Het decreet van 17 februari 2023 wijzigt op verschillende punten het decreet over het lokaal bestuur.

Op vlak van financiën zijn de volgende elementen van toepassing vanaf 8.04.2023:

  • art. 41 DLB:
    • verduidelijking dat de tariefdifferentiatie van de opcentiemen op de onroerende voorheffing betrekking kan hebben op zowel lagere als hogere tarieven ten opzichte van een vastgesteld basistarief
    • subsidiereglementen en nominatieve subsidies: deze moeten een bepaling bevatten dat de gesubsidieerde zich engageert om het belang van het gebruik van het Nederlands te erkennen bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten
  • art. 78 DLB: Er wordt verduidelijkt dat OCMW’s, net als gemeenten, met een retributiereglement een billijke vergoeding kunnen vragen voor verstrekte diensten.

MvT: “Overeenkomstig artikel 78, eerste lid, van het decreet over het lokaal bestuur kan de raad voor maatschappelijk welzijn zijn bevoegdheden delegeren naar het vast bureau. Met betrekking tot de retributies kan dit evenwel niet voor wat betreft het vaststellen van de machtiging tot het heffen van de retributies en de voorwaarden ervan, inclusief de verminderingen en vrijstellingen. Met andere woorden, de raad voor maatschappelijk welzijn dient zelf het kader vast te stellen, maar kan de verdere uitwerking delegeren naar het vast bureau.”

  • Art. 177 DLB: Het debiteurenbeheer kan plaatsvinden rekening houdend met onder meer de doelstelling van bestrijding en voorkoming van armoede en overeenkomstig het lokaal beleid.

MvT: “Het komt de lokale overheden toe binnen hun lokaal beleid en de uitoefening van hun lokale bevoegdheden, bij te dragen aan de doelstelling van algemeen belang van armoedebestrijding en bijvoorbeeld initiatieven te nemen ter voorkoming van schuldopbouw in de strijd tegen armoede, (cfr. Het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding 2020-2024, 7.1.13). De lokale overheden zijn autonoom bij het invullen van initiatieven hiertoe. Zo kunnen ze opteren voor een centralisatie van invorderingen over diensten heen, om een toename in invorderingskosten te voorkomen en in een centraal afbetalingsplan te voorzien voor burgers die zich in een situatie van armoede bevinden. De kwetsbare burger moet zo slechts één keer zijn verhaal doen en conform het only once principe worden zijn gegevens slechts éénmaal bij hem opgevraagd of bekomen via authentieke bronnen. Dergelijke initiatieven van doelgroepgericht ‘globaal debiteurenbeleid’ kunnen de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk maken. Dit is onder meer het geval wanneer, teneinde financieel kwetsbare burgers of burgers in armoede te kunnen identificeren, de verwerking van persoonsgegevens, door consultatie van onder andere de authentieke bron van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid (KSZ), noodzakelijk is (conform het principe van de unieke gegevensinzameling, vermeld in artikel III.69 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018). De uitwisseling van persoonsgegevens van debiteuren over de verschillende stadsdiensten heen, brengt verder ook een verwerking van persoonsgegevens met zich mee. De verwerkingen van persoonsgegevens binnen deze initiatieven kaderen dan binnen een doelstelling van algemeen belang [1] , namelijk de bestrijding en voorkoming van armoede. Als een lokaal bestuur een dergelijk initiatief onderneemt, zal het ook reglementen moeten vaststellen die, in lijn met de AVG, voorzien in een regelgevend kader waarin de gemeente rekening houdt met artikel 6.3 van de AVG en onder meer volgende essentiële elementen worden opgenomen: - het doeleinde van de verwerking; - de types of categorieën van te verwerken persoonsgegevens; - de betrokkenen; - de entiteiten waaraan en doeleinden waarvoor de persoonsgegevens mogen worden verstrekt; - de opslagperioden; - de aanduiding van de verwerkingsverantwoordelijke.”

  • Art. 235 DLB: er is geen verplichting meer van de gemeenteraad om kwijting te verlenen aan de bestuurders van het AGB na de goedkeuring van de rekeningen.

Mvt: “In het geval dat de samenstelling van de raad van bestuur van het autonoom gemeentebedrijf identiek is aan die van de gemeenteraad, verleent die gemeenteraad in feite kwijting aan zichzelf. Hoewel kwijting een belangrijk instrument is als bevestiging van het feit dat de bestuurders aan hun verplichtingen hebben voldaan, is deze kwijting niet noodzakelijk. Dat geldt ook voor het geval waarbij de raad van bestuur niet samenvalt met de gemeenteraad maar daarvan een weerspiegeling is. De gemeente beschikt immers over voldoende andere middelen om haar rechten ten overstaan van het autonoom gemeentebedrijf, te doen gelden (zie artikel 231 e.v. van het decreet over het lokaal bestuur: besluitenlijsten, beleidsrapporten, beheersovereenkomst, etc.). De wijziging belet niet dat de raad nog steeds deze kwijting zou verlenen.”

  • Art. 257 DLB: aanpassing van het DLB zodat bij een aanpassing van het meerjarenplan het ook mogelijk is om de kredieten van het lopende jaar vast te stellen in het jaar zelf.

