De samenstelling van het windenergierecept van Eeklo
Een goed ruimtelijk beleid zorgt voor duidelijkheid
De Vlaamse overheid wenst dat alle bestemmingszones van het gewestplan in aanmerking komen voor de bouw van windenergieprojecten. Dat leidt tot een ad-hoc-aanpak waarbij de weerstand van de bevolking terecht groeit.
Het opmaken van een windplan was het eerste punt dat door de stad Eeklo in 1999 werd gerealiseerd. Op basis van een aantal afwegingscriteria werden drie locaties aangeduid die in aanmerking kwamen voor de ontwikkeling van één of meerdere windturbines. Dit plan werd na een uitgebreide informatiecampagne door de gemeenteraad goedgekeurd. Op die manier was het voor iedereen duidelijk waar voor de stad windenergieprojecten konden gerealiseerd worden en waar niet. De vrees dat er overal windmolens zouden verschijnen en dat de stad zou omsingeld worden door dergelijke projecten werd hierdoor weggenomen.
Ook voor projectontwikkelaars werd het duidelijk waar de stad positief op een vergunningsaanvraag zou reageren en waar niet. Het plan werd dan ook gebruikt als afwegingskader voor ingediende projecten.
In het latere provinciaal ruimtelijk uitvoeringplan (PRUP) Windplan Eeklo-Maldegem (2015) is dezelfde methodiek gehanteerd. Rond de zone voor windturbines langs de N49 werd een uitsluitingszone voor dergelijke projecten van vijf kilometer opgenomen.
Het bouwen van windturbines is geen doel op zich. Windenergie vormt een techniek die ons op korte termijn de doelstellingen rond hernieuwbare energie en het verminderen van de CO2-uitstoot helpt halen. Binnen afzienbare termijn zijn er waarschijnlijk andere methodes om groene elektriciteit te produceren en kunnen de gebouwde windturbines misschien weer worden afgebroken.
Het geheel kaderen in het Burgemeestersconvenant of lokale klimaatplannen verduidelijkt voor de bevolking het belang en het waarom van deze projecten.
Samen met Hogeschool Gent realiseerde de stad een aantal plannen waarin visies op het toekomstige energielandschap werden uitgewerkt. Die documenten zijn tijdens klimaatcafés als communicatiemiddel gebruikt. De boeiende discussies die hieruit voortvloeiden gaven de bewoners inzicht in hoe onze omgeving er binnen 20 of 30 jaar kan uitzien en welke meerwaarde hierdoor kan ontstaan voor de kwaliteit van het landschap.
Rechtstreekse burgerparticipatie. De bewoners als mede-eigenaar
De stad realiseerde 6 windturbines op publieke eigendommen. Bij het aanbesteden van het recht van opstal voor het bouwen van deze turbines werd steeds gevraagd hoe de projectontwikkelaars een rechtstreekse financiële participatie voor de bewoners in het project zullen organiseren en dit via een coöperatieve formule.
Belangrijk is dat onder andere de zeven coöperatieve principes, geformuleerd door de Internationale Coöperatieve Alliantie, als richtsnoer worden gebruikt (ICA-principes). Economische participatie, democratische controle door de leden en onafhankelijkheid zijn een paar van de aandachtspunten. De vaststelling is dat de meeste coöperanten rond de gebouwde windturbines wonen. Die bewoners zijn tijdens de communicatiecampagnes het meest bij de projecten aangesproken en hebben dan ook een grote betrokkenheid. Nog een bijzondere vaststelling. Coöperanten, die ook elektriciteit van de coöperatie afnemen, verbruiken de helft minder stroom dan de gemiddelde Vlaming.
Een ander voordeel van de coöperatieve aanpak stelt zich bij de exploitatie van de windturbines. Op het grensgebied met de gemeente Maldegem werd een paar jaar geleden een geluidsprobleem vastgesteld bij windturbines van verschillende projectontwikkelaars. De coöperatieve nam het voortouw in het zoeken naar oplossingen. Het probleem werd op korte termijn uit de wereld geholpen.
En waarschijnlijk voor Vlaanderen heel merkwaardig: er zal een bestaande windturbine geherlocaliseerd worden omdat ze niet meer past in de ruimtelijke visie. De turbine op de vergunde locatie aan de Zandvleuge zal worden afgebroken nadat de nieuwe coöperatieve turbine aan de Huysmanhoeve langs de N49 is afgewerkt.
Dergelijke actie is waarschijnlijk alleen maar mogelijk omdat de burgers mede-eigenaar zijn. Wie anders zou in Vlaanderen een vergunde locatie, en die zijn schaars, verlaten?
Het doel van de stad is streven naar 50% financiële participatie in windenergieprojecten door burgers. De provincie Oost-Vlaanderen stelt 20% voorop.
Meerwaarden voor de stad en de burgers
Bij de aanbesteding van het recht van opstal op publieke eigendommen wordt niet meer gevraagd hoeveel huurgeld men biedt. Er wordt in de oproep een vast bedrag meegegeven. Wel wordt gepeild naar welke meerwaarden voor de omgeving de projectontwikkelaars aanbieden.
Zo werden tal van energieprojecten voor de stad gerealiseerd: een zonneluifel op het dorpsplein van Balgerhoeke, een warmtenet tussen het Stadskantoor en de aanpalende Kringwinkel, de studie rond een grootschalig warmtenet, enz.
De provincie Oost-Vlaanderen heeft op basis van dit concept, voor het uitwerken van het windplan Maldegem-Eeklo, een omgevingsfonds opgericht. Rond de zone voor windturbines in het PRUP is een perimeter van 800 meter afgebakend waarbinnen de middelen van het fonds door de bewoners kunnen besteed worden, en dat voor collectieve energieprojecten en landschapsingrepen.
Door die aanpak vloeien er ook financiële winsten uit windenergieprojecten naar de rechtstreeks betrokken bewoners.
Hoe dit beleidsmatig verankeren?
De stad Eeklo heeft in 2014 een gemeenteraadsbesluit goedgekeurd waarbij voor alle windenergieprojecten, ook voor deze die niet op openbare eigendommen gesitueerd zijn, zal gestreefd worden naar minimaal 50% rechtstreekse participatie door de burgers en de overheid. Bovendien wordt gevraagd om per jaar 5000 euro bij te dragen aan het omgevingsfonds en 5000 euro per jaar te storten aan de stad.
De provincie Oost-Vlaanderen heeft gelijkaardige stappen ondernomen. Jammer dat de Vlaamse overheid geen juridisch kader wenst uit te werken waardoor die besluiten afdwingbaar worden.
Hoe dan ook, het besluit geeft, net zoals het windplan, een duidelijk signaal naar projectontwikkelaars. En is het niet zo dat duurzame ondernemers lokale, democratisch genomen beslissingen volgen?
Het stads- en het provinciebestuur wijzen de projectontwikkelaars dan ook regelmatig op het feit dat rechtstreekse burgerparticipatie een voorwaarde blijft. Beide besturen beraden zich voor het ogenblik hoe ze hier verder zullen mee omgaan. Duidelijk communiceren naar het publiek wie zich aan de voorwaarden houdt en wie niet behoort tot de mogelijkheden.
Recept aanpasbaar voor warmte- en zonneprojecten?
De geformuleerde aanpak wordt vandaag ook gebruikt voor het realiseren van een grootschalig warmtenet door een consortium van twee projectontwikkelaars, een multinational die samenwerkt met een burgercoöperatie.
Bij de afvalenergiecentrale IVM op het grondgebied van Eeklo blijft er genoeg restwarmte over om alle gebouwen van Eeklo te verwarmen. IVM is verplicht om na te gaan hoe die restwarmte via een warmtenet kan worden ingezet.
Het stadsbestuur nam ook hier het heft in eigen handen. Dit om te maken dat het warmtenet onder de voorwaarden van de stad zou gerealiseerd worden.
In 2016 schreef het bestuur een aanbesteding uit om een concessie te verlenen voor het realiseren van een warmtenet op het domein van de stad. Niet eventuele financiële opbrengsten maar wel de betrokkenheid via rechtstreekse participatie van de bevolking en engagementen voor het realiseren van hernieuwbare energieprojecten voor de stad, speelden onder andere een essentiële rol bij de toewijzing van het project. Belangrijk hierbij is dat projecten die in relatie staan met de bestrijding van kans armoede de voorkeur kregen.
Het warmtenet zal grotendeels uitgerold worden in bestaande wijken. Het is niet evident om bestaande woningen of bedrijven verplicht te laten aansluiten. Door bewoners mede-eigenaar van het net te maken, is de kans op een grote aansluitingsgraad reëel.
De planning is dat eind 2019 de eerste buis de grond ingaat.
Een nieuw idee is het ontwikkelen van een zonnegordel langs de N49. In dit project zal geijverd worden om een zonneproject te combineren met waterbuffering en het verhogen van de biodiversiteit. De zonnegordel zal een overgangszone vormen tussen de N49 en de zuidelijk gelegen gebieden. Die meerwaarde zal gecombineerd worden met eigenaarschap van burgers.