkingen wordt het toepassingsgebied beperkt tot de scope van de SUP-richtlijn, met toevoeging van blik en sigarettendoosjes. Dit impliceert dat er geen zwerfvuilkost meer wordt doorgerekend voor glas, papier/karton en verpakkingen van niet-voedingsproducten. Voor drankverpakkingen wordt bovendien een progressieve daling van de heffing voorzien bij invoering van statiegeld of een gelijkwaardig systeem, maar dat is voorlopig niet gekoppeld aan de performantie van het statiegeldsysteem.
  • Voor de kauwgomsector is er eigenlijk geen sprake meer van een vergoeding van kosten. In plaats van een heffing van bijna 10 miljoen euro voor het Vlaams Gewest moet de kauwgomsector zelf een actieprogramma opmaken voor een budget van 3,5 miljoen euro gespreid over 5 jaar.

Twee opties voor vergoeding

Volgens het ontwerp van Interregionaal Samenwerkingsakkoord zouden lokale besturen in de toekomst kunnen kiezen tussen twee opties voor het ontvangen van een vergoeding: een financiële optie of een financieel-organisatorische optie.

  • In de financiële optie wordt het totaalbedrag dat toekomt aan alle Vlaamse lokale besturen volgens een verdeelsleutel verdeeld over de gemeenten. Deze verdeelsleutel (uitgedrukt in procent van het totale budget) kwam tot stand in overleg met VVSG en is gebaseerd op het oppervlakte aan zwerfvuilgevoelig grondgebied in een gemeente en de bijhorende opruiminspanning die nodig is om het huidige netheidsniveau te bereiken. Volgens het meest recente ontwerp van Interregionaal Samenwerkingsakkoord bedraagt het totaalbedrag dat toekomt aan alle lokale besturen 62,82 miljoen euro. 
     
  • In de financieel-organisatorische optie moet het lokaal bestuur een contract afsluiten met een organisme dat de producenten vertegenwoordigt (bijvoorbeeld Fost Plus), waarbij zowel de hoogte van de vergoeding als de aanwending van de middelen onderhandeld moet worden. VVSG uitte eerder al haar bedenkingen bij een model waarbij de producenten het zwerfvuilbeleid via individuele contracten met gemeenten zouden aansturen. Er is ook vrees dat de lokale besturen zullen achterblijven met verborgen kosten, en dat de focus vooral op meer opruimen zal liggen in plaats van op preventie.

Fost Plus sluit contracten met gemeenten om inzage te krijgen in kosten en operationele activiteiten

Het bedrijfsleven is sterk vragende partij om de financieel-organisatorische optie overal toe te passen, VVSG is voorstander dat lokale besturen de keuzemogelijkheid krijgen. Om meer informatie te verzamelen over de kostprijs van het gemeentelijk zwerfvuilbeleid sloot Fost Plus de afgelopen maanden contracten af met een aantal gemeenten. Via die contracten krijgt Fost Plus inzage in de kosten en operationele activiteiten van gemeenten, in ruil daarvoor sorteert Fost Plus de inhoud van de straatvuilnisbakken om waardevolle stromen te recupereren. OVAM voerde de afgelopen jaren in samenwerking met VVSG meerdere studies naar de hoeveelheid zwerfvuil en de bijhorende beleidskosten van onder andere lokale besturen, maar het bedrijfsleven stelt die berekening in vraag. Fost Plus stelt bovendien de efficiëntie van het zwerfvuilbeleid van gemeenten in vraag en vreest dat de middelen via de financiële optie niet zullen aangewend worden voor het zwerfvuilbeleid. Om die redenen is Fost Plus voorstander van individuele contractonderhandelingen met lokale besturen.

Volgens VVSG kunnen gemeenten ook in de financiële optie streven naar een verdere professionalisering van het zwerfvuilbeleid. Ze kunnen bijvoorbeeld binnen hun intergemeentelijk samenwerkingsverband de middelen gezamenlijk investeren in het zwerfvuilbeleid, of zich laten ondersteunen door Mooimakers. Ook het door de Vlaamse Regering nog goed te keuren Lokaal Materialenplan 2023-2030 zal gemeenten wellicht een aantal minimale verplichtingen opleggen zodra de zwerfvuilvergoeding van kracht is.

Toekomst Mooimakers?

Volgens de Nota aan de Vlaamse Regering gaat men uit van een verderzetting van Mooimakers zoals het op vandaag bestaat, namelijk als een samenwerkingsverband tussen OVAM, VVSG en Fost Plus, weliswaar gefinancierd door het bedrijfsleven. Dat betekent dus ook dat het team van Mooimakers zal blijven bestaan uit medewerkers van die drie partijen. Ook dat is een koerswijziging ten opzichte van de eerste principiële goedkeuring. Toen werd nog gekozen voor een volledige inkanteling van Mooimakers in de OVAM. Om die reden werd eind 2022 de overeenkomst tussen Fost Plus en OVAM voor de financiering van Mooimakers met 1 jaar verlengd.

Het is wel zo dat de financiële middelen van Mooimakers in de toekomst op een rekening bij OVAM zullen worden beheerd. Op vandaag ligt het financieel beheer grotendeels bij Fost Plus.

Budgetten nog niet inschrijven in begroting

Hoewel het ontwerp van Interregionaal Samenwerkingsakkoord uitgaat van een betaling van de zwerfvuilvergoeding met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023, raadt VVSG de gemeenten aan om de budgetten nog niet in te schrijven in de begroting. Er is immers nog te veel onduidelijkheid over de uiteindelijke regeling en vanaf wanneer die precies zal gelden.