Mvt: “Het decreet over het lokaal bestuur bevat geen expliciete regeling om de kredieten voor het lopende jaar vast te stellen in het jaar zelf. In de situatie dat de gemeente en het OCMW op 1 januari geen vastgesteld meerjarenplan hebben, moeten ze de kredieten voor het lopende boekjaar kunnen vaststellen in dat jaar zelf. Deze toevoeging verduidelijkt dat de besturen in die situatie hun meerjarenplan kunnen aanpassen om alleen de kredieten voor het lopende boekjaar vast te stellen.”

  • Art. 258 DLB: overdracht kredieten voor investeringen en financieringen, én op te nemen leningen en leasings en toegestane leningen en betalingsuitstel.

MvT: “Het verduidelijkt dat gemeenten en OCMW’s, naast de onderdelen van kredieten voor investeringen die door omstandigheden niet aangewend zijn in een bepaald boekjaar, ook de ongebruikte ontvangstenkredieten voor leningen en leasings en de resterende uitgavenkredieten voor toegestane leningen kunnen overdragen naar het daaropvolgende boekjaar. De lokale besturen financieren hun investeringsuitgaven vaak met leningen of leasings. Voor een vlotte werking is het belangrijk dat ze, samen met de niet-gebruikte kredietgedeelten voor investeringsuitgaven, ook de niet-aangewende kredietgedeelten voor de financiering van die investeringsuitgaven kunnen overdragen. Bovendien moet het voor een gemeente of OCMW ook mogelijk zijn om niet-aangewende kredietgedeelten over te dragen voor de uitvoering van investeringen die derden, zoals een autonoom gemeentebedrijf, een welzijnsvereniging of een vzw, uitvoeren met toegestane leningen vanuit de gemeente of het OCMW.”

  • Art. 269 DLB: indien de kredieten ontoereikend zijn kon tot nog toe bij uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden vereist zijn de gemeenteraad over de uitgaven beslissen, inclusief de bevoegdheid over het voeren van de plaatsingsprocedure, de gunning en de uitvoering van de opdracht. Die laatste drie elementen zitten ook in normale omstandigheden niet bij de raad, maar altijd bij het uitvoerende orgaan. Door de opheffing van [het respectieve, nvdr] lid geldt ook bij dwingende en onvoorziene omstandigheden voortaan de bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen onverkort overeenkomstig artikel 56, §3, 4° tot en met 6°, en artikel 56, §4, van het decreet over het lokaal bestuur.
  • Art. 272 DLB: decretale verankering van de FAQ dat er geen dubbele handtekening van de algemeen en financieel directeur vereist is voor girale transfers tussen de gemeente en het OCMW
  • Art. 279 DLB: De financieel directeur kan bij een authentieke akte over onroerende verrichtingen van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, zijn bevoegdheid tot het ondertekenen van de akte, na het verlenen van kwijting, overdragen aan een medewerker van het notariskantoor, die hij aanwijst. De overdracht van die bevoegdheid gebeurt via een authentieke volmacht en beperkt zich tot de akte die in de volmacht wordt vermeld. De medewerker van het notariskantoor aan wie de opdracht is gegeven, vermeldt die opdracht bij zijn handtekening.

MvT: “Met het decreet van 16 juli 2021 tot aanpassing van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat de delegatie van de bevoegdheid voor het ondertekenen van authentieke akten over onroerende verrichtingen betreft, werd voor de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn en de algemeen directeur in de mogelijkheid voorzien om volmacht te verlenen aan een notarismedewerker bij de ondertekening van akten betreffende onroerende verrichtingen. Op die manier kunnen zij onder meer ook een akte vanop afstand bijwonen. Voor de volledige toelichting kan naar de toelichting van het aangehaalde voorstel van decreet verwezen worden (Parl.St. Vl.Parl 2020-21, nr. 845/1). De financieel directeur werd bij deze wijziging niet in aanmerking genomen, wat betekent dat de financieel directeur wel nog steeds fysiek bij de akte aanwezig moet zijn om kwijting te geven. Het is evenwel nuttig dat de financieel directeur dezelfde mogelijkheid tot volmacht krijgt als de voorzitter van de gemeenteraad/raad voor maatschappelijk welzijn en de algemeen directeur. Het is niet wenselijk dat de bevoegdheid tot kwijting zelf overgedragen wordt omdat dit raakt aan de basistaken van de financieel directeur. Daarom wordt enkel de bevoegdheid tot ondertekening overgedragen. De kwijting moet namelijk expliciet in de akte bevestigd worden door de hiertoe bevoegde persoon (zijnde de financieel directeur op basis van artikel 177 van het decreet over het lokaal bestuur). Door de ondertekeningsbevoegdheid over te dragen na het verlenen van de kwijting, kan de financieel directeur bij een akte op afstand via videoconferentie de akte bijwonen en na het verlenen van de kwijting de bevoegdheid tot ondertekening overdragen aan een medewerker van het notariskantoor.”

  • Art. 411: schrapping uit het DLB van de verplichting van de neerlegging van de jaarrekening van projectverenigingen bij de Nationale Bank

MvT: “Dit artikel wijzigt artikel 411 van het decreet over het lokaal bestuur zodat de bepaling over de neerlegging van de jaarrekeningen bij de Nationale Bank van België, en de afwijking daarvan in het geval de projectvereniging de BBC volgt, wordt geschrapt. Wie, wat en hoe bij de Nationale Bank moet neerleggen wordt bepaald in het Wetboek Economisch Recht.”

 

Een volledig overzicht vindt u in de tekst aangenomen door de plenaire vergadering en in de memorie van toelichting.