Reglement van orde van de politieraad

In de WGP spreekt men over een reglement van orde van de politieraad. Dat is vergelijkbaar met het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad. Het is een belangrijk werkinstrument voor de raadsleden. Elke politieraad bepaalt haar eigen reglement en kan beslissen om het aan te passen.

Het reglement van orde werkt de rechten (en plichten) concreet uit door in specifieke procedures te voorzien, bijvoorbeeld de organisatie van het inzagerecht. Het reglement van orde kan de rechten van de politieraadsleden concretiseren en aanvullen, maar kan er niet tegen ingaan. De raadsleden moeten de bepalingen ervan naleven.

De VVSG zal een model van reglement van orde van de politieraad ter beschikking stellen.

Welke rechten heb je als politieraadslid?

Inzagerecht

Verwar het inzagerecht niet met openbaarheid van bestuur. Dit laatste heeft betrekking op inwoners of betrokken personen die hun dossier willen komen inkijken bij een openbaar bestuur. Het inzagerecht is een recht voor de raadsleden. Het inzagerecht van het politieraadslid is vergelijkbaar met het recht van een gemeenteraadslid.

Er bestaan twee soorten inzagerecht.

  1. Het inzagerecht naar aanleiding van een zitting van de politieraad of ook het specifiek inzagerecht. Alle stukken van de agendapunten liggen voor jou als politieraadslid ter inzage vanaf het verzenden van de agenda op een plaats zoals bepaald door het reglement van orde (artikel 25/1 § 2 WGP).
     
  2. Maar als politieraadslid beschik je ook over een ruimer inzagerecht of het algemeen inzagerecht. Als politieraadslid heb je inzage in alle akten en stukken over het bestuur van de politiezone, volgens de voorwaarden van het reglement van orde. Geen enkel document mag aan jouw onderzoek worden onttrokken. Je moet met volledige kennis van zaken kunnen oordelen over alle punten die worden voorgelegd.

Zijn er uitzonderingen? 

Ja. Het is niet van toepassing op stukken van ‘algemeen belang’, zoals processen-verbaal, rapportage aan de gerechtelijke overheden of aanhoudingen. Naast deze inhoudelijke beperking is het inzagerecht ook niet absoluut: dat wil zeggen dat er ook vormelijke beperkingen bestaan. Zo geldt het inzagerecht enkel op gefinaliseerde stukken, niet op ontwerpdocumenten of voorontwerpen of andere stukken die nog in opmaak zijn.

Als politieraadslid blijf je zelf verantwoordelijk voor het gebruik van de (vertrouwelijke) inlichtingen uit de dossiers. Wanneer het inzagerecht niet wordt gerespecteerd, en je stukken ten onrechte niet krijgt, kan je klacht indienen bij de toezichthoudende overheid.

Inzage in de notulen van het politiecollege?

Er bestaat geen algemene regeling voor het bezorgen van de notulen van het politiecollege aan de politieraadsleden. Raadsleden hebben de mogelijkheid om de notulen van het politiecollege in te zien, maar de grenzen daarvan worden bij voorkeur vastgelegd in het reglement van orde van de politieraad. Ook op dit inzagerecht bestaan uitzonderingen, bijvoorbeeld voor wat betreft gegevens die de persoonlijke levenssfeer raken. Dat is anders bij de vergaderingen van het college van burgemeester en schepenen: daar worden de notulen aan de gemeenteraadsleden bezorgd op de wijze bepaald door het huishoudelijk reglement van de gemeenteraad.

Agendapunten aanbrengen voor de politieraad

Als politieraadslid kan je punten voor de agenda van de politieraad aanbrengen. Je moet de agendapunten uiterlijk vijf werkdagen vóór de vergadering overhandigen aan de voorzitter, vergezeld van een verklarende nota of van elk document dat de politieraad kan voorlichten. Als je deze voorwaarden naleeft, dan maakt het punt deel uit van de agenda. Dat agendapunt kan dan door het politiecollege niet geweerd worden.

Schriftelijke en mondelinge vragen

Je hebt het recht om aan het politiecollege mondelinge en schriftelijke vragen te stellen. Het reglement van orde bepaalt de voorwaarden hoe je dit recht kunt uitoefenen.

De korpschef of zijn aangewezen medewerkers verstrekken technische informatie over de dossierstukken aan de politieraadsleden die hierom vragen. Het reglement van orde bepaalt de regels voor het geven van die informatie. Als je een mondelinge of schriftelijke vraag richt tot de korpschef (bv. naar aanleiding van een krantenbericht), is hij verplicht om antwoord op die vraag te geven. Dat vloeit voort uit de bevoegdheid van de korpschef om de vergaderingen van de politieraad en het politiecollege bij te wonen en de zaken die aan de politieraad en het politiecollege worden voorgelegd voor te bereiden. De korpschef moet niet antwoorden op vragen over lopende opsporings- en gerechtelijke onderzoeken, omdat dat een schending kan uitmaken van het beroepsgeheim en het geheim van het vooronderzoek.

Bijstand van een vertrouwenspersoon voor een raadslid

Een politieraadslid dat wegens een handicap het mandaat niet zelfstandig kan vervullen, kan zich door een vertrouwenspersoon laten bijstaan volgens de regionale spelregel. De vertrouwenspersoon kan vrij door het politieraadslid worden gekozen. De vertrouwenspersoon moet minstens achttien jaar zijn en legaal binnen de Europese Unie verblijven. Hij of zij mag zich niet in een situatie van uitsluiting of onverenigbaarheid als gemeenteraadslid bevinden. De vertrouwenspersoon mag in geen geval lid zijn van het personeel van de politiezone.

Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde rechten en plichten als het politieraadslid, maar krijgt geen presentiegeld. We stellen vast dat de vertrouwenspersoon van een gemeenteraadslid wel presentiegeld krijgt op basis van het DLB. De VVSG vraagt aan Minister van Binnenlandse Zaken om een einde te maken aan deze ongelijkheid.

Welke plichten heb je als politieraadslid?

Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht

Politieraadsleden hebben géén onschendbaarheid en kunnen vervolgd worden voor wat ze in de politieraad zeggen. We verwijzen hiervoor naar de plichten die je als gemeenteraadslid hebt omdat de WGP geen uitdrukkelijke bepalingen bevat. Als tegenhanger voor het ruime inzagerecht mogen raadsleden vertrouwelijke gegevens niet openbaar maken.


Beroepsgeheim, geheimhoudingsplicht en discretieplicht zijn termen die vaak door elkaar gebruikt worden. De wet- en decreetgever voorzien geen duidelijke definitie. Rechtsleer en rechtspraak proberen zoveel mogelijk te verduidelijken, maar zorgen ook voor tegenspraak. Het is in de praktijk dan ook niet vanzelfsprekend om deze begrippen van elkaar te onderscheiden.

De VVSG ziet het als volgt: beroepsgeheim en geheimhoudingsplicht zijn synoniemen. Het beroepsgeheim wordt opgelegd door art. 458 van het Strafwetboek, waardoor inbreuken strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Het decreet lokaal bestuur bevestigt in art. 29 §4 dat deze geheimhoudingsplicht van toepassing is. Naast een mogelijke strafsanctie kan een inbreuk op het beroepsgeheim ook schade berokkenen en aanleiding geven tot een schadevergoeding. Wat een ‘geheim’ is, wordt niet gedefinieerd. We mogen aannemen dat dit in een lokale context gaat om informatie die:

  • het raadslid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie;
  • niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden;
  • in het kader van een vertrouwensrelatie toevertrouwd werd.

Discretieplicht is een verzamelbegrip waarvoor soms een wettelijke basis bestaat en soms niet. Het gaat om informatie die:

  • het raadslid enkel kent door de uitoefening van zijn mandaat of functie;
  • niet over publieke feiten gaat en dus niet gekend is door derden.

Raadsleden hebben de plicht om bij het communiceren voorzichtigheid te hanteren. Als een raadslid informatie onthult die niet openbaar mag worden gemaakt, kan dat leiden tot fouten en mogelijk schade veroorzaken. Deze fout kan resulteren in aansprakelijkheid voor schadevergoeding.

Deontologische plichten

De WGP verplicht geen deontologische code voor de politieraadsleden, waardoor de meeste politieraden er geen hebben. Dat staat in contrast met de gemeente en het OCMW, waar elk bestuur wel een deontologische code voor politici heeft. De deontologische code geeft een belangrijk kader waarbinnen elk raadslid veilig kan werken. Ze regelt ook de samenstelling, werking en bevoegdheden van de deontologische commissie. Om te weten welke deontologische bepalingen je als mandataris moet naleven, moet je de eigen deontologische code van jouw gemeente opvragen. Blijven er concrete vragen die moeilijk opgelost geraken, dan kan je beroep doen op de reflectiekamer integriteit van de VVSG.

Maar kan je als politieraad(slid) terugvallen op de deontologische code voor de gemeenteraad, waaraan men als gemeenteraadslid is gebonden? Uiteindelijk is ieder politieraadslid ook gemeenteraadslid, maar toch verschilt de werking van de politiezone en de politieraad soms sterk van de gemeente en de gemeenteraad. De deontologische code voor de gemeenteraadsleden kan zeker wel ter inspiratie dienen wanneer de politieraad zelf een deontologische code wenst.