De afschaffing van de opkomstplicht voor de lokale verkiezingen is maar een kleine passage in het interview met minister Bart Somers op pagina 10. Het lijkt een detail: nog even terloops vermelden dat we de opkomstplicht afschaffen. Dit stokpaardje van de liberalen is al zo oud als de Open VLD zelf (1992, Kortrijk). In de loop van die drie decennia zijn alle argumenten voor en tegen uitentreuren de revue gepasseerd. Nu lijkt het voorstel haast geruisloos naar een beslissing te groeien. Vooruit dan maar, Bart, dat we daarvan af zijn. Ik vind het voorstel en de sfeer errond verontrustend.
De opkomstplicht voor de regionale en nationale verkiezingen blijft behouden. We krijgen dus verschillende spelregels in dezelfde democratie. Voorstanders van de afschaffing verwijzen naar het buitenland, maar kent u veel landen waar de democratische plichten van burgers variëren per bestuursniveau? Deze regeling maakt nu ook van het democratische systeem een koterij.
Het onbedoelde neveneffect van die selectieve afschaffing is de beeldvorming van een tweederangsdemocratie. Als het echt om de knikkers gaat, op regionaal en nationaal niveau, blijft het verplicht, het moet niet te gek worden. Voor het lokale gepruts hoeft het niet echt, u bekijkt maar of u dat met uw zondagse fietstocht gecombineerd krijgt. Lukt het niet, even goede vrienden. Die beeldvorming staat haaks op het grote belang dat, onder andere door Bart Somers, terecht steeds meer aan de lokale democratie wordt gehecht voor de renovatie van de representatieve democratie.
Ik vind de onverschilligheid over dit voorstel sluipend gif voor onze democratie. In die drie decennia is de representatieve democratie, waarvan verkiezingen de hoogmis zijn, in een diepe crisis beland. Het vertrouwen in politieke partijen (de dragers van de representatieve democratie) en het vertrouwen in de politiek (het cement van een democratie) zijn bijzonder laag. Het kan veel mensen allicht inderdaad nog maar weinig schelen: stemmen of niet stemmen, wat maakt het toch allemaal uit? Ze doen (toch) maar. Niet meer moeten stemmen is voor velen de politieke goedkeuring van het mentaal afhaken van politiek. Zeker op lokaal niveau werkt dat bevreemdend. Hoe ga je om met burgers die niet willen stemmen maar wel parmantig vooraan willen zitten op participatiebijeenkomsten als hun belang in het geding is? De combinatie van representatie en participatie raakt uit balans.
De opkomst voor de Nederlandse verkiezingen lag in 1986 op 73% en in 2018 op 46,3%. Nederlandse burgemeesters hoeven zich niet aan de kiezer te presenteren. Hoe comfortabel zou u zich als Vlaamse burgemeester voelen als u wist dat de helft van wie u op straat ontmoet, niet heeft gestemd en dat u een minderheidskabinet leidt? Het woord ‘draagvlak’ zult u in elk geval spaarzamer moeten gebruiken. Nederland heeft bovendien een meer ontwikkelde publieke democratische cultuur en minder partijpolitisering en het steunt op veel sterkere gemeenteraden dan ons land. De praktijk van de representatie compenseert in Nederland meer dan in Vlaanderen het democratische deficit van de verkiezingen.
Onderzoek toont dat de afname van de opkomst in Nederland ook systematisch tot een groeiende ondervertegenwoordiging leidt van mensen met een lager diploma. Alle onderzoek wijst op één constante: hoe minder mensen stemmen, hoe groter de kloof in de diplomademocratie wordt. Die kloof tussen hoog- en laaggeschoolden is steeds meer de grote breuklijn in onze democratie. Nu al zijn onze gemeenteraden, onze colleges en onze ambtenarenkorpsen overwegend door mensen uit de middenklassen bevolkt. Nu al is het dominante beleid van onze lokale besturen een middenklassenbeleid, ook het sociaal beleid dat overwegend op middenklassennormen steunt. Nu al worden vormen van lokale participatie gedomineerd door mensen uit de middenklasse.
De veel bejubelde lokale burgerinitiatieven geven vorm aan het ‘goede leven’ zoals de beter gegoede middenklassenburgers dat voor zichzelf verbeelden. De middenklassendemocratie is overwegend wit. Laaggeschooldheid valt deels samen met diversiteit. De afschaffing van de opkomstplicht vergroot de ongelijkheid in onze samenleving en versterkt het grootste politieke probleem in onze samenleving.
Het fundament van de representatie is dat elke burger gelijk is en iedereen evenveel stem heeft. Het is het enige moment van inclusiviteit. Natuurlijk werkt de opkomstplicht niet perfect en moeten politici ook dan burgers beter overtuigen hun stem actief te gebruiken. We weten echter zeker dat het afschaffen van de opkomstplicht dat gelijkheidsprincipe onderuit haalt. De representatieve democratie is ziek. Het gebrek aan vertrouwen is een dodelijk virus. De kloof tussen hooggeschoolden en lagergeschoolden leidt tot steeds meer maatschappelijke spanningen. De opkomstplicht afschaffen versterkt de ongelijkheid van kansen. Het maakt de representatieve democratie nog exclusiever dan ze al is. •
Filip De Rynck is columnist van Lokaal met dank aan Bram Wauters, Johan Ackaert, Ruth Dassonneville en Mark Bovens.
Voor Lokaal 10 | 2